ECLI:NL:RBALM:2010:BM9518
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in oplichtings- en verduisteringszaak met betrekking tot meerdere benadeelde partijen
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 23 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en verduistering. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte strafbare feiten had gepleegd, deze niet kwalificeerden als oplichting, maar als flessentrekkerij, een misdrijf dat niet tenlastegelegd was. Voor verduistering is vereist dat de goederen waarop de verduistering betrekking heeft, op een andere manier dan door misdrijf zijn verkregen. Aangezien de verdachte de goederen door strafbare gedragingen onder zich had, kon er geen sprake zijn van verduistering.
De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De rechtbank concludeerde dat er geen wettige en overtuigende bewijzen waren voor de tenlastegelegde feiten, waardoor de verdachte van alle beschuldigingen werd vrijgesproken.
De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de officier van justitie om overtuigend bewijs te leveren voor de beschuldigingen die worden ingediend.