RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 112051 KG ZA 145-10
datum vonnis: 29 juni 2010 (ck)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat: mr. H.J. Griede te Winschoten,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 22 juni 2010. Van hetgeen besproken is, zijn aantekeningen gemaakt.
Ter zitting zijn verschenen: eiseres, vergezeld door mr. H.J. Griede, en gedaagde.
De vordering is toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen.
2. In deze zaak staat het volgende vast.
Eiseres en gedaagde hebben van begin 2002 tot oktober 2007 een affectieve relatie gehad. Tijdens de relatie zijn schulden ontstaan. In een procedure tot scheiding en deling van de samenlevingsgemeenschap zijn in een vaststellingsovereenkomst onder andere financiële afspraken vastgelegd.
Naast de financiële afspraken is afgesproken dat gedaagde opnieuw zal zoeken naar diploma’s van eiseres, hetzij alleen, hetzij met behulp van [naam], een wederzijdse vriend. Mochten de diploma’s niet gevonden worden, dan zal eiseres kopieën ervan opvragen en zullen eiseres en gedaagde eventuele daarmee verband houdende kosten delen.
Ten aanzien van een gezamenlijk aangegaan doorlopend krediet bij de SNS Bank is onder andere afgesproken dat gedaagde per maand € 301,84 aan de SNS Bank voldoet en eiseres € 150,92 per maand aan gedaagde betaalt.
Met betrekking tot een gezamenlijk aangegane lening bij de Postbank is overeengekomen dat de gedaagde deze lening zal aflossen.
3. Eiseres vordert in het onderhavige kort geding:
I. gedaagde te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst van 4 juni 2009, zoals beschreven onder de punten 2, 3 en 4, één en ander op straffe van een aan eiseres te verbeuren dwangsom van € 200,-- voor iedere dag, dat gedaagde met de nakoming van dit vonnis in gebreke blijft;
II. gedaagde te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres voor de door het nalaten van gedaagde nodeloos opgelopen kosten, welke door eiseres op dit moment worden begroot op € 600,--;
III. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Onder punt 2 van de dagvaarding heeft eiseres medegedeeld dat zij in het licht van een nieuwe arbeidsovereenkomst de diploma’s zo spoedig mogelijk nodig heeft. Eiseres vordert van gedaagde dat hij de diploma’s zo spoedig mogelijk aan haar verstrekt of, indien hij deze niet meer onder zich heeft, de kosten van het opnieuw opvragen ervan voldoet. Eiseres heeft verklaard dat ze de diploma’s (nog) niet opnieuw heeft opgevraagd.
In punt 3 van de dagvaarding heeft eiseres aangevoerd dat gedaagde niet voldoet aan de maandelijkse aflossing aan de SNS Bank, terwijl eiseres maandelijks een bedrag van € 150,92 aan gedaagde overboekt ter voldoening aan haar deel van de aflossing van de schuld aan de SNS Bank. Eiseres stelt door het niet nakomen door gedaagde van zijn verplichtingen ten opzichte van de SNS Bank verder in de financiële problemen te geraken. Volgens eiseres is het voor haar niet mogelijk rechtstreeks aan de SNS Bank te betalen, omdat er slechts één betaalrekening aan het doorlopend krediet kan worden gekoppeld. Destijds is ervoor gekozen de betaalrekening van gedaagde aan het krediet te verbinden.
Punt 4 van de dagvaarding ziet op de verplichtingen ten aanzien van de Postbank. Eiseres heeft gesteld geen zicht op de stand van de lening bij de Postbank te hebben. Het is eiseres gebleken dat er bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel sprake is van een A3-codering met betrekking tot deze lening. Eiseres maakt uit deze codering op dat gedaagde zijn verplichtingen ten aanzien van de lening bij de Postbank eveneens niet nakomt. Volgens eiseres wordt zij door de achterstandscodering zeer in haar financiële mogelijkheden beperkt. Eiseres eist van gedaagde inzage in de status van de lening bij de Postbank.
Ter zitting heeft eiseres haar eis gewijzigd in die zin dat ze de voorzieningenrechter verzoekt gedaagde te veroordelen een kopie van de overeenkomst van lening met de Postbank, waarin een lening van € 3.750,-- is aangegaan, aan haar te verstrekken. Eiseres kan zich niet herinneren dat ze deze overeenkomst heeft ondertekend.
Ten aanzien van de geschatte kosten van € 600,-- ontstaan wegens het nalaten van gedaagde, heeft eiseres verklaard dat er sprake is van renteverlies op het doorlopend krediet van de SNS Bank doordat er een achterstand in aflossing is ontstaan. De kosten van € 600,-- zien op de periode waarin gedaagde een achterstand heeft laten ontstaan.
4. Gedaagde heeft ten aanzien van de diploma’s verklaard dat hij deze niet heeft kunnen vinden. Gedaagde heeft niet met [naam] gezocht, omdat laatstgenoemde dit niet zag zitten, aldus gedaagde. Gedaagde heeft erop gewezen dat in de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat eiseres de diploma’s opnieuw zou opvragen, indien gedaagde ze niet kon vinden, en eiseres en gedaagde de kosten van het opvragen zouden delen.
Ten aanzien van de schuld aan de SNS Bank heeft gedaagde erkend dat er een achterstand in zijn maandelijkse betalingen aan de SNS Bank was ontstaan. Volgens gedaagde is deze achterstand echter inmiddels weer volledig ingelopen. Extra rente en kosten die het gevolg zijn van het laten ontstaan van de achterstand zijn van de betaalrekening van gedaagde bij de SNS Bank geïncasseerd, aldus gedaagde.
De A3-codering verbonden aan de lening van de Postbank is volgens gedaagde reeds vanaf het aangaan van de lening een feit, omdat er in tegenstelling tot de afspraken niet is afgelost op de lening. Gedaagde heeft verklaard inmiddels een aantal maanden te hebben afgelost op de lening van de Postbank.
Gedaagde heeft verklaard dat hij de door eiseres opgevraagde stukken rechtstreeks aan haar zal e-mailen.
5. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hetgeen is bepaald in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de diploma’s van eiseres te wijzigen, zodat het onder I, met verwijzing naar punt 2 van de dagvaarding, geëiste wordt afgewezen.
De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde op grond van de vaststellingsovereenkomst aan zijn verplichtingen ten aanzien van de SNS Bank en de Postbank dient te voldoen. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat gedaagde eiseres hierin inzage dient te geven. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de dwangsom van € 200,-- per dag te matigen tot € 50,-- per dag voor iedere dag, dat gedaagde met de nakoming van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,--. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de termijn van twee dagen na betekening van dit vonnis moet worden gesteld op 14 dagen. Het geëiste onder I, met verwijzing naar punt 3 en punt 4 van de dagvaarding, met een matiging van de geëiste dwangsom en verlenging van de termijn waarbinnen gedaagde aan zijn verplichtingen dient te voldoen, wordt aldus toegewezen.
De ter zitting aanvullend gedane eis van eiseres om een kopie van de lening van de Postbank aan te leveren, wordt afgewezen, nu eiseres deze overeenkomst zelf kan opvragen bij de Postbank, indien zij partij is bij de overeenkomst.
Ten aanzien van het geëiste onder II van de dagvaarding overweegt de voorzieningenrechter dat eiseres haar vordering van een schadevergoeding onvoldoende heeft onderbouwd om toewijzing hiervan te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het gevorderde onder II van de dagvaarding dan ook af.
6. Nu eiseres en gedaagde over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld en een affectieve relatie hebben gehad, bepaalt de voorzieningenrechter dat iedere partij de eigen kosten draagt.
I. wijst af het geëiste onder I, met verwijzing naar punt 2, van de dagvaarding.
II veroordeelt gedaagde tot voldoening aan het geëiste onder I, met verwijzing naar punt 3 en 4 van de dagvaarding, in die zin dat gedaagde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres volledige inzage dient te verschaffen in het verloop van het doorlopend krediet bij de SNS Bank en het verloop van de lening bij de Postbank, zulks (mede) door het overleggen van (copieën) van de opvolgende bankafschriften, op straffe van een aan eiseres te verbeuren dwangsom van € 50,-- voor iedere dag, dat gedaagde met de nakoming van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,--;
III wijst af de ter zitting toegevoegde eis betreffende aanlevering van de overeenkomst van lening met de Postbank.
IV. wijst af het geëiste onder II van de dagvaarding.
V. nu beide partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld en partijen een affectieve relatie hebben gehad, bepaalt de voorzieningenrechter dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
VI. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.