ECLI:NL:RBALM:2010:BN8509

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-710389-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan gewapende overval op cafetaria in Enschede

Op 28 september 2010 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die medeplichtig was aan een gewapende overval op een cafetaria in Enschede. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 240 uren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om € 2.750,-- schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger van de overval kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige, omdat hij als chauffeur had gefungeerd en op de plaats delict had gewacht terwijl zijn mededaders de overval pleegden. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij blijk had gegeven van spijt. De rechtbank legde een geclausuleerde gevangenisstraf op, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk was aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, die deels werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij voor een deel van zijn vordering niet-ontvankelijk was, omdat dit deel niet in het strafgeding kon worden afgedaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de rechtbank hief het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Sector strafrecht
parketnummer: 08/710389-10
datum vonnis: 28 september 2010.
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 4],
geboren op [1989] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB de Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 september 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouwmr. P.M. Breukink, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
samen met een of meer anderen een gewapende overval heeft gepleegd, danwel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafetaria aan de
[adres] heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer euro 600,--) en/of een
horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria
de Snackhoek en/of [slachtoffer 6], en/althans/in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben geroepen/gezegd -zakelijk weergegeven- dat het
een overval betrof en dat ze geld wilden, en/of
- (daarbij/vervolgens) een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht (gehouden);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[verdachte 5] op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafetaria aan de
[adres] heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer euro 600,--) en/of een
horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria
de Snackhoek en/of [slachtoffer 6], en/althans/in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die [verdachte 5] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan die [verdachte 5] en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [verdachte 5]
en/of zijn mededader(s):
- tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben geroepen/gezegd -zakelijk weergegeven- dat het
een overval betrof en dat ze geld wilden, en/of
- (daarbij/vervolgens) een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht (gehouden)
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen met een of meer
ander(en) op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Enschede en/of
elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door door die [verdachte 5] en/of zijn
mededader(s) naar en/of (met de buit) van de plaats van het misdrijf te
vervoeren en/althans het vervoer van die [verdachte 5] en/of zijn mededader(s) naar
en/of van de plaats van het misdrijf te regelen/organiseren;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Verder heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot een bedrag van € 4.600,-- gevorderd met oplegging van de Terwee-maatregel en met niet ontvankelijkheid van het overige deel van de vordering.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 27 februari 2010 betrokken is geweest bij de overval op cafetaria de Snackhoek te Enschede. Anders dan de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank tot het oordeel dat het aandeel dat verdachte in die overval heeft gehad niet het primaire maar het subsidiaire onderdeel van het tenlastegelegde oplevert.
De gedragingen van verdachte met betrekking tot de overval op 27 februari 2010 en diens samenwerking met zijn mededaders waren, naar het oordeel van de rechtbank, niet zodanig hecht en intensief dat verdachte als medepleger van het feit moet worden aangemerkt. Wel is zijn aandeel zodanig geweest dat sprake is van medeplichtigheid bij het tenlastegelegde feit.
5.1 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[verdachte 5] op 27 februari 2010 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een cafetaria aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag en een horloge, toebehorende aan Cafetaria de Snackhoek en/of [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [verdachte 5] en één van zijn mededaders:
- tegen die [slachtoffer 6] hebben geroepen -zakelijk weergegeven- dat het
een overval betrof en dat ze geld wilden, en
- daarbij een pistool op die [slachtoffer 6] hebben gericht gehouden
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 27 februari 2010 in de gemeente Enschede opzettelijk behulpzaam is geweest door die [verdachte 5] en zijn mededaders naar en met de buit van de plaats van het misdrijf te vervoeren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 48, 49 en 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair het misdrijf:
medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het subsidiair bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
In de maanden januari en februari 2010 heeft een groep personen, in vaak wisselende samenstelling, een aantal brute overvallen gepleegd op met name horecagelegenheden in Enschede. Verdachte is bij één van die overvallen op verzoek van één van zijn mededaders als chauffeur opgetreden. Samen met drie anderen, waarvan er twee waren voorzien van bivakmutsen en gewapend waren met vuurwapens, is hij op 27 februari 2010 naar een cafetaria gereden in de wetenschap dat deze overvallen zou worden. In die cafetaria dwongen mededaders de aldaar aanwezige personen tot de afgifte van geld en of goederen, waarbij vuurwapens op de aanwezigen gericht werden gehouden. De slachtoffers hebben de overval, blijkens hun verklaringen bij de politie, als zeer beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat feiten als deze een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhouden en te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder psychische gevolgen van deze traumatische ervaringen. Bovendien brengen dergelijke feiten maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee.
Tijdens de overval heeft verdachte met draaiende motor in zijn auto op zijn mededaders gewacht en na de overval zijn zij gezamenlijk weggereden. Uiteindelijk heeft verdachte € 25,-- meegekregen van de buit.
Ten voordele van verdachte strekt dat hij, blijkens het uittreksel uit het documentatieregister, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met verdachtes jeugdige leeftijd en zijn ondergeschikte rol in het gebeuren. Voorts heeft verdachte er terechtzitting oprecht blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien en enorm veel spijt te hebben van hetgeen hij gedaan heeft. De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat de nadruk dient te liggen op een behandeling van verdachte en dat in verband daarmee, naast een werkstraf van na te melden duur, volstaan kan worden met een geclausuleerde gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel nagenoeg gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf, geen rekening gehouden met het feit dat een onbevoegde hulpofficier van justitie verdachte heeft voorgeleid en in verzekering heeft gesteld. De rechtbank constateert dat is gehandeld in strijd met artikel 57 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, maar dat heeft geen verdere consequenties, omdat verdachte door dit verzuim niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.
9. De schade van benadeelden
[slachtoffer 6], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 6.600,--.
Deze vordering bestaat uit de volgende posten:
kassa en kassalade € 1.500,--;
psychische schade € 3.500,--;
horloge € 1.000,-- en
kassageld € 600,--.
De benadeelde partij heeft tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voor een deel van € 4.600,-- ( € 1.000,-- voor de kassa,
€ 2.500,-- immateriële schade, € 500,-- voor het horloge en € 600 kassageld) kan worden toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw is van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu er geen direct verband bestaat tussen de schade en het aandeel van verdachte in het tenlastegelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij ontvankelijk in zijn vordering en is de vordering deels gegrond.
In totaal zal de rechtbank een bedrag van € 2.750,-- toewijzen, bestaande uit de volgende posten:
kassa en kassalade € 750,--;
psychische schade € 1.500,--;
kassageld € 500,--
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het op de vordering betrekking hebbende strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht aan het slachtoffer.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van zijn vordering niet ontvankelijk verklaren, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering zich niet leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De schade met betrekking tot het horloge is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en voor wat betreft de overige posten zijn deze tot voormelde toegewezen bedragen aannemelijk gemaakt en voor het overige niet voldoende onderbouwd.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. De rechtbank acht het van belang dat er aanvullende waarborgen komen dat verdachte de toegewezen vordering van de benadeelde partij ook daadwerkelijk voldoet. De rechtbank zal daarom ook de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
subsidiair het misdrijf:
medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als deze inhouden dat verdachte een cognitieve vaardigheidstraining zal volgen;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van € 2.750,-- voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.750,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 35 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij voor een deel van € 3.850,-- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij dat deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 30 september 2010, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. M.C. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2010.