ECLI:NL:RBALM:2010:BM6942

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108877 / FT RK 76-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling wegens strijd met hoofddoel

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoekster]. [Verzoekster] is gehuwd in gemeenschap van goederen met de heer [naam], die ook een verzoek tot schuldsanering heeft ingediend, maar dit is op 16 maart 2010 afgewezen. Tijdens de zitting op 23 maart 2010 verklaarde [verzoekster] dat zij rust wil van deurwaarders en incassobureaus, en dat haar schuldenlast bestaat uit oude schulden. Ze heeft de zorg voor drie jonge kinderen, waaronder een tweeling van 8 jaar en een zuigeling van een maand oud.

De rechtbank overwoog dat toelating van [verzoekster] tot de schuldsaneringsregeling in strijd zou zijn met het hoofddoel van deze regeling. Aangezien haar echtgenoot, [naam], langdurig in detentie verblijft, zou hij niet in staat zijn om bij te dragen aan de schuldsanering. De rechtbank benadrukte dat als [verzoekster] zou worden toegelaten, zij zich aan strenge verplichtingen zou moeten houden en dat de schone lei haar niet zou helpen vanwege de bestaande gemeenschap van goederen met haar echtgenoot. Dit zou haar aansprakelijk houden voor de schulden van haar echtgenoot, wat een belangrijke reden was voor de afwijzing van het verzoek.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek van [verzoekster] moest worden afgewezen, omdat het hoofddoel van de schuldsaneringsregeling niet zou worden gediend. De beslissing werd genomen door mr. A.H. Margadant en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. [Verzoekster] heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof te Arnhem, indien zij dit wenst.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 108877 / FT RK 76-10
datum vonnis: 30 maart 2010 (gww)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster,
verder te noemen [verzoekster].
Het procesverloop
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 maart 2010. Ter zitting is [verzoekster] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling
De feiten
[verzoekster] is in gemeenschap van goederen gehuwd met de heer [naam]. Ook hij heeft een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Dit verzoek is bij vonnis van 16 maart 2010 afgewezen.
[verzoekster] heeft een totale schuldenlast van € 24.901,55, bestaande uit schulden aan Groene Land Achmea van in totaal € 6.795,71, een schuld aan het CJIB van in totaal € 2.051,67 en schulden aan de Belastingdienst van in totaal € 2.206,00.
Het inkomen van [verzoekster] bestaat uit een WWB-uitkering, norm alleenstaande ouder.
De toelichting van verzoeker
Ter terechtzitting heeft [verzoekster] verklaard dat zij slechts door deurwaarders en incassobureau’s met rust gelaten wil worden. De schuldenlast bestaat volgens [verzoekster] uit oude schulden van jaren geleden. Op dit moment heeft zij nog de zorg voor een tweeling in de leeftijd van 8 jaar, een zoontje van 1,5 jaar en een zuigeling van een maand oud.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank dient het verzoek van [verzoekster] te worden afgewezen.
De schuldsaneringsregeling heeft niet louter tot doel het creëren van rust voor de schuldenaar, zodat deze niet langer wordt benaderd door deurwaarders en incassobureaus. Als het creëren van rust slechts het enige doel is van de schuldenaar, valt te vrezen dat deze zijn of haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen of willen nakomen. Dat vormt al een reden om het verzoek af te wijzen.
Voorts heeft nog het volgende te gelden.
Een schuldsaneringsregeling heeft als hoofddoel het in het leven roepen van een regeling waarmee kan worden tegengegaan dat een natuurlijke persoon die in een problematische financiële situatie is terechtgekomen tot in lengte van jaren met zijn schulden achtervolgd kan worden. Aan het einde van de schuldsaneringsregeling kan de schuldenaar, ongeacht of de schuldeisers volledig kunnen worden voldaan, met een zogenaamde schone lei verder. Daar tegenover staan een aantal verplichtingen van de schuldenaar, waaronder een verplichting om zich in te spannen zoveel mogelijk activa voor de boedel te verwerven.
Toelating van [verzoekster] zou naar het oordeel van de rechtbank strijdig zijn met het hoofddoel van de schuldsaneringsregeling. Zij is immers in gemeenschap van goederen gehuwd met [naam]. Deze [naam] zal naar verwachting langdurig (in eerste aanleg is hij tot 16 jaar gevangenisstraf veroordeeld) in detentie verblijven. Zijn verzoek om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten is dan ook afgewezen op de grond dat hij zich niet zal kunnen inspannen om zoveel mogelijk actief voor de boedel te genereren.
Wanneer [verzoekster] echter zal worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, dient zij zich gedurende een periode van drie jaar aan alle – strenge – verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling te houden. Aan het einde van de looptijd zal zij – behoudens bijzondere omstandigheden – de schone lei krijgen. Deze schone lei zal haar in de praktijk echter niet kunnen baten, wegens de thans nog bestaande gemeenschap van goederen met [naam]. Zij zal volledig aansprakelijk blijven voor de schulden die [naam] op dat moment nog heeft. Een bijkomend negatief effect van een schuldsaneringsregeling die alleen op [verzoekster], zonder de met haar in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot, van toepassing zal zijn, is bovendien de imperatieve afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub d. Faillissementswet.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] moet worden afgewezen.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 30 maart 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem. Wanneer de schuldenaar tevens een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord heeft ingediend, wordt dit verzoek eveneens aan het Gerechtshof voorgelegd (art. 292 lid 3 en 361 Fw.).