RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710252-09
datum vonnis: 8 juni 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op {geboortejaar1989] in {geboorteplaats] [geboorteland],
wonende in {woonplaats],
nu verblijvende in PI Almelo, HvB “De Karelskamp”.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 juli 2009, 2 oktober 2009, 15 december 2009, 16 februari 2010, 11 mei 2010 en 25 mei 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Wichern en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 20 maart 2009 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dood te schieten. Primair is dit tenlastegelegd als het medeplegen van poging tot moord/doodslag, subsidiair als het medeplegen van poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als openlijk geweld.
Feit 2: op 20 maart 2009 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en andere personen dood te schieten. Primair is dit tenlastegelegd als het medeplegen van poging tot moord/doodslag, subsidiair als het medeplegen van poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als openlijk geweld.
Feit 3: op 20 maart 2009 een vuurwapen en de bijbehorende munitie in zijn bezit had.
Feit 4: op 23 maart 2009 122,4 gram cocaïne in zijn bezit had.
Feit 5: op 23 maart 2009 58,5 gram hasjiesj en/of 62 gram hennep in zijn bezit had.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), (voor/in de onmiddellijke nabijheid van bar "Het Pleintje" gevestigd aan het Burgemeester Jansenplein) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een (vuur)wapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/althans die (andere) perso(o)n(en), terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O),
(voor/in de onmiddellijke nabijheid van bar "Het Pleintje" gevestigd aan het Burgemeester Jansenplein) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/althans
een of meer (andere) perso(o)n(en), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een (vuur)wapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en),
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Burgemeester Jansenplein en/althans/in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en),
welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- indringen op en/of insluiten en/of aanvallen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
en/althans die (andere) perso(o)n(en), en/of
- achtervolgen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/althans die (andere)
perso(o)n(en), en/of
- met een (vuur)wapen schieten op/naar/in de richting van/in de
(onmiddellijke) nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/althans die
(andere) perso(o)n(en), en/of
- vastpakken bij/aan/om de kleding/het lichaam en/of (vervolgens) tegen de
grond werken/duwen/drukken van die [slachtoffer 1], en/of
- (meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen de rug
en/althans het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1], en/of
- (meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in het gezicht
en/althans (elders) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2];
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), (op/aan/nabij de Willemstraat en/of Marktstraat) (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (telkens) opzettelijk en (telkens) al dan niet met voorbedachten rade een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (telkens)
met dat opzet en (telkens) al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen en/althans eenmaal met een (vuur)wapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/althans die (andere) perso(o)n(en), terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), (op/aan/nabij de Willemstraat en/of Marktstraat) (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), (telkens) opzettelijk en (telkens) al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen
en/althans alleen, (telkens) met dat opzet en (telkens) al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen en/althans eenmaal met een vuurwapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), terwijl (telkens) de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg(en), de Willemstraat en/of de Markstraat en/of de Beeksteeg en/althans/in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- indringen op en/of aanvallen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of
die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/althans die (andere) perso(o)n(en),
en/of
- meermalen en/althans eenmaal met een (vuur)wapen schieten op/naar/in de richting/in de (onmiddellijke) nabijheid van
van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die Mol en/althans die (andere) perso(o)n(en),
en/of
- (meermalen) slaan met een wapen/hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de
hand/pols en/althans het lichaam van die [slachtoffer 5];
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5]), meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen/hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de
hand/pols en/althans het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ (kal. 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) kal. 9 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 23 maart 2009 in de gemeente Almelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 122,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 23 maart 2009 in de gemeente Almelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 58,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of 62 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het sub 1 primair en subsidiair alsmede van het sub 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken. Zij heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 meer subsidiair, 2 nog meer subsidiair, 3, 4 en 5 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert zij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiele deel van deze vordering en refereert zij zich aan de hoogte van het toe te wijzen bedrag voor de immateriële schade. Verder vordert zij dat de inbeslaggenomen drugs en het vuurwapen worden onttrokken aan het verkeer en dat het inbeslaggenomen geld verbeurd wordt verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Feit 1
In de nacht van donderdag 19 maart 2009 op vrijdag 20 maart 2009 raakt verdachte betrokken bij een vechtpartij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nabij café ’t Pleintje aan het Burgemeester Jansenplein in Hengelo (O), waarbij éénmaal wordt geschoten.
Feit 2
In de nacht van donderdag 19 maart 2009 op vrijdag 20 maart 2009 is in de Willemstraat en/of de Marktstraat in Hengelo (O) op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] geschoten.
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het sub 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij voert daartoe aan dat verdachte behoorde tot de groep die op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen aangever. Daarmee is verdachte aansprakelijk voor alle geweldshandelingen tijdens dit incident, ook voor het gebruik van het wapen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe wordt aangevoerd dat verdachte aangever [slachtoffer 1] om zijn middel heeft gepakt ter voorkoming van geweld. Die handeling veroorzaakt geen pijn of letsel en kan overigens ook niet op andere wijze worden aangemerkt als een handeling die heeft bijgedragen aan openlijk geweld. Het fungeren als menselijk schild wanneer verdachte met aangever op de grond ligt, kan ook niet aangemerkt worden als het plegen van openlijk geweld.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zijn vrienden hem altijd L. noemen. Hij liep in de nacht van 20 maart 2009 voor ’t Pleintje langs een groep jongens. Ineens kwam een jongen uit die groep in een dreigende houding voor hem staan. De jongen pakte hem vast om zijn middel. De rest van de groep kwam daarop op hem af. Hij kreeg een paar klappen van die groep en viel op een gegeven moment op de grond. Daarbij had hij één van de jongens nog vast en gebruikte hem als schild. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij meermalen in zijn gezicht is geslagen en in zijn rug is geschopt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij ’t Pleintje in de buurt [slachtoffer 1] om de nek heeft gepakt, omdat hij dacht dat [slachtoffer 1] [verdachte 3] aan wou vallen. Toen is [slachtoffer 1] op hem gevallen.
[Slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij aan de voorzijde van ’t Pleintje zag dat [slachtoffer 1] op een gegeven moment op de grond lag met een jongen. [slachtoffer 1] hield deze jongen vast om zich te beschermen tegen de trappen en klappen van de groep om hem heen.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachtes handelen een zodanige significante bijdrage aan het geweld oplevert, dat van een strafbare openlijke geweldpleging kan worden gesproken. Nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zelf niet heeft deelgenomen aan de openlijke geweldpleging omdat hij door het slachtoffer als schild werd gebruikt, kan niet worden bewezen dat hij zich met de mensen uit zijn groep schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld. Nu ook zijn intentie niet is gebleken van het voor die tijd vastpakken van het latere slachtoffer, dient verdachte te worden vrijgesproken.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Zij voert daartoe aan dat verdachte de schutter niet is en geen sprake is van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de schutter en verdachte, dat er sprake is van medeplegen.
Zij stelt zich daarnaast op het standpunt dat het nog meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van feit 2 integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe wordt aangevoerd dat, gelet op de analyse die door de politie van de schietpartij is gemaakt en gelet op de getuigenverklaringen van [slachtoffer 5], geconcludeerd moet worden dat de medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 3] en niet verdachte de schutters zijn geweest. Vanaf het moment dat verdachte over het vuurwapen beschikte, is er niet meer geschoten. Tot het moment waarop verdachte het wapen in handen kreeg, heeft verdachte alleen maar gerend om te ontkomen aan de aangevers en heeft hij op geen enkele wijze bijgedragen aan het gebruik van het vuurwapen.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat hij voor bij ’t Pleintje een knal heeft gehoord, met F. in de richting van het station liep toen hij op een gegeven moment [verdachte 3] en [verdachte 1] tegenkwam. Hij is bij hen gebleven en hij liep op een gegeven moment met [verdachte 3] en [verdachte 1] in de Willemstraat. Daar hoorde hij opeens knallen. Daarop is iedereen gaan rennen. Tijdens het rennen kreeg hij een wapen in zijn handen. Verdachte is vervolgens rechtsaf geslagen de Beeksteeg in. Verdachte wist dat [verdachte 1] in het bezit was van een wapen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij stil is blijven staan op het moment dat hij wat van [verdachte 1] in zijn handen gedrukt kreeg. Verdachte ging kijken wat het was en zag dat het een wapen was. Daarop is hij met het wapen in zijn hand in de richting van discotheek New York gerend.
Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij na het eerste schot voor bij ’t Pleintje samen met [verdachte 1], [getuige 3] en [getuige 4] het wapen verstopt heeft in een steegje naast Hisar. Daarop zijn zij weggelopen naar de verlichtingswinkel Adolfs, alwaar zij ongeveer 10 minuten zijn gebleven. Vervolgens zijn zij weer teruggelopen in de richting van voornoemd steegje. Onderweg zijn zij verdachte en F. tegengekomen,die vanuit de richting van discotheek New York kwamen rennen. Verdachte vroeg wat zij gingen doen, waarop [verdachte 1] antwoordde dat hij met [getuige 1] het wapen op ging halen. Verdachte zei daarop dat hij mee wilde. Uiteindelijk zijn [verdachte 1] en [getuige 1] naar het steegje gelopen waar het wapen lag. Daar wilde [getuige 1] het wapen hebben en kreeg dat uiteindelijk ook. Op een gegeven moment kwamen verdachte en S. het steegje inrennen. Daar riep verdachte gelijk dat hij het wapen wilde hebben. [getuige 1] heeft daarop het wapen teruggegeven aan [verdachte 1], waarop zij het steegje uit zijn gerend richting de Willemstraat. Nadat [verdachte 1] daar twee keer had geschoten, rende hij de hoek om bij Twente Palace. Zij hoorde vervolgens nog een aantal schoten en voordat zij deze laatste schoten hoorde, zag zij verdachte, [verdachte 1] en S. wegrennen met de Hengelose groep achter hen aan.
Medeverdachte [verdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij in de Willemstraat met twee meisjes in een café is geweest om naar het toilet te gaan. Op het moment dat hij weer buiten kwam, zag hij een meisje, [verdachte 1], verdachte en S. staan en zag hij de Hengelose groep op hen af komen rennen. Op het moment dat het meisje, verdachte, S. en hij weg wilden rennen zag hij [verdachte 1] schieten. Daarop rende hij in de richting van de Marktstraat. Hij zag verdachte voor zich rennen. [verdachte 1] en S. renden achter [verdachte 3]. Achter zich hoorde hij schoten.
De getuige [slachtoffer 3] verklaart bij de politie dat de jongen die op hem geschoten heeft een zwarte leren jas droeg met een capuchon met iets roods daaronder. De jongen die op hem geschoten heeft, is als eerste door de politie aangehouden en had bloed op zijn gezicht.
De getuige [slachtoffer 4] heeft bij de politie verklaard dat de vent die op hem geschoten heeft een petje op zijn hoofd had en wat dikkig was, de andere jongen was iel en had een matje in zijn nek.
De getuige [slachtoffer 5] heeft bij de politie verklaard dat hij zich herinnert dat de jongen die schoot in de Willemstraat ter hoogte van Twente Palace geen petje op had en de jongen die schoot in de Marktstraat wel.
[Slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met de groep uit Hengelo op een gegeven moment bij cafetaria Het Centrum weer een gedeelte van de groep uit Almelo zag. De groep uit Hengelo is op hen afgelopen en ineens begon er iemand te schieten. Dit was een jongen met wat langer donker haar, welk haar aan de zijkanten korter was geknipt. Hij zag dat hij met het vuurwapen in zijn rechterhand voor zich uit schoot, mogelijk gericht op iets, waarvan in ieder geval een keer op hem. Hij richtte ook op andere mensen die in zijn omgeving liepen. Hij verklaart verder dat hij ook op de Marktstraat liep en dat hij tijdens het lopen zeker 8 keer heeft geschoten.
[Slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met een groep personen uit Hengelo op zoek was naar een groep uit Almelo, waar een vriend van hem daarvoor ruzie mee had gehad. Op een gegeven moment liepen zij voorbij Eurosnacks in de richting van ’t Pleintje. De groep jongens uit Almelo, waar zij naar op zoek waren, liep achter hen. Daarop is de getuige met nog een aantal jongens achter de Almelose groep aangegaan, richting Walk Inn, Twente Palace en de markt. De meest rechtse van de jongens richtte een pistool op Jack en schoot. De getuige heeft zeker 3 à 4 schoten gehoord. Op een gegeven moment zag de getuige dat de meest rechtse jongen het wapen overgaf aan de middelste. Hij zag dat deze jongen het pistool op hem richtte en al rennend op hem schoot.
Na de aanhouding van medeverdachte [verdachte 3] wordt omstreeks 05.15 uur een zogenaamde schiethanden-set van de handen van hem afgenomen. Het schotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van de handen van verdachte en een schietproces.
Na de aanhouding van medeverdachte [verdachte 1] wordt omstreeks 05.30 uur een zogenaamde schiethanden-set van de handen van hem afgenomen. Het chotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van de handen van verdachte en een schietproces.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Voor bewuste samenwerking is het niet altijd nodig dat er concrete afspraken zijn gemaakt tussen de medeplegers. Wanneer er een onderling begrip is tijdens het plegen van het feit is dat voldoende. Nauwe samenwerking betekent niet dat de medeplegers een gelijk aandeel moeten hebben in de uitvoering van het delict. Het gaat erom dat er sprake is van een zekere onderlinge gelijkwaardigheid, dat wil zeggen dat de handelingen tot op zekere hoogte inwisselbaar zijn. De ondergrens van medeplegen ligt bij:
- het deel uit maken van een groep en het niet enkel toevallig aanwezig zijn
- het zich niet distantiëren van die groep als er strafbare dingen gebeuren, die niet onvoorzienbaar, onverwacht of plotseling waren
- het niet ingrijpen, door mededaders te beletten strafbare feiten te plegen, wanneer voorzienbaar wordt dat nieuwe strafbare feiten gepleegd gaan worden.
Gelet op voorgaande verklaringen, concludeert de rechtbank dat, ondanks dat verdachte weet dat er tijdens de vechtpartij voor bij ’t Pleintje geschoten is, toch bij de groep uit Almelo blijft. Hoewel verdachte zegt dat hij na de vechtpartij naar het station wilde en de mogelijkheid had om weg te gaan en zich aldus te distantiëren van de groep waar hij bij hoorde en van waaruit met een vuurwapen is geschoten, voegt hij zich op enig moment toch weer bij de groep uit Almelo. Bij het steegje bij Hisar bemoeit hij zich actief met het wapen, dat medeverdachte [verdachte 1] vervolgens bij zich steekt. Terwijl verdachte weet dat het wapen weer in de groep is, blijft hij deel uitmaken van die groep. Hij weet op dat moment dat kort daarvoor bij een vechtpartij bij ’t Pleintje door iemand uit de groep uit Almelo met een wapen is geschoten. Een nieuwe schietpartij op de Hengelose groep bij een mogelijk nieuwe confrontatie met die groep had verdachte dan ook moeten voorzien. Verdachte heeft geen enkele actie ondernomen zijn medeverdachten te beletten tot het gebruik van het vuurwapen. In tegendeel, ondanks dat in de Willem- en de Marktstraat vanuit zijn groep geschoten wordt, blijft verdachte in de groep rennen en pakt hij uiteindelijk het wapen van [verdachte 1] aan en maakt zich daarmee uit de voeten.
Gelet op voorgaande gedragingen van verdachte en de medeverdachte voor, tijdens en kort na het plaatsvinden van het meermalen schieten in de richting van de groep uit Hengelo, de daarbij gevolgde werkwijze, een en ander in onderling verband bezien, hebben verdachte en medeverdachte [verdachte 1] voor wat betreft de schietpartij in de Willemstraat zodanig hecht en intensief samengewerkt dat zij elk afzonderlijk als medepleger van het feit dienen te worden aangemerkt. Datzelfde geldt voor wat betreft de Marktstraat ten aanzien van verdachte en medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 3].
5.4 Feiten 3, 4 en 5
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank sub 3, sub 4 en sub 5 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 2 primair, sub 3, sub 4 en sub 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
A.
hij op 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), op de Willemstraat ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk personen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en andere personen van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander telkens met dat opzet meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en die andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid;
B.
hij op 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), op de Marktstraat ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk personen genaamd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en andere personen van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen telkens met dat opzet meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en die andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid;
3.
hij op 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ (kal. 9 mm), en munitie van categorie III, te weten een of meer patronen kal. 9 mm voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 23 maart 2009 in de gemeente Almelo opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 108 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op 23 maart 2009 in de gemeente Almelo opzettelijk aanwezig heeft gehad 58,5 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en 62 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 2 primair, sub 3, sub 4 en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47 en 287 Sr, bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie en bij de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 primair
telkens het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
feit 3
het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 5
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Voor wat betreft de vraag welke straf moet worden opgelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal misdrijven, waaronder een poging tot doodslag. Hij is samen met anderen uit gegaan in Hengelo en kreeg een woordenwisseling met een groep jongens uit Hengelo, die uitmondde in een handgemeen tussen leden van de Almelose groep en leden van de Hengelose groep. Daarbij heeft medeverdachte [verdachte 1] met een vuurwapen geschoten.
Na deze schietpartij probeert [verdachte 1] het vuurwapen te verstoppen. Als [verdachte 1] na enige tijd besluit het wapen weer op te halen, gaat ook verdachte naar de verstopplaats en vraagt hij om het wapen. Hij ziet dat [verdachte 1] het bij zich steekt en hij besluit om, terwijl hij ziet dat de Hengelose groep er weer aan komt, bij [verdachte 1] te blijven. Verdachte is er vervolgens bij als [verdachte 1] opnieuw schiet in de richting van de groep Hengelo. Wonder boven wonder wordt er niemand geraakt. Verdachte blijft weer bij [verdachte 1] en rent samen met hem en [verdachte 3], die zich inmiddels ook bij [verdachte 1] en verdachte heeft gevoegd, de hoek om, de Marktstraat op. Aldaar neemt [verdachte 3] het wapen van [verdachte 1] over en schiet [verdachte 3] minimaal 3 keer in de richting van de groep Hengelo, die verdachte en zijn medeverdachten achtervolgt. Ook deze keer wordt er wonderbaarlijk genoeg niemand geraakt. Vlak voordat de Almelose groep zich splitst op de Marktstaat, ontfermt verdachte zich over het vuurwapen en probeert
hij met het vuurwapen te ontkomen.
Het is zeker niet de verdienste van verdachte en zijn mededaders geweest dat er tijdens de schietincidenten niemand gewond is geraakt of is komen te overlijden. Verdachte heeft zich die nacht samen met [verdachte 1] en [verdachte 3] zeer onverantwoordelijk gedragen en heeft gespeeld met de levens van andere personen. Dit rechtvaardigt de oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank, naast de jeugdige leeftijd van verdachte die de rechtbank in zijn voordeel laat meewegen, rekening gehouden met de straffen die landelijk in soortgelijke zaken worden opgelegd, nu voor onderhavige feiten geen landelijke oriëntatiepunten zijn vastgesteld.
Anders dan zijn medeverdachten heeft verdachte niet zelf geschoten met het vuurwapen. Omdat zijn rol daarom wezenlijk anders is dan die van zijn medeverdachten, komt de rechtbank tot oplegging van een lagere straf dan die in de zaken van zijn medeverdachten.
8.2 De inbeslaggenomen goederen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 9, 18 en 29 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu de hiervoor bewezenverklaarde feiten mede zijn begaan met deze voorwerpen en die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van het aan verdachte toebehorende en onder hem inbeslaggenomen geldbedrag, zodat de rechtbank de teruggave van dit geldbedrag aan verdachte zal gelasten.
9. De schade van benadeelden
[Slachtoffer 5], wonende te Hengelo (O) aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.605,-- (vierduizend-zeshonderd-en-vijf euro). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Leren jas € 100,--
- Verlies aan arbeidsvermogen € 990,--
- Porto- en telefoonkosten € 15,--
- een immateriële schadevergoeding € 3.500,--.
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de schade van de benadeelde partij niet voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit 2 primair.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57 en 91 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 2 primair, sub 3, sub 4 en sub 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 2 primair, sub 3, sub 4 en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 primair
telkens het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
feit 3
het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 5
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 primair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 5], wonende te Hengelo (O), aan de [adres] in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Inbeslaggenomen goederen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1 tot en met 9, 18 en 29;
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 515,-- aan verdachte;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2010.