RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710251-09
datum vonnis: 8 juni 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortejaar 1989] in [geboorteplaats en land],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het Huis van Bewaring te Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 juli 2009, 2 oktober 2009, 15 december 2009, 16 februari 2010, 11 mei 2010 en 26 mei 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Wichern en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 20 maart 2009 samen met anderen – al dan niet met voorbedachten rade - heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dood te schieten. Primair is dit tenlastegelegd als het medeplegen van poging tot moord/doodslag, subsidiair als het medeplegen van poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als openlijk geweld.
Feit 2: op 20 maart 2009 samen met anderen – al dan niet met voorbedachten rade – heeft geprobeerd [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en andere personen dood te schieten. Primair is dit tenlastegelegd als het medeplegen van poging tot moord/doodslag, subsidiair als het medeplegen van poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als openlijk geweld.
Feit 3: op 20 maart 2009 een vuurwapen en de bijbehorende munitie in zijn bezit had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), (voor/in de onmiddellijke nabijheid van bar "Het Pleintje" gevestigd aan het Burgemeester Jansenplein) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en invereniging met een ander of anderen en/althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een (vuur)wapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
en/althans die (andere) perso(o)n(en), terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), (voor/in de onmiddellijke nabijheid van bar "Het Pleintje" gevestigd aan het Burgemeester Jansenplein) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, met dat
opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een (vuur)wapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en),
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Burgemeester Jansenplein en/althans/in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- indringen op en/of insluiten en/of aanvallen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
en/althans die (andere) perso(o)n(en), en/of
- achtervolgen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/althans die (andere)
perso(o)n(en), en/of
- met een (vuur)wapen schieten op/naar/in de richting van/in de
(onmiddellijke) nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/althans die
(andere) perso(o)n(en), en/of
- vastpakken bij/aan/om de kleding/het lichaam en/of (vervolgens) tegen de
grond werken/duwen/drukken van die [slachtoffer 1], en/of
- (meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen de rug
en/althans het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1], en/of
- (meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in het gezicht
en/althans (elders) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2];
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), (op/aan/nabij de Willemstraat en/of Marktstraat)
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (telkens) opzettelijk en (telkens) al dan niet met voorbedachten rade een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (telkens) met dat opzet en (telkens) al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen en/althans eenmaal met een (vuur)wapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/althans die (andere) perso(o)n(en), terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), (op/aan/nabij de Willemstraat en/of Marktstraat)
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), (telkens) opzettelijk en (telkens) al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (telkens) met dat opzet en (telkens) al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen en/althans eenmaal met een vuurwapen heeft geschoten naar/op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg(en), de Willemstraat en/of de Markstraat en/of de Beeksteeg en/althans/in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/althans een of meer (andere) perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- indringen op en/of aanvallen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of
die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/althans die (andere) perso(o)n(en),
en/of
- meermalen en/althans eenmaal met een (vuur)wapen schieten op/naar/in de
richting/in de (onmiddellijke) nabijheid van van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3]
en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/althans die (andere) perso(o)n(en),
en/of
- (meermalen) slaan met een wapen/hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de
hand/pols en/althans het lichaam van die [slachtoffer 5];
3.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ (kal. 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) kal. 9 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
Standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen eerlijk proces heeft gehad. Zij heeft daartoe aangevoerd:
- dat medeverdachten doelbewust zijn beïnvloed door de politie,
- dat sturing is gegeven aan het onderzoek ten koste van een objectieve waarheidsvinding en
- dat voor verdachte ontlastende onderzoeksgegevens doelbewust niet zijn onderzocht.
Omdat deze vormverzuimen uit het voorbereidend onderzoek niet kunnen worden hersteld en zodanig ernstig zijn dat niet kan worden gesproken van een onderzoek en behandeling van de zaak die voldoet aan de beginselen van behoorlijke procesorde, verzoekt de raadsvrouwe de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat van een open vizier in het opsporingsonderzoek geen sprake was, heeft de raadsvrouw gesteld dat op 23 maart 2009, terwijl het opsporingsonderzoek net gestart was, voor het opsporingsapparaat al vast stond dat verdachte de schutter was. Zij heeft daarbij gewezen op verklaringen die diverse getuigen op 20 maart 2009 hebben afgelegd, die signalementen van de schutter hebben gegeven die niet overeenkomen met het signalement van verdachte. Daarnaast was ook het wapen waarmee geschoten zou zijn, uit handen van een medeverdachte in beslag genomen en niet uit handen van verdachte. Desondanks wordt op 23 maart 2009 een proces-verbaal opgemaakt, waarin staat vermeld dat het wapen vermoedelijk in beslag is genomen onder verdachte en dat uit de administratie van de politie niet is gebleken dat hij gerechtigd was tot het voorhanden hebben daarvan.
Daarnaast heeft de raadsvrouwe betoogd dat mede door de opstelling van verbalisanten de ene medeverdachte [verdachte 2] alle gelegenheid kreeg om te verklaren dat hij weliswaar het wapen in handen heeft gehad, maar daar niets mee heeft gedaan en de andere medeverdachte [verdachte 3] de naam van verdachte kreeg voorgezegd. Toen uit het opsporingsonderzoek bleek dat laatstgenoemde zogenaamde schiethanden had, kreeg hij van de verhorende verbalisanten alle gelegenheid om daar een passende verklaring voor te geven en zichzelf “vrij te pleiten”.
Verder zijn er in de visie van de verdediging aanwijzingen dat sprake is van een tweede wapen, waarmee vanuit de andere groep dan die waarvan verdachte deel uitmaakte, is geschoten. Door het opsporingsapparaat is er welbewust voor gekozen dit item niet nader te onderzoeken.
Tot slot heeft de officier van justitie geen plausibele verklaring gegeven voor het achterwege laten van voor de hand liggende bewijsconfrontaties.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er wel sprake is geweest van een “fair trial” en dat van de door de raadsvrouw opgeworpen punten niets is gebleken.
De overwegingen van de rechtbank
Voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging is alleen plaats als het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004, 376).
Het feit dat op 23 maart 2009 een proces-verbaal over het onderzoek van het in beslag genomen vuurwapen is opgemaakt waarin wordt vermeld dat het wapen vermoedelijk in beslag is genomen onder verdachte, leidt niet dwingend tot de conclusie dat op dat moment de uitkomst van het opsporingsonderzoek al vaststond. Hoewel de getuigen die op 20 maart 2009 gehoord zijn, signalementen van de schutter geven die niet bij het signalement van verdachte passen, zijn op 23 maart 2009 ook getuigen gehoord die hebben verklaard dat verdachte heeft geschoten. Dat verdachte er om die reden van werd verdacht te hebben geschoten, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet onbegrijpelijk.
Het gegeven dat de betreffende getuigenverklaringen zouden kunnen zijn beïnvloed door de publiciteit over deze strafzaak en door de medeverdachten met wie zij tot het afleggen van hun verklaring in gezelschap hebben verkeerd, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de inhoud van deze verklaringen daarom door de politie niet meer als waarheidsgetrouw konden worden beschouwd.
Ten aanzien van verklaringen van medeverdachten in het algemeen is de rechtbank van oordeel dat deze –gestuurd of niet- altijd met de nodige voorzichtigheid moeten worden bekeken, omdat zij bij het afleggen van een belastende verklaring ook een eigen belang kunnen hebben. Dat de medeverdachten in dit opsporingsonderzoek doelbewust zijn beïnvloed of gestuurd ten koste van een objectieve waarheidsvinding en ten koste van de verdachte is de rechtbank niet gebleken, ook niet na het bekijken van de audiovisuele opnamen van de verhoren van de medeverdachten.
Over het onderzoek naar een mogelijk tweede wapen overweegt de rechtbank dat, anders dan de verdediging, de verklaring van getuige [getuige 1], geen aanwijzing oplevert dat er ook een wapen was in de andere groep. [Getuige 1]verklaart na het eerste schietincident bij verdachte een zilverkleurig wapen te hebben gezien, terwijl het wapen dat na het laatste schietincident uit handen van een medeverdachte is verkregen zwart was. Zowel getuige [getuige 1] als de medeverdachte behoorden tot dezelfde groep. Hoewel zij dus verschillend verklaren over het uiterlijk van het wapen, is niet aannemelijk dat één van hen verklaart over een ander wapen dan dat waarmee geschoten werd binnen hun eigen groep.
De verklaring die getuige [getuige 2] op 10 februari 2010 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd kan naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzing voor een mogelijk tweede wapen in het politieonderzoek hebben opgeleverd, aangezien het politieonderzoek, gelet op de datum van dat verhoor, toen al was afgerond. Evenmin kan die verklaring, gelet op het onderzoek dat daarna op verzoek van de verdediging door de officier van justitie naar de inhoud ervan is gedaan, achteraf bevestigen dat inderdaad sprake was van een tweede wapen of anderszins destijds tot nader onderzoek had moeten leiden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van het voorgaande niet gezegd kan worden dat in het opsporingsonderzoek het zoeken naar de waarheid doelbewust geweld is aangedaan. De verklaring van medeverdachte [verdachte 3], dat hij het gevoel had dat er een kogel langs hem is gegaan die van een andere richting kwam dan waarnaar geschoten werd vanuit zijn groep, maakt dat niet anders.
Hoewel het in deze zaak wenselijk zou zijn geweest indien er bewijsconfrontaties zouden zijn gehouden, is de rechtbank tot slot niet gebleken dat het openbaar ministerie vanwege het niet houden van bewijsconfrontaties ontlastende onderzoeksgegevens niet nader heeft onderzocht of anderszins met miskenning van de rechten van verdachte relevante gegevens aan het dossier heeft onthouden.
Gelet hierop dwingt het verweer van de raadsvrouw noch op onderdelen afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien tot de slotsom dat in deze zaak de belangen van de verdachte in het vooronderzoek zodanig grovelijk zijn veronachtzaamd dat de aan verdachtes recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort is gedaan.
De rechtbank verwerpt aldus het verweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Feit 1
Verdachte was in de nacht van donderdag 19 maart 2009 op vrijdag 20 maart 2009 in discotheek Rootie Tootie in Hengelo (O). In de nacht van donderdag 19 maart 2009 op vrijdag 20 maart 2009 zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrokken geraakt bij een vechtpartij nabij café ’t Pleintje aan het Burgemeester Jansenplein in Hengelo (O), waarbij éénmaal met een vuurwapen is geschoten , .
Feit 2
In de nacht van donderdag 19 maart 2009 op vrijdag 20 maart 2009 is in de Willemstraat en/of de Marktstraat in Hengelo (O) met een vuurwapen geschoten op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] .
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat op grond van de verschillende getuigenverklaringen en de resultaten van het sporenonderzoek de conclusie gerechtvaardigd is dat verdachte samen met zijn medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 1] en dat verdachte daarbij met een vuurwapen heeft geschoten. Verdachte heeft daarbij tijd gehad om zich te beraden op zijn besluit om het wapen te gebruiken, waardoor sprake is van voorbedachten rade. Verdachte heeft voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] gehad.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte niet de schutter is geweest. Hiertoe wordt aangevoerd dat de officier van justitie kennelijk waarde toekent aan de verklaringen van de medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] evenals aan de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 4], maar de verklaringen van verschillende andere ooggetuigen als ongeloofwaardig terzijde schuift. Daarnaast voert de verdediging aan dat uit de verschillende verklaringen blijkt dat niet gericht op een persoon is geschoten, maar op de grond. Van opzet in welke vorm dan ook op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is daarom geen sprake. Voorwaardelijk opzet kan niet samen gaan met voorbedachten rade.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zijn vrienden hem altijd L. noemen. Hij liep in de nacht van 20 maart 2009 voor ’t Pleintje langs een groep jongens. Ineens kwam een jongen uit die groep in een dreigende houding voor hem staan. De jongen pakte hem vast om zijn middel. De rest van de groep kwam daarop op hem af. Hij kreeg een paar klappen van die groep en viel op een gegeven moment op de grond. Daarbij had hij één van de jongens nog vast en gebruikte hem als schild. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij meermalen in zijn gezicht is geslagen en in zijn rug is geschopt. Plotseling hoorde hij een knal en rook hij een kruitlucht.
[Getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat zij op een gegeven moment iemand “haal hem eruit” hoorde roepen. Daarop zag zij dat [verdachte] een pistool vast had. Op een gegeven moment hoorde zij een knal. Zij heeft een kogel zien liggen op de plek van de vechtpartij.
[Getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat zij zag dat [slachtoffer 1] door een persoon van achteren werd vastgepakt en op de grond werd gegooid. Op enig moment hoorde zij dat iemand uit de groep van Almelo “pak dat ding” zei. Daarop zag zij dat de Turkse jongen genaamd [verdachte] plotseling een pistool in zijn rechterhand had. Zij zag dat [verdachte] op ongeveer 1 meter afstand voor [slachtoffer 1] stond. [slachtoffer 1] lag op dat moment nog steeds op de grond. Vervolgens zag en hoorde zij dat [verdachte] het pistool doorlaadde en 1 keer schoot in de richting van [slachtoffer 1]. Zij zag een kogel op de grond ketsen.
[Getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op het moment van de ruzie ongeveer 2 à 3 meter achter [verdachte] stond. Vervolgens hoorde zij roepen “haal het wapen eruit”. Daarna zag zij dat [verdachte] een pistool in zijn hand had. Vervolgens zag zij dat [verdachte] het pistool richtte op de groep die ruzie aan het maken was. Zij hoorde en zag dat [verdachte] met het pistool één keer schoot. Hij hield het wapen een beetje schuin naar beneden, tussen de groep en de grond.
Na de aanhouding van verdachte wordt omstreeks 05.30 uur een zogenaamde schiethanden-set van de handen van hem afgenomen. Het schotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van de handen van verdachte en een schietproces.
Op 26 maart 2009 is van verdachte wangslijmvlies afgenomen. Het celmateriaal is in beslag genomen en voorzien van een identiteitszegel met nummer RJM904. Door het Forensisch Laboratorium voor DNA onderzoek (FLDO) is een vergelijkend DNA onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft betrekking op onder meer de patronen uit het magazijn van het inbeslaggenomen vuurwapen en het DNA van onder andere verdachte. Van 7 onderzochte patronen komt het aangetroffen DNA profiel overeen met dat van verdachte.
Verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de drie getuigen uit de groep Almelo, te weten [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 4] in grote lijnen met elkaar overeenkomen. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar verklaringen zijn van getuigen die niet tot de groep Almelo behoren, maar geen van deze getuigen heeft daadwerkelijk gezien wie heeft geschoten zodat die verklaringen geen afbreuk doen aan de verkaringen van de drie hiervoor genoemde getuigen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
Voorbedachten rade
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van voorbedachten rade. Het feit dat verdachte bij ’t Pleintje het wapen had betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij toen al van plan was om mensen dood te schieten. Het is denkbaar dat hij minder vergaande bedoelingen had met het pistool, zoals het bedreigen of bang maken en dat pas later door verdachte in een opwelling is besloten om met het pistool te schieten.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Verdachte heeft welbewust met een vuurwapen een schot afgevuurd in de richting van een groep vechtende mensen dan wel in de directe nabijheid van die groep personen op of naar de grond geschoten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij op zodanige wijze direct of indirect door een kogel konden worden geraakt dat zij als gevolg daarvan zouden kunnen overlijden. Deze kans is naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat die nacht met één wapen is geschoten. Daarnaast stelt zij zich op het standpunt dat, gelet op de getuigenverklaringen, zowel in de Willemstraat als in de Marktstraat één schutter is geweest, te weten verdachte. Gelet op de getuigenverklaringen dat verdachte gericht schoot op de achtervolgende groep en het sporenbeeld, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat sprake is van poging moord en dat sprake was van voorwaardelijk opzet. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte niet de schutter is geweest. Hiertoe wordt aangevoerd dat de officier van justitie kennelijk waarde toekent aan de verklaringen van de medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] evenals aan de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 4], maar de verklaringen van verschillende andere ooggetuigen als ongeloofwaardig terzijde schuift. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat het schotrestenonderzoek en het DNA-onderzoek de mogelijkheid openhouden dat verdachte niet heeft geschoten. Van opzet in welke vorm dan ook op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is geen sprake. Voorwaardelijk opzet kan niet samen gaan met voorbedachten rade.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 20 maart 2009 geen pet droeg. Wel had hij een bruine trui met capuchon aan. Daarover droeg hij een zwarte nylon jas. Verder had hij een wijde donkerblauwe spijkerbroek van G-star aan. Verdachte verklaart dat hij kort donker haar heeft met een lang matje in zijn nek.
Medeverdachte [verdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij schoten hoorde op het moment dat hij aan het begin van de Marktstraat was. Hij zag dat [verdachte] op de kruising Willemstraat/Marktstraat stond. Hij zag dat [verdachte] zich omdraaide en schoot op de groep uit Hengelo. Daarnaast heeft medeverdachte [verdachte 3] verklaard dat hij in de nacht van 20 maart 2009 een bruine leren jas met een bontkraag, een zwart petje, een zwarte broek en grijs met witte schoenen droeg. Hij had zijn jas open en onder zijn jas droeg hij een rood met grijs/wittig trainingsjasje. Dit jasje had een rode capuchon. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat A. dun is, veel dunner dan hijzelf en dat [verdachte] ook dun is.
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij tussen de Eurosnacks en Twente Palace zag dat [verdachte] zich half omdraaide en begon te schieten in de richting van de groep Hengelose jongens.
De getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat zij op een gegeven moment uit Road House liep en toen een harde knal hoorde. Zij zag op een gegeven moment [verdachte] met het pistool in zijn hand rennen. Hij kwam vanuit de richting van het gemeentehuis. Zij zag de groep uit Hengelo achter hem aanrennen en op een gegeven moment rende [verdachte 3] ook achter [verdachte] aan. Zij zag dat [verdachte] in de bocht Willemstraat/Marktstraat al rennend naar achteren schoot. Zij zag [verdachte] rennen ter hoogte van het steegje tussen Duthler en Sparxx. Zij zag dat [verdachte] weer schoot. De persoon die schoot had donkere kleding aan en een matje in zijn nek. [verdachte] is de enige die een matje heeft. Zij heeft in de Marktstraat zeker meer dan twee schoten gehoord, maar zij heeft niet gezien wie toen heeft geschoten.
De getuige [slachtoffer 3] verklaart bij de politie dat de jongen die op hem geschoten heeft een zwarte leren jas droeg met een capuchon met iets roods daaronder. De jongen die op hem geschoten heeft, is als eerste door de politie aangehouden en had bloed op zijn gezicht.
De getuige [slachtoffer 4] heeft bij de politie verklaard dat de vent die op hem geschoten heeft een petje op zijn hoofd had en wat dikkig was, de andere jongen was iel en had een matje in zijn nek.
De getuige [slachtoffer 5] heeft bij de politie verklaard dat hij zich herinnert dat de jongen die schoot in de Willemstraat ter hoogte van Twente Palace geen petje op had en de jongen die schoot in de Marktstraat wel.
[Slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met de groep uit Hengelo op een gegeven moment bij cafetaria Het Centrum weer een gedeelte van de groep uit Almelo zag. De groep uit Hengelo is op hen afgelopen en ineens begon er iemand te schieten. Dit was een jongen met wat langer donker haar, welk haar aan de zijkanten korter was geknipt. Hij zag dat die jongen met het langere donkere haar met het vuurwapen in zijn rechterhand voor zich uit schoot, mogelijk gericht op iets, waarvan in ieder geval een keer op hem. Hij richtte ook op andere mensen die in zijn omgeving liepen. Hij verklaart verder dat hij ook op de Marktstraat liep en dat hij tijdens het lopen een aantal malen heeft geschoten.
[Slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met een groep personen uit Hengelo op zoek was naar een groep uit Almelo, waar een vriend van hem daarvoor ruzie mee had gehad. Op een gegeven moment liepen zij voorbij Eurosnacks in de richting van ’t Pleintje. De groep jongens uit Almelo, waar zij naar op zoek waren, liep achter hen. Daarop is de getuige met nog een aantal jongens achter de Almelose groep aangegaan, richting Walk Inn, Twente Palace en de markt. De meest rechtse van de jongens richtte een pistool op Jack en schoot. De getuige heeft zeker 3 à 4 schoten gehoord. Op een gegeven moment zag de getuige dat de meest rechtse jongen het wapen overgaf aan de middelste. Hij zag dat deze jongen het pistool op hem richtte en al rennend op hem schoot.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat zij verdachte [verdachte 3] omstreeks 04.15 uur hebben aangehouden. Zij zagen dat deze man een bebloed gezicht had.
De verbalisant [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat hij naar aanleiding van een melding van een schietpartij samen met zijn collega [verbalisant 4] naar het centrum van Hengelo (O) is gegaan. Aanrijdend hoorden zij dat er een vuurwapen was aangetroffen en dat er al een verdachte was aangehouden. Ter plaatse werd door getuigen gezegd dat [verdachte] een van de jongens was die had geschoten. Daarop is besloten [verdachte] aan te houden als verdachte van de schietpartij.
Na de aanhouding van verdachte wordt omstreeks 05.30 uur een zogenaamde schiethanden-set van de handen van hem afgenomen. Het schotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van de handen van verdachte en een schietproces.
Na de aanhouding van medeverdachte [verdachte 3] wordt omstreeks 05.15 uur een zogenaamde schiethanden-set van de handen van hem afgenomen. Het schotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van de handen van verdachte en een schietproces.
Verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [verdachte 3] in grote lijn overeenkomt met de verklaringen van de getuigen uit de groep Almelo, {getuige 1], [getuige 3] en [getuige 4]. [Verdachte 3] is direct na de schietpartij aangehouden en daarna in de beperkingen geplaatst, waardoor hij geen mogelijkheid heeft gehad zijn verklaringen af te stemmen op de verklaringen van deze getuigen. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen, zodat het verweer van de raadsvrouw hieromtrent wordt verworpen.
Tweede wapen
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat weliswaar bij Duthler een huls is gevonden waarvan het NFI niet heeft kunnen vaststellen dat die is verschoten met het inbeslaggenomen wapen en dat er mogelijk een gaatje in de koplamp van de auto van getuige {getuige 2] zit, maar dat nader onderzoek noch getuigenverklaringen concrete aanwijzingen hebben opgeleverd dat er (ook) geschoten is met ander wapen dan het wapen dat in deze zaak in beslag is genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de nacht van donderdag 19 maart 2009 op vrijdag 20 maart 2009 in Hengelo geschoten is met één wapen.
Schutter(s)
De rechtbank concludeert, gelet op voorgaande verklaringen in samenhang bezien met de resultaten van het technisch onderzoek, dat verdachte in de Willemstraat op de groep uit Hengelo heeft geschoten. Vervolgens is hij al schietend de Marktstraat in gerend. Daar heeft op enig moment medeverdachte [verdachte 3] het wapen in handen gekregen, die vervolgens op de achtervolgende groep uit Hengelo heeft geschoten. Dat niet verdachte, maar medeverdachte [verdachte 3] heeft geschoten in de Markstraat leidt de rechtbank af uit de hiervoor genoemde getuigenverklaringen, die de schutter in de Markstraat omschrijven als de dikkere jongen met een (zwart) petje en rode kleding onder zijn jas, die als eerste door de politie is aangehouden. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat hiermee medeverdachte [verdachte 3] wordt bedoeld. Dit wordt nog versterkt door het feit dat de getuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 4] weliswaar wel hebben gezien wie er in de Willemstraat heeft geschoten, maar - anders dan de “Hengelose getuigen”- niet hebben gezien wie er in de Marktstraat schoot.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Voor bewuste samenwerking is het niet altijd nodig dat er concrete afspraken zijn gemaakt tussen de medeplegers. Wanneer er een onderling begrip is tijdens het plegen van het feit is dat voldoende. Nauwe samenwerking betekent niet dat de medeplegers een gelijk aandeel moeten hebben in de uitvoering van het delict. Het gaat erom dat er sprake is van een zekere onderlinge gelijkwaardigheid, dat wil zeggen dat de handelingen tot op zekere hoogte inwisselbaar zijn. Er is ook sprake van medeplegen wanneer de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de gedragingen van de mededader, hoewel daartoe wel de mogelijkheid bestond. Gelet op voorgaande gedragingen van verdachte en de medeverdachten voor, tijdens en kort na het plaatsvinden van het meermalen schieten in de richting van de groep uit Hengelo, de daarbij gevolgde werkwijze, een en ander in onderling verband bezien, hebben verdachte en de medeverdachten met betrekking tot het feit zodanig hecht en intensief samengewerkt dat zij allen afzonderlijk als medepleger van het feit en daarom als dader dienen te worden aangemerkt. De rechtbank heeft hierbij mede gelet op de omstandigheid dat verdachte noch de medeverdachten zich op enigerlei wijze hebben gedistantieerd van voornoemde gedragingen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het schieten in de Willemstraat en de Marktstraat sprake is van medeplegen.
Voorbedachten rade
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van voorbedachten rade. Het feit dat verdachte het wapen had in de Willemstraat en ook al gebruikt had bij de bar ’t Pleintje (feit 1) betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij in de Willemstraat van plan was om mensen dood te schieten. Het is denkbaar dat hij op dat moment minder vergaande bedoelingen had met het pistool, zoals het bedreigen of afschrikken van de achtervolgende groep, en dat pas later door verdachte en vervolgens door medeverdachte [verdachte 3] in een opwelling is besloten om met het pistool te schieten.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Verdachte heeft welbewust meermalen al dan niet rennend met een wapen met scherp in de richting van een groep rennende personen geschoten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met een vuurwapen in de richting van een groep personen te schieten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij op zodanige wijze door een kogel konden worden geraakt dat zij als gevolg daarvan zouden kunnen overlijden. Deze kans is naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft geschoten, zodat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte op 20 maart 2009 een pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 5.2 en 5.3 heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 20 maart 2009 een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O) in de nabijheid van bar "Het Pleintje" gevestigd aan het Burgemeester Jansenplein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] en andere personen van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 1] en die andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
A
hij op 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O) op de Willemstraat ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk personen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en andere personen van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en die andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
B
hij op 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O) op de Marktstraat ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk personen genaamd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en andere personen van het leven te beroven met dat opzet meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en die andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 20 maart 2009 in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ (kal. 9 mm), en
munitie van categorie III, te weten patronen kal. 9 mm, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47 en 287 Sr en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag
feit 2 primair
telkens het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Voor wat betreft de vraag welke straf moet worden opgelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal zeer ernstige misdrijven. Hij is samen met anderen uit gegaan in Hengelo en had tijdens het uitgaan een vuurwapen en munitie bij zich. Op het moment dat zijn vrienden een handgemeen krijgen met een groep anderen, haalt verdachte zijn vuurwapen tevoorschijn en lost hij een schot. Andere mensen staan op dat moment dicht bij hem. Verdachte heeft, zoals hiervoor ook is overwogen, daarmee bewust het risico genomen dat hij een ander dodelijk zou raken.
Verdachte verstopt het vuurwapen, maar besluit na enige tijd om het opnieuw bij zich te steken. Nadat {verdachte 2] tegen verdachte zegt dat de groep waarmee verdachte en zijn vrienden ruzie hadden er weer aankomt, gaat verdachte met het vuurwapen op de vlucht. Tijdens de achtervolging schiet verdachte twee keer in de richting van de achtervolgers. Wonder boven wonder wordt er niemand geraakt.
Na dit schietindicent geeft verdachte het wapen over aan [verdachte 3]. Ook die schiet in het bijzijn van verdachte nog minimaal drie keer op de groep achtervolgers en ook deze keer wordt er wonderbaarlijk genoeg niemand getroffen.
Het is zeker niet de verdienste van verdachte geweest dat er tijdens de schietincidenten niemand gewond is geraakt of is komen te overlijden. Verdachte heeft zich zeer onverantwoordelijk gedragen en heeft die nacht gespeeld met de levens van andere personen. De rechtbank heeft zich geen enkel beeld kunnen vormen van wat verdachte die nacht heeft bezield. Vanaf zijn aanhouding heeft hij zich zeer berekenend opgesteld en heeft hij geen openheid van zaken willen geven over wat er die nacht is gebeurd. Op zitting heeft hij gezegd niet de schutter te zijn geweest, maar heeft hij op verdere vragen ook geen antwoord willen geven. Ondanks dat het een recht van de verdachte is om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, baart de berekenende en ogenschijnlijk harde opstelling van de verdachte de rechtbank wel zorgen. Immers, verdachte is niet eerder voor een misdrijf veroordeeld en is nog zeer jong. Desondanks heeft hij de beschikking over een vuurwapen en munitie en schrikt hij er niet voor terug dat wapen daadwerkelijk te gebruiken.
Door zijn opstelling wekt verdachte de indruk de ernst van de feiten in zijn geheel niet in te zien. Hij heeft geen verantwoording willen afleggen, toont geen enkel berouw en uit tijdens de politieverhoren en op zitting geen enkele emotie.
De rechtbank is door dit alles van oordeel dat aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur opgelegd moet worden en zal daartoe overgaan. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank, naast het hiervoor overwogene, ook rekening gehouden met de straffen die landelijk in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
9. De schade van benadeelden
[slachtoffer 5], wonende te Hengelo (O) aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.605,-- (vierduizend-zeshonderd-en-vijf euro). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Leren jas € 100,--
- Verlies aan arbeidsvermogen € 990,--
- Porto- en telefoonkosten € 15,--
- een immateriële schadevergoeding € 3.500,--.
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu het feit waar de vordering op ziet niet aan verdachte wordt verweten.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 en 91 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag
feit 2
telkens het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 jaren;
-bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 5], wonende te Hengelo (O), aan de [adres] in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2010.