RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/711023-09
datum vonnis: 21 juli 2010
Vonnis op tegenspraak (promis) van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [woonadres],
nu verblijvende in het huis van bewaring De Karelskamp te Almelo
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 april 2010, 9 juni 2010 en 7 juli 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Het slachtoffer, [slachtoffer], was op de zitting van 7 juli 2010 aanwezig. Hij heeft gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
bij de wedstrijd FC Twente-Helmond Sport door een vuurwerkbom op het speelveld te gooien een ontploffing heeft veroorzaakt waardoor gevaar voor het speelveld en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] te duchten was;
subsidiair:
door een vuurwerkbom op het speelveld te gooien, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:
door het gooien van een vuurwerkbom geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 december 2009 te Enschede, opzettelijk een ontploffing
teweeg heeft gebracht door (tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Helmond
Sport in het stadion vanaf de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en op/naar/in de richting van het speelveld te gooien, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het speelveld, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer]
en/of een of meer voetbalspeler(s), in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 december 2009 te Enschede
aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te
weten (blijvende) doofheid van het rechter oor), heeft toegebracht, door
opzettelijk (tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Helmond Sport in het
stadion vanaf de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en op/naar/in de richting van het speelveld te gooien, waar die [slachtoffer] zich in zijn functie van steward bevond;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 december 2009 te Enschede ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (tijdens de
voetbalwedstrijd FC Twente-Helmond Sport in het stadion vanaf de tribune) een
zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en op/naar/in de richting van het speelveld te gooien (waar die [slachtoffer] zich in zijn functie van steward bevond), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden, toezicht van de reclassering gedurende de proeftijd en een stadionverbod gedurende het eerste jaar van de proeftijd.
Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van € 7500,--, met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht.
Tevens vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 23 december 2009 was verdachte in Enschede aanwezig bij de voetbalwedstrijd FC Twente-Helmond Sport . Tijdens deze wedstrijd is in het stadion een explosief voorwerp aangestoken en vanaf de tribune op het speelveld gegooid . [Slachtoffer] heeft hierdoor doofheid aan het rechter oor opgelopen. Het speelveld is ten gevolge van de ontploffing beschadigd. Toen het voorwerp ontplofte waren er voetbalspelers op het veld aanwezig . Verdachte is, kort nadat het voorwerp op het veld was ontploft, nadat hij door meerdere personen uit het vak is aangewezen, door stewards van de tribune gehaald en overgedragen aan de politie.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er op grond van de drie ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaringen geen misverstand over kan bestaan dat het verdachte is geweest die het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Alle drie getuigen zijn heel stellig in hun bewering dat de man die door de stewards van de tribune is gehaald, de man is die het voorwerp op het veld heeft gegooid. Bovendien heeft verdachte op de foto, waarop volgens één van de getuigen de man staat afgebeeld die het voorwerp gegooid heeft, zichzelf herkend. Dat de verklaring van één van de getuigen, voor wat betreft de plaats vanwaar gegooid zou zijn, afwijkt van hetgeen de andere getuigen daarover verklaren, acht de officier van justitie, gelet op de aanwezigheid van de overige eenduidige bewijsmiddelen, van ondergeschikt belang. Met betrekking tot de gehouden fotoconfrontaties is de officier van justitie van mening dat de resultaten daarvan, gelet op mogelijke onvolkomenheden in het naleven van de instructies dienaangaande, niet kunnen bijdragen tot het bewijs.
Van levensgevaar is volgens de officier van justitie, in tegenstelling tot gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, geen sprake.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die één van de op de tenlastelegging vermelde feiten heeft gepleegd, zodat algehele vrijspraak dient te volgen. De verdediging stelt daartoe dat het geleverde bewijsmateriaal, ondanks de aanwezigheid van 1000 tot 1500 supporters in het bewuste vak, zich beperkt tot een drietal getuigenverklaringen ten aanzien waarvan de raadsman van oordeel is dat deze verklaringen onvoldoende specifiek zijn om tot bewijs te kunnen meewerken, temeer nu tegenover die verklaringen de specifieke en consequente ontkenning van verdachte staat.
Met betrekking tot de gehouden fotoconfrontatie stelt de verdediging zich op het standpunt dat is gehandeld in het strijd met het bepaalde in het Besluit houdende vaststelling van regels omtrent de toepassing van enige maatregelen in het belang van het onderzoek, tengevolge waarvan de resultaten van de herkenning van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de voetbalwedstrijd van FC Twente tegen Helmond Sport een gele aansteker bij zich had en dat hij, na de knal van het voorwerp op het veld, door iemand op de tribune werd aangesproken . Hij zegt zichzelf te herkennen op de foto die hem ter terechtzitting getoond wordt (de foto, die is afgebeeld in het midden van pagina 5 van een door [verbalisant] opgemaakt proces-verbaal “Simultane fotoconfrontatie” d.d. 23 april 2010) .
De getuige [getuige 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 december 2009 in Enschede als toeschouwer aanwezig was bij de wedstrijd FC Twente-Helmond Sport. Toen hij op zijn plaats ging zitten viel het hem op dat er naast hem en zijn vriend twee mannen met een zuidelijk accent zaten. Rond de 20e minuut van de wedstrijd zag hij dat één van die twee mannen, die kennelijk daarvoor naar beneden was gelopen, de tribune weer op kwam lopen. Op het moment dat die man in de rij voor hem was aangekomen, zag hij dat die man daar bleef staan. De man nam vervolgens een staaf in zijn hand, stak deze met een aansteker aan en gooide deze vervolgens op het veld. Op dat moment stond de man vlak voor hem en op het moment dat de man gooide ging de arm van de man vlak langs zijn gezicht. Kort nadat het voorwerp op het veld was beland explodeerde het en ontstond er een enorme knal. Op het moment dat het voorwerp ontplofte zag hij een steward op ongeveer anderhalve meter afstand van de ontploffing staan. De man die het voorwerp gooide zat in dezelfde rij als hij. Tussen de man die gooide en hem zat zijn vriend. Op het moment dat de man het voorwerp gooide stond de man in de rij voor hem en zag hij de man dus op de rug. Toen de man zich vervolgens omdraaide en weer op zijn plek ging zitten, zag hij de man goed in het gezicht. Om op zijn plek te komen moest de man over een stoeltje klimmen. Kort na de knal werd de man die het voorwerp had gegooid door stewards van de tribune gehaald. Na de knal heeft hij de man duidelijk in het gezicht gezien. Hij heeft het voorwerp dat de man in zijn hand had en aan heeft gestoken gevolgd vanaf het moment dat de man het gooide tot het moment dat het op het veld terecht kwam.
De getuige [getuige 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 december 2009 op de tribune in het stadion van FC Twente te Enschede bij de wedstrijd FC Twente-Helmond Sport zat. Op een gegeven moment zag hij op een afstand die hij inschat op 7 à 8 meter van hem verwijderd, in de rij voor hem, dat een man een groot voorwerp aanstak en dit vervolgens op het veld gooide. Toen het voorwerp op het veld kwam knalde het uit elkaar. Het voorwerp dat de man gooide was hetzelfde voorwerp als het voorwerp dat op het veld terecht kwam en explodeerde. Het voorwerp viel op het veld rechts naast het doel. Ongeveer een minuut nadat de man het voorwerp had gegooid is hij naar de man toegelopen om hem op zijn gedrag aan te spreken. Kort hierop is de man door stewards van de tribune gehaald. Hij weet 100 % zeker dat de man die door de stewards van de tribune werd gehaald dezelfde man is als de man die het voorwerp op het veld heeft gegooid. Daarover bestaat wat hem betreft geen enkele twijfel.
De getuige [getuige 3] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 december 2009 op de tribune in het stadion van FC Twente te Enschede bij de wedstrijd FC Twente-Helmond Sport zat. Kort voor het begin van de wedstrijd gingen er in de rij achter hem twee mannen zitten waarvan hij hoorde dat ze met een zuidelijk accent spraken. De man die later de bom gooide zat pal achter hem. Hij heeft de twee mannen voortdurend in de gaten gehouden en opgelet wat ze deden. Op een gegeven moment liep de man die pal achter hem zat de trappen af . Bij de politie heeft de getuige [getuige 3] verklaard dat de man na twee of drie minuten weer naar boven kwam en dat hij vlak voordat hij boven was een voorwerp aanstak en op het veld gooide. Voordat dat voorwerp met een enorme knal en lichtflits ontplofte zag hij dat de man die het voorwerp gegooid had een gele aansteker in zijn zak stak en weer op zijn eigen stoel ging zitten . Voorts heeft de getuige [getuige 3] ter terechtzitting verklaard dat hij de man goed in het gezicht kon zien. Nadat de man het voorwerp had aangestoken, gooide de man het op het veld. Het voorwerp kwam rechts naast de goal terecht. Op het moment dat een van de stewards richting het rokende voorwerp liep, knalde het uit elkaar. Hij weet zeker dat het voorwerp dat de man gooide hetzelfde voorwerp was als het voorwerp dat op het veld terecht kwam en explodeerde. Daarover bestaat wat hem betreft geen enkele twijfel.
Ongeveer 5 à 10 minuten nadat de man de bom gegooid had werd de man door stewards van de tribune gehaald. Hij weet 100% zeker dat de man die door de stewards van de tribune werd gehaald, dezelfde persoon is als de man die de bom op het veld heeft gegooid. Nadat de man de bom gegooid had werd die man door één van de supporters op de tribune op zijn gedrag aangesproken.
Nadat de voorzitter hem een foto uit het dossier, die is afgebeeld in het midden van pagina 5 van een door [verbalisant] opgemaakt proces-verbaal “Simultane fotobewijsconfrontatie” d.d. 23 april 2010, heeft getoond, verklaart hij dat daarop de man staat die destijds het voorwerp op het veld gooide.
De getuige heeft verklaard dat deze foto destijds aan het begin van de wedstrijd is gemaakt door een vriend van hem met wie hij destijds naar de wedstrijd is geweest.
Verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de getuigen [getuige 2], [getuige 1] en [getuige 3], die afzonderlijk van elkaar hebben verklaard en tussen wie geen relevante betrokkenheid is gebleken, in grote mate en op essentiële onderdelen met elkaar overeenkomen. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen. Voor wat betreft de plaats van waar het explosieve voorwerp gegooid zou zijn, onderkent de rechtbank dat de ter terechtzitting afgelegde verklaring van getuige [getuige 3] op dit punt afwijkt van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1]. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 3] ter zitting op dit punt afgelegd van ondergeschikt belang temeer nu de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] omtrent de plaats van gooien heel stellig hebben verklaard en ook de eerste verklaring van getuige [getuige 3] zelf, afgelegd bij de politie vijf dagen na het voorval, op een plaats van gooien duidt die, naar het oordeel van de rechtbank, in de lijn ligt met de verklaringen die [getuige 1] en [getuige 2] op dit punt hebben afgelegd en aldus meer van waarde wordt geoordeeld dan zijn ter terechtzitting, meer dan een half jaar daarna, afgelegde verklaring.
Fotoconfrontatie
Met betrekking tot de gehouden fotoconfrontatie oordeelt de rechtbank dat deze niet zonder meer als onrechtmatig verkregen bewijs terzijde moet worden gesteld, doch dat daarop bij de waardering van het bewijs, geen acht zal worden geslagen, nu de bewijskracht van die fotoconfrontatie ernstig gerelativeerd dient te worden. De getuige [getuige 1] twijfelde bij het zien van de foto’s tussen 1 of 2 mensen en zowel de getuige [getuige 2], als de getuige [getuige 3], beschikten vóór de fotoconfrontatie reeds over een afbeelding van verdachte, waardoor niet kan worden uitgesloten dat zij bij de fotoconfrontatie verdachte herkenden van de afbeelding die zij hadden en niet op basis van hun herinneringsbeelden van de dader op 23 december 2009. Dit doet echter geenszins af aan de hiernavolgende conclusie van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat, nu door drie afzonderlijk van elkaar gehoorde getuigen stellig is verklaard dat de persoon die door stewards van FC Twente van de tribune is gehaald, degene is geweest waarvan zij gezien hebben dat hij het explosieve voorwerp heeft gegooid en er geen twijfel over bestaat dat verdachte door de stewards van de tribune is gehaald en is overgedragen aan de politie, verdachte de dader is. Temeer nu verdachte zichzelf herkent op de spontaan aan het begin van de wedstrijd genomen foto die door de getuige [getuige 3] is overgelegd. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die op 23 december 2009 tijdens de wedstrijd FC Twente-Helmond Sport een explosief voorwerp op het speelveld heeft gegooid dat vervolgens is ontploft en waardoor [slachtoffer] het bij hem geconstateerde letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van voornoemde getuigen en de ongeloofwaardigheid van de getuigen is, voor zover de raadsman dat al heeft willen betogen, niet aannemelijk gemaakt.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2009 te Enschede, opzettelijk een ontploffing
teweeg heeft gebracht door tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Helmond
Sport in het stadion vanaf de tribune een explosief voorwerp aan te steken en op/naar/in de richting van het speelveld te gooien, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het speelveld, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of een of meer voetbalspelers, te duchten was;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. Ondanks een aan hem opgelegd algeheel stationverbod heeft hij de voetbalwedstrijd van FC Twente tegen Helmond Sport bezocht. Tijdens de wedstrijd heeft hij een explosief voorwerp aangestoken en vervolgens op het speelveld gegooid. Op het moment dat dit voorwerp explodeerde bevond zich in de directe nabijheid van het voorwerp een steward die tengevolge van de explosie volledige doofheid aan het rechteroor, waarvoor waarschijnlijk geen genezing zal optreden, heeft opgelopen. Het vak van waaruit verdachte het voorwerp gooide betrof een zogenaamd ‘familievak’ waarin zich meerdere jonge kinderen bevonden. Verdachte neemt, gelet op zijn hardnekkige ontkenning, geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn buitensporig agressief gedrag, de risico’s die dat gedrag voor toeschouwers van en deelnemers aan de wedstrijd met zich bracht en de daardoor bij het slachtoffer ontstane gevolgen. Gewelddadigheden als deze, en met name daar waar die worden gepleegd tijdens voetbalwedstrijden, dienen als zeer ernstig te worden aangemerkt en de noodzaak om de maatschappij en in het bijzonder bezoekers van voetbalwedstrijden, tegen de telkens terugkerende agressieve en intimiderende gedragingen van voetbalvandalen te beschermen, maakt naar het oordeel van de rechtbank, het opleggen van een vrijheidsstraf noodzakelijk. De rechtbank zal de aan verdachte op te leggen vrijheidsstraf, gelet op het gevaarzettende karakter van het feit en de ernstige gevolgen voor het slachtoffer, van aanmerkelijke duur doen zijn. Teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal aan feiten als deze schuldig te maken en hem ervan te doordringen dat hij zich dient te houden aan de na te melden bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank een belangrijk deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk doen zijn. De rechtbank heeft daarbij ondermeer in aanmerking genomen dat verdachte weliswaar in het verleden herhaaldelijk ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld, maar dat de laatste veroordeling op dat punt dateert uit 2003. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank, naast het hiervoor overwogene, ook rekening gehouden met de straffen die landelijk in soortgelijke zaken worden opgelegd. Tenslotte heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf, op de voet van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten: het vonnis van de rechtbank in Den Bosch d.d. 2 juni 2010, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een aansteker, kleur geel, merk Cricket en een toegangskaart FC Twente-Helmond Sport, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het primair tenlastegelegde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
9. De schade van benadeelde
9.1. De vordering van de benadeelde partij
[Slachtoffer], wonende te [woonplaats], [woonadres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de terechtzitting, op de wettelijke voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafdossier en vordert ter zake immateriële schade, veroordeling van de verdachte tot betaling van € 7500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
23 december 2009.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gezet dat deze vordering geheel voor toewijzing vatbaar is.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank is voornoemde benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is die vordering geheel gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het op de vordering betrekking hebbende strafbare feit, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schade post is voldoende onderbouwd en voldoende aannemelijk geworden. De vordering zal daarom in het geheel worden toegewezen.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. De rechtbank acht het van belang dat er aanvullende waarborgen komen dat verdachte de toegewezen vordering van de benadeelde partij ook daadwerkelijk voldoet. De rechtbank zal daarom ook de maatregel als bedoeld in artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.
- vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- primair het misdrijf:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- dat de veroordeelde zich gedurende het eerste jaar na ingang van de proeftijd zal melden bij een door het Openbaar Ministerie te bepalen politiebureau tijdens de rust van alle wedstrijden, zowel thuis- als uitwedstrijden, van het eerste elftal van de betaalde voetbalorganisatie FC Helmond Sport in het kader van een door de KNVB, internationale voetbalbond of derden georganiseerde voetbalwedstrijd.
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [woonadres], van een bedrag van € 7500,-- (zegge zevenduizend vijfhonderd euro) (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2009);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7500,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 70 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen te weten een aansteker, kleur geel, merk Cricket en een toegangskaart FC Twente-Helmond Sport.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. H. Bloebaum en mr. P.L. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2010.