ECLI:NL:RBALM:2010:BM9532
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Achmea en eiser
In deze zaak heeft Achmea conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van eiser ter verzekering van een vordering tot terugbetaling van een bedrag dat Achmea aan eiser heeft voldaan op basis van een eerder vonnis van de rechtbank Rotterdam. Eiser heeft Achmea in kort geding gedagvaard met het verzoek om opheffing van het beslag, stellende dat de vordering van Achmea ongegrond is. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juni 2010, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de opheffing van het beslag, gezien het hoge bedrag waarvoor het beslag is gelegd.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de feiten van de zaak beoordeeld, waaronder het eerdere vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2010, waarin Achmea was veroordeeld tot betaling aan eiser. Achmea had op 11 juni 2010 verlof gekregen voor het leggen van conservatoir beslag, maar eiser betwistte de rechtmatigheid van dit beslag. De voorzieningenrechter oordeelde dat Achmea niet summierlijk heeft aangetoond dat haar vordering op eiser bestaat, en dat het beslag derhalve opgeheven moet worden. De rechter benadrukte dat de mogelijkheid van een vordering tot ongedaanmaking van de betaling door eiser in hoger beroep niet relevant is voor de beoordeling van het beslag.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beslag opgeheven en Achmea veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.850,93. Dit vonnis is uitgesproken op 24 juni 2010.