ECLI:NL:RBALM:2010:BN5755

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710388-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van medeplichtigheid aan overval op supermarkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 1 september 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een overval op een supermarkt. De verdachte zou het wapen hebben geleverd dat tijdens de overval is gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van het feit dat het wapen bij de overval gebruikt zou worden. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het wapen, een balletjespistool, gebruikt zou worden voor een pesterij en niet voor een overval. Dit werd ook bevestigd door de medeverdachte, die aan de verdachte had gevraagd het pistool te geven voor een pesterij. De rechtbank concludeert dat er geen bewijsmiddelen zijn die het tegendeel kunnen aantonen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en had ook vorderingen van benadeelde partijen ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem vrijgesproken. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, zijn niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 18 augustus 2010, waarbij de slachtoffers niet aanwezig waren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710388-10
datum vonnis: 1 september 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 2],
geboren [1989] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Flevoland – HvB Almere Binnen te Almere, Caissonweg 2.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.M. Maanicus, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
De slachtoffers waren niet op de zitting aanwezig.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte behulpzaam is geweest bij het plegen van een overval op een supermarkt door aan een medeverdachte een wapen ter beschikking te stellen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
[verdachte 1] en/of [verdachte 4] op of omstreeks 19 februari 2010, in de gemeente
Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (kluis van een)
supermarkt aan het [adres] heeft weggenomen een geldbedrag (groot euro
19.642,09), in elk geval enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan
Sanders Supermarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 1]
en/of die [verdachte 4] en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of een of meer
(andere) medewerker(s)/ster(s) van die supermarkt (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5]), gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[verdachte 1] en/of die [verdachte 4]:
- (ieder) een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op
het hoofd en/of/althans het lichaam van die medewerker(s)/ster(s)
heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of gericht (gehouden), en/of
(daarbij/vervolgens)
- die medewerker(s)/ster(s) heeft/hebben (vast) gegrepen/gepakt, en/of
- die medwerker(s)/ster(s) heeft/hebben gedwongen op (de buik) op de grond te
gaan liggen, en/of
- tegen die medewerker(s)/ster(s) heeft/hebben gezegd/geroepen: "Als je me
voor liegt dan maak ik je dood" en/of "Probeer niets, want dan knallen we
jullie neer" en/of "Liggen met het gezicht naar de vloer. Ik heb het
magazijn vol en anders schiet ik je dood" en/of althans (telkens) woorden
van (be)dreigende aard en/ strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de maand
februari 2010 in de gemeente Hengelo (O), en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door die [verdachte 1] en/of die [verdachte 4] een
pistool, althans een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, te geven/leveren/
ter beschikking te stellen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[verdachte 1] en/of [verdachte 4] op of omstreeks 19 februari 2010 in de gemeente
Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of een of meer
(andere) medewerker(s)/ster(s) (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) van een supermarkt aan het [adres] heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (groot euro 19.642,09), in elk
geval van enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan Sanders Supermarkt,
in elk geval aan een ander of anderen dan die [verdachte 1] en/of die [verdachte 4] en/of
aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[verdachte 1] en/of die [verdachte 4]:
- (ieder) een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op
het hoofd en/of/althans het lichaam van die medewerker(s)/ster(s)
heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of gericht (gehouden), en/of
(daarbij/vervolgens)
- die medewerker(s)/ster(s) heeft/hebben (vast) gegrepen/gepakt, en/of
- die medwerker(s)/ster(s) heeft/hebben gedwongen op (de buik) op de grond te
gaan liggen, en/of
- tegen die medewerker(s)/ster(s) heeft/hebben gezegd/geroepen: "Als je me
voor liegt dan maak ik je dood" en/of "Probeer niets, want dan knallen we
jullie neer" en/of "Liggen met het gezicht naar de vloer. Ik heb het
magazijn vol en anders schiet ik je dood" en/of althans (telkens) woorden
van (be)dreigende aard en/ strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de maand
februari 2010 in de gemeente Hengelo (O), en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door die [verdachte 1] en/of die [verdachte 4] een
pistool, althans een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, te geven/leveren/
ter beschikking te stellen; (parketnummer 08/710388-10)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd met oplegging van de Terwee-maatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte op het moment dat hij het wapen aan de medeverdachte ter beschikking stelde wist dat dit wapen gebruikt zou gaan worden bij de overval althans de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat het wapen bij die overval gebruikt zou gaan worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat er bij verdachte geen wetenschap was dat het wapen bij de overval gebruikt zou worden en dat verdachte evenmin de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er met het wapen een overval gepleegd zou worden. Het betrof immers een zogenaamd balletjespistool en verdachte wist niet beter dat het pistool gebruikt zou worden voor een pesterij.
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte wetenschap had van het feit dat het balletjespistool bij de overval op de supermarkt gebruikt zou worden
of dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het balletjespistool bij de overval gebruikt zou worden. Immers verdachte heeft steeds verklaard, en ter zitting is dit nog eens door verdachte bevestigd, niet beter te weten dan dat het balletjespistool gebruikt zou gaan worden bij een pesterij en niet dat het pistool gebruikt zou worden bij een overval. Ook de medeverdachte heeft, zo blijkt uit de gedingstukken, steeds verklaard dat hij aan verdachte heeft gevraagd hem het pistool te geven omdat hij iemand wilde pesten. Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit het tegendeel kan worden afgeleid. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde.
5.2 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De schade van benadeelden
[slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], [adres] 3, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], [adres], [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] p/a [adres], [slachtoffer 4], wonende te [woonplaats] p/a [adres] 3 en [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats], [adres], hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen ieder veroordeling van de verdachte tot betaling van in € 1.350,00 (dertienhonderden vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade;
[slachtoffer 3] heeft daarnaast nog veroordeling van de verdachten gevorderd tot betaling van
€ 165,00 (honderdvijfenzestig euro) wegens verlies van het eigen risico.
Ook hebben de benadeelde partijen gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens verdachte is aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde worden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard.
7. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Schadevergoeding
bepaalt dat de benadeelde partijen, [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2],
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], voornoemd, niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen
en dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen
aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. M.C. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.