ECLI:NL:RBALM:2010:BM9494

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-770002-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor primair tenlastegelegde verkeersongeval, bewezenverklaring van verkeersgevaar door onvoorzichtigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 29 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 12 december 2009 te Haaksbergen. De verdachte werd primair beschuldigd van aanmerkelijke schuld aan het veroorzaken van een ongeval waarbij een jonge man om het leven kwam en anderen zwaar letsel opliepen. Subsidiair werd hem verweten dat hij het verkeer in gevaar had gebracht door onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het aan zijn schuld te wijten was dat het ongeval had plaatsgevonden. De verklaringen van getuigen en het ontbreken van technisch bewijs over de snelheid van de verdachte leidden tot de conclusie dat er geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid was vastgesteld.

Wel achtte de rechtbank bewezen dat de verdachte het verkeer in gevaar had gebracht door vijf personen in de laadruimte van zijn bestelauto te vervoeren zonder deugdelijke zitplaatsen en niet voortdurend controle over het voertuig te hebben. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in verkeerszaken en de nuances van schuld in het kader van de Wegenverkeerswet.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/770002-10
datum vonnis: 29 juni 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juni 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R. Oude Breuil, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De heer [vader slachtoffer 1], vader van de overleden [slachtoffer 1], was op de zitting aanwezig. Hij heeft gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, primair op neer dat verdachte aanmerkelijke schuld heeft gehad aan het veroorzaken van een ongeval waarbij een
jonge man om het leven is gekomen en anderen zwaar letsel hebben opgelopen. Subsidiair wordt hem verweten dat hij door zijn handelen het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 december 2009 te Haaksbergen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg(en), de Scholtenhagenweg en/of de Hasseltweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 70 tot 80 kilometer per uur, althans met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse wettelijk toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse,
terwijl het regende en/of het wegdek voor en/of ter plaatse van de aanrijding
of botsing nat en/of vochtig was en/of
zich in de laadruimte van die bestelauto, waarin geen deugdelijke zitplaatsen aanwezig waren, vijf personen en een fiets bevonden waardoor dat motorrijtuig zodanig (zwaar) was beladen dat dat door verdachte bestuurde motorrijtuig, door die belading licht stuurde, althans lichter stuurde dan voor verdachte gebruikelijk stuurde en/of er onvoldoende druk, althans minder druk dan voor verdachte gebruikelijk op de voorwielen aanwezig was en/of
bij de nadering van een of meer in die weg(en) gelegen verkeersdrempel(s) die verkeersdrempe(s) met (die) (veel) te hoge snelheid is genaderd en/of bij de nadering van die verkeersdrempel(s) dat door hem bestuurde motorrijtuig laat en/of (zeer) hard heeft afgeremd en vervolgens die verkeersdrempels is overgereden en/of
(vervolgens) die bestelauto (daarbij) niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of de macht over het stuur is verloren en/of hij niet behoorlijk het verloop van het door hem bereden en voor hem bestemde weggedeelte van die weg is blijven volgen en/of -gezien verdachtes rijrichting- naar links is gereden/gegaan en vervolgens tegen een -gezien verdachtes rijrichting- links van genoemde weg staande boom is aangereden of gebotst waarna die door hem, verdachte, bestuurde bestelauto is gekanteld en (vervolgens) is gegleden of gegaan in de -gezien verdachtes rijrichting- rechterwegberm,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood, en/of aan (een) ander(en) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten:
- [slachtoffer 2], een gebroken (2e) nekwervel en/of een hersenschudding, en/of
- [slachtoffer 3], een gebroken (linker) enkel, en/of
- [slachtoffer 4], een gebroken (grote) teen,
althans (telkens) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 december 2009 te Haaksbergen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg(en), de Scholtenhagenweg en/of de Hasseltweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 70 tot 80 kilometer per uur, althans met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse wettelijk toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse,
terwijl het regende en/of het wegdek voor en/of ter plaatse van de aanrijding
of botsing nat en/of vochtig was en/of
zich in de laadruimte van die bestelauto, waarin geen deugdelijke zitplaatsen aanwezig waren, vijf personen en een fiets bevonden waardoor dat motorrijtuig zodanig (zwaar) was beladen dat dat door verdachte bestuurde motorrijtuig, door die belading licht stuurde, althans lichter stuurde dan voor verdachte gebruikelijk stuurde en/of er onvoldoende druk, althans minder druk dan voor verdachte gebruikelijk op de voorwielen aanwezig was en/of
bij de nadering van een of meer in die weg(en) gelegen verkeersdrempel(s) die verkeersdrempe(s) met (die) (veel) te hoge snelheid is genaderd en/of bij de nadering van die verkeersdrempel(s) dat door hem bestuurde motorrijtuig laat
en/of (zeer) hard heeft afgeremd en vervolgens die verkeersdrempels is overgereden en/of
(vervolgens) die bestelauto (daarbij) niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of de macht over het stuur is verloren en/of hij niet behoorlijk het verloop van het door hem bereden en voor hem bestemde weggedeelte van die weg is blijven volgen en/of -gezien verdachtes rijrichting- naar links is gereden/gegaan en vervolgens tegen een -gezien verdachtes rijrichting- links van genoemde weg staande boom is aangereden of gebotst waarna die door hem, verdachte, bestuurde bestelauto is gekanteld en (vervolgens) is gegleden of gegaan in de -gezien verdachtes rijrichting- rechterwegberm, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake het primair tenlastegelegde en dat aan hem een taakstraf, te weten de werkstraf, wordt opgelegd voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Ook dient er in de optiek van de officier van justitie een voorwaardelijke rij-ontzegging te volgen voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 12 december 2009, om ongeveer 03.13 uur, heeft op de Hasseltweg te Haaksbergen, een verkeersongeval plaatsgevonden met een door verdachte bestuurde bedrijfsauto, te weten een Volkswagen Caddy. In de laadruimte van deze auto bevonden zich nog 5 personen. Ten tijde van het ongeval was het donker en had het geregend waardoor het wegdek nat was.
Op enig moment is het voertuig met de linkerwielen in de berm terecht gekomen, gaan slingeren, raakte verdachte de macht over het stuur kwijt, botste de auto tegen een boom waarna de auto 180 graden om zijn as is gedraaid en vervolgens in een sloot tot stilstand is gekomen . Bij dit ongeval werd [slachtoffer 1] gedood en hebben [slachtoffer 2],
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] lichamelijk letsel opgelopen .
Verbalisanten hebben na het ongeval door middel van een ademtest geconstateerd dat verdachte geen alcohol in zijn adem had. Hij beschikte sinds 25 november 2008 over een geldig rijbewijs.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is op grond van de verklaring van verdachte, de verklaringen van de nog in leven zijnde slachtoffers en het technisch proces-verbaal, alsmede op grond van de medische informatie, van oordeel, dat het primaire feit kan worden bewezen, met dien verstande dat sprake is aanmerkelijke onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Hij verwijt verdachte, terwijl het regende, te hard te hebben gereden en in de laadruimte van zijn auto 5 personen en een fiets te laten plaatsnemen waardoor de auto lichter stuurde dan normaal het geval was. Verdachte is wat sneller over de verkeersdrempels gereden en heeft wat harder geremd. Ten gevolge van deze handelingen heeft hij de macht over het stuur verloren en heeft een noodlottig ongeval plaatsvonden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat verdachte geen verwijtbare handelingen heeft verricht. Door het ontbreken van verwijtbare handelingen bestaat er geen causaal verband met het ongeval zodat er geen sprake kan zijn van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Voor zover verdachte al een verwijtbare handeling heeft begaan, is een enkele fout niet voldoende om schuld in de zin van artikel 6 WVW aan te nemen. Nu geen enkele aan verdachte verweten gedraging aan het ontstaan van het ongeval heeft bijgedragen en hem derhalve in het geheel geen schuld treft, dient verdachte eveneens van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De overwegingen van de rechtbank.
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW dient te worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake dient te zijn van ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ handelen. Handelen dat enkel als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
In de voorliggende zaak dient te worden beoordeeld of – tenminste – kan worden bewezen dat verdachte ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ heeft gehandeld. Het komt daarbij aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW .
Snelheid
De lezing van de officier van justitie dat verdachte voor de situatie ter plaatse te hard heeft gereden, wordt slechts gedragen door de verklaring van verdachte zelf dat hij mogelijk te hard heeft gereden. Nu technisch onderzoek naar de gereden snelheid ontbreekt en de getuigen allen verklaren dat zij niet gemerkt hebben dat verdachte te hard heeft gereden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 km/u heeft overschreden.
Verkeersdrempels
Verdachte heeft verklaard dat hij slechts 1 verkeersdrempel is gepasseerd, op ongeveer 1 km van de plaats ongeval . Ook de rechtbank constateert op basis van de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde foto’s dat zich geen verkeersdrempels in de nabijheid van de plaats ongeval bevinden . Hieruit leidt de rechtbank af dat er op geen enkele wijze een causaal verband kan worden gelegd tussen het rijgedrag ten tijde van het passeren van de verkeersdrempel en het ongeval.
Passagiers in laadruimte
Verdachte reed in een Volkswagen Caddy TDI, 77 kw .
De rechtbank heeft ambtshalve vastgesteld dat het laadvermogen van een dergelijk voertuig 700 kg bedraagt . Nu er zich 5 jonge mannen in de laadruimte bevonden, die gemiddeld 80 kg wegen, is de rechtbank niet overtuigd dat het voertuig vanwege het gewicht van de in de laadruimte aanwezige personen licht stuurde en/of er onvoldoende druk op de voorwielen aanwezig was. Ook hiervoor geldt bovendien dat de stelling dat het voertuig lichter stuurde enkel is gebaseerd op de verklaring van verdachte zelf en technisch onderzoek daarnaar ontbreekt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dus geen sprake van een verdachte te maken verwijt dat valt in de termen van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Uit het enkele feit dat het door verdachte bestuurde voertuig op enig moment met twee wielen in de berm terecht is gekomen en na een stuurcorrectie van verdachte vervolgens is gaan slingeren, hij de macht over het stuur kwijtraakte, een boom heeft geraakt, waarna de auto 180 graden om zijn as is gedraaid en vervolgens in een sloot tot stilstand is gekomen, kan niet worden geconcludeerd dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] werd gedood en [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] lichamelijk letsel hebben opgelopen. Op grond hiervan acht de rechtbank het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat door het handelen van verdachte het verkeer in gevaar is gebracht waarmee is voldaan aan de omschrijving van artikel 5 WVW. Verdachte heeft in de laadruimte van zijn auto 5 personen vervoerd terwijl hij wist dat zich daar geen voor personenvervoer bedoelde gordels bevonden. Ten tijde van het ongeval was het donker en was het wegdek nat. De auto is met twee wielen in de berm terecht gekomen, na een stuurcorrectie van verdachte vervolgens gaan slingeren, waarbij verdachte de macht over het stuur kwijtraakte, een boom heeft geraakt, waarna de auto 180 graden om zijn as is gedraaid en in een sloot tot stilstand is gekomen.
Hieruit volgt reeds dat verdachte op enig moment in enige mate, zij het niet in aanmerkelijke mate, onoplettend en/of onvoorzichtig is geweest. Het beroep van de raadsman op afwezigheid van alle schuld (avas) gaat daarom niet op. Door zijn gedragingen heeft verdachte het verkeer in gevaar gebracht. De rechtbank tekent hierbij aan dat dit feit een overtreding betreft.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 december 2009 te Haaksbergen als verkeersdeelnemer, als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hasseltweg, terwijl het regende en/of het wegdek voor en/of ter plaatse van de botsing nat en/of vochtig was en die bestelauto niet voortdurend onder controle heeft gehad en de macht over het stuur is verloren en niet behoorlijk het verloop van het door hem bereden en voor hem bestemde weggedeelte van die weg is blijven volgen en -gezien verdachtes rijrichting- naar links is gereden en vervolgens tegen een -gezien verdachtes rijrichting- links van genoemde weg staande boom is gebotst waarna die door hem, verdachte, bestuurde bestelauto in de -gezien verdachtes rijrichting- rechterwegberm is gegleden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich, als bestuurder van een bedrijfsauto, zodanig gedragen dat hij daarmee gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Bij dit ongeval is een 18-jarige jongen overleden.
Vier andere passagiers zijn gewond geraakt.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 7 mei 2010 niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat het ongeval voor verdachte verstrekkende gevolgen in zijn persoonlijke leven heeft gehad en hij dit ongeval nog lang met zich mee zal dragen. De rechtbank weegt mee dat verdachte na het ongeval direct de hulpdiensten heeft ingeschakeld en zich om de slachtoffers heeft bekommerd. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich uiterst betrokken heeft getoond jegens de directe nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zijn rijbewijs reeds enige tijd kwijt is geweest en zal, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en gelet op het feit dat verdachte van het primair tenlaste gelegde wordt vrijgesproken, bepalen dat aan verdachte een voorwaardelijke geldboete zal worden opgelegd.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
12. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2010.