ECLI:NL:RBALM:2010:BN2830

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08.710244-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op de openbare weg door meerdere verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 29 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een gewelddadige diefstal heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging plegen van een diefstal met geweld op de openbare weg, waarbij het slachtoffer, een man, werd beroofd van zijn mobiele telefoon, portemonnee, geldbedrag, ID-kaart, bankpas en sleutels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 april 2010 te Den Ham, gemeente Twenterand, samen met medeverdachten het slachtoffer heeft overvallen. Het slachtoffer werd door de verdachten van achteren benaderd en vervolgens met geweld tegen de grond gewerkt en geslagen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de overval een trauma heeft opgelopen en zich niet meer veilig voelt op straat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om deel te nemen aan reclasseringstoezicht en trainingen gericht op gedrag en vaardigheden. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 820,- aan het slachtoffer, voor zover dit bedrag niet door een mededader is voldaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, deels afgewezen, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk verklaard, maar voor een deel niet-ontvankelijk, omdat niet alle schade door het bewezenverklaarde feit was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710244-10
datum vonnis: 29 juli 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren [1990] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het Huis van Bewaring in Doetinchem.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Flos en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen [slachtoffer] op straat heeft beroofd van zijn mobiele telefoon, portemonnee met inhoud, een geldbedrag, een ID-kaart, een bankpas en sleutels.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 04 april 2010,
te Den Ham, gemeente Twenterand, op of aan de openbare weg de "Nienenhoek", in
elk geval op of aan de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (Samsung D900) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of een (of meer)
geldbedrag(en) (totaal 150 euro) en/of een id-kaart en/of een bankpas
(Rabobank) en/of een (of meer) sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of een (of
meer) van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (onverhoeds) van achteren is/zijn genaderd en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) in/op/tegen de onderrug en/of de zij, althans het
lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op tegen gezicht en/of het hoofd
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft/hebben (vast)gegrepen;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij vordert de officier van justitie als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een CoVa-training en de training “Denkpatronen, gedrag en vaardigheden”. Daarnaast vordert de officier van justitie toewijzing van de civiele vordering.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. , , ,
5.2 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 april 2010 te Den Ham, gemeente Twenterand, op de openbare weg de "Nienenhoek", tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung D900) en een portemonnee (met inhoud) en een geldbedrag en een id-kaart en een bankpas
(Rabobank) en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en een of meer van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (onverhoeds) van achteren zijn genaderd en
- die [slachtoffer] (vervolgens) tegen de grond hebben gewerkt en
- die [slachtoffer] (met kracht) tegen de onderrug en de zij hebben geschopt en
- die [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht hebben geslagen en
- die [slachtoffer] bij de keel hebben vastgegrepen;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een laffe en berekenende diefstal met geweld gepleegd op de openbare weg. Het slachtoffer heeft ’s nachts zijn huis verlaten in de veronderstelling dat hij een meisje genaamd [naam] zou ontmoeten. Dit was echter een vooropgezet plan van verdachte en zijn medeverdachten, die door zich voor te doen als [naam] het slachtoffer naar een afgelegen plek hebben gelokt. Daar is het slachtoffer door verdachte en zijn medeverdachten overvallen en van onder meer zijn gsm en portemonnee met inhoud beroofd. Vervolgens is door één van de medeverdachten € 20,-- gepind met de pinpas van het slachtoffer.
Het spreekt voor zich dat een dergelijke laffe daad voor het nietsvermoedende slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachten veel impact heeft gehad op het slachtoffer blijkt onder meer uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Hieruit komt naar voren dat hij zich op straat niet meer veilig voelt. Hij heeft slaapproblemen, is extra oplettend geworden en durft in het donker niet meer alleen de straat op, hetgeen zijn weerslag heeft op zijn sociale leven. Door aldus te handelen zijn verdachte en zijn medeverdachten volledig voorbijgegaan aan de gevolgen voor het slachtoffer en waren zij slechts uit op financieel gewin om zodoende hun directe financiële behoefte te bevredigen. Naar de ervaring leert, zijn delicten als de onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid. Zeer verontrustend vindt de rechtbank het gemak waarmee verdachte en zijn medeverdachten tot het plegen van het feit zijn overgegaan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging en bij het bepalen van de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover die voor het onderhavige feit zijn vastgesteld. Deze geven aan als uitgangspunt voor een eenvoudige tasjesroof, die gepaard gaat met verbale dreiging en/of een enkele ruk, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 weken. Gelet op de omstandigheden waaronder en de manier waarop verdachte en zijn medeverdachten gehandeld hebben, is de rechtbank van oordeel dat de gevangenisstraf die in het landelijk oriëntatiepunt straftoemeting is vastgesteld onvoldoende uiting geeft aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarom overgaan tot het opleggen van een hogere gevangenisstraf, waarbij de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen betrekt.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat het slachtoffer onder begeleiding van het Leger des Heils in [woonplaats] woonachtig is. Aangenomen mag worden dat het slachtoffer in een aantal opzichten als kwetsbaarder had te gelden dan gemiddelde burgers. Daarnaast houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheden dat hij zich na het incident tot aan de zitting er niet van op de hoogte heeft gesteld hoe het met het slachtoffer is, dat hij, ondanks dat hij wist van de plannen met betrekking tot de straatroof, niets heeft gedaan om zijn vrienden ervan te weerhouden het plan door te zetten en dat hij zich niet heeft gedistantieerd van het plegen van het feit hoewel verdachte daartoe voldoende mogelijkheden heeft gehad.
Voorts houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd en met het feit dat hij aan te merken is als een zogenaamd first-offender op het gebied van geweldsdelicten.
Over de verdachte is op 15 juni 2010 door E. Kuijer, reclasseringswerker bij de Reclassering Nederland, een reclasseringsadvies uitgebracht. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen. Mede gelet op de inhoud van het rapport is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf eveneens een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd. Verdachte is zich niet bewust van de gevolgen van zijn besluiten en/of zijn gedrag ofwel hij is zich wel bewust van de gevolgen, maar kiest ervoor de consequenties te negeren. Op het gebied van denkpatronen, gedrag en vaardigheden zijn er dan ook tekorten. De rechtbank acht een verplicht reclasseringstoezicht met daaraan gekoppeld een CoVa-training en de training “Denkpatronen, gedrag en vaardigheden” dan ook zeker geboden.
9. De schade van benadeelden
[Slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 950,-- (negenhonderdenvijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Contant geld € 150,--
- Smartengeld € 800,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist. Van de post contant geldbedrag is een bedrag van € 20,-- toewijsbaar, nu van dit bedrag is komen vast te staan dat dit na de overval is gepind met de gestolen pinpas van de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 820,-- vermeerderd met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu zij van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat die schade door het bewezenverklaarde feit veroorzaakt is. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het deelnemen aan een CoVa-training en het deelnemen aan de training “Denkpatronen, gedrag en vaardigheden”;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 820,-- vermeerderd met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 820,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 16 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D. Blomhert, voorzitter, mr. L.T. Vogel en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2010.