ECLI:NL:RBALM:2010:BM6679

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108085 HAZA 09/1390
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigenschappen van een knikverreiker en de gevolgen van dwaling

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een knikverreiker van het merk Manitou, type MLA 628, gekocht van gedaagde, wonende te [woonplaats]. De koop vond plaats op 3 augustus 2009, maar al snel ontstond er een geschil over de eigenschappen van de machine, met name het aantal pk's, het bouwjaar en het aantal draaiuren. Eiser heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en gedaagde gesommeerd tot terugbetaling van de koopprijs, maar gedaagde heeft hieraan geen gevolg gegeven.

Eiser vordert een schadevergoeding van € 10.412,50, stellende dat hij onjuist is geïnformeerd over het aantal pk's van de knikverreiker. Gedaagde betwist dit en stelt dat eiser niet heeft aangegeven dat het aantal pk's voor hem van groot belang was. Gedaagde voert aan dat de machine in de staat is verkocht zoals deze door eiser is gezien en dat er geen garantie is gegeven. De rechtbank heeft besloten om een comparitie te bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.

De rechtbank heeft de zaak naar de civiele rolzitting van 24 maart 2010 verwezen voor dagbepaling van de comparitie. De beslissing houdt in dat partijen in persoon en vergezeld van hun advocaten moeten verschijnen voor mr. P.L. Alers, om inlichtingen te verstrekken en een vereniging te beproeven. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 108085 HAZA 09/1390
datum vonnis: 10 maart 2010
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. B.E. Dijkstra te Drachten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. M.B. Bollen te Rijssen.
Het procesverloop
1.1. [Eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2. [Gedaagde] heeft geconcludeerd voor antwoord.
1.3. Vervolgens heeft de rolrechter de zaak aangehouden. Thans zal worden beslist of een comparitie zal worden gelast.
De voorshands vaststaande feiten
2.1. [Eiser] heeft op 3 augustus 2009 van [gedaagde] een knikverreiker gekocht van het merk Manitou, type MLA 628. [Gedaagde] heeft de knikverreiker op 6 augustus 2009 aan [eiser] geleverd.
2.2. Tussen partijen is een geschil ontstaan over bepaalde eigenschappen van de knikverreiker, te weten het aantal pk’s, het bouwjaar en het aantal draaiuren.
2.3. [Eiser] heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en [gedaagde] gesommeerd tot terugbetaling van de koopprijs. [Gedaagde] heeft aan de sommatie geen gevolg gegeven.
Standpunten van partijen
De standpunten van partijen komen op het volgende neer.
3. [Eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 10.412,50 en tot veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Hij voert daartoe het volgende aan.
3.1. [Eiser] heeft de Manitou knikverreiker op of omstreeks 3 augustus 2009 bij [gedaagde] bekeken.
3.2. [Eiser] heeft [gedaagde] van meet af aan kenbaar gemaakt dat het aantal pk’s voor hem van groot belang was: de knikverreiker moest minimaal 115 en bij voorkeur 120 pk hebben. Aanvankelijk heeft [gedaagde] meegedeeld dat de Manitou 115 pk had. [eiser] heeft toen nogmaals expliciet gevraagd naar het aantal pk’s van de Manitou, waarop [gedaagde] heeft geantwoord dat hij dat niet precies wist en dat hij dat moest nazoeken. Na navraag heeft [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld dat de Manitou 120 pk zou hebben.
3.3. Op grond van de advertentie en uitlatingen bij de bezichtiging ging [eiser] ervan uit dat de knikverreiker van het bouwjaar 2002 was. [Gedaagde] heeft tijdens de bezichtiging meegedeeld dat het aantal draaiuren 5500 bedroeg.
3.4. [Eiser] heeft op 3 augustus 2009 de Manitou MLA 628 gekocht.
3.5. Na ingebruikneming kreeg [eiser] al direct twijfels over het aantal pk’s. Bij navraag bij een leverancier bleek hem dat de meeste knikverreikers van het merk Manitou type MLA 628 een vermogen van 120 pk hebben, doch dat deze Manitou MLA 628 maar 100 pk had. Een machine met 100 pk was voor [eiser] geen werkzaam instrument.
3.6. Verder bleek het bouwjaar niet 2002 te zijn, maar 2001 en het aantal draaiuren geen 5500, maar 6260.
3.7. Voor [eiser] staat vast dat [gedaagde] hem onjuist heeft geïnformeerd over het aantal pk’s en dat de koopovereenkomst tot stand gekomen is op basis van dwaling.
3.8. Eveneens staat daarmee vast dat [gedaagde] een product heeft geleverd dat niet die eigenschappen had die [eiser] daarvan in redelijkheid mocht verwachten. [gedaagde] is dus toerekenbaar tekortgeschoten in het nakomen van de verplichtingen uit de koopovereenkomst.
3.9. [Eiser] heeft de Manitou MLA 628 door middel van inruil aan een derde verkocht. Hij heeft daarbij een lagere koopprijs ontvangen dan de koopprijs die hij aan [gedaagde] heeft betaald. [eiser] heeft daardoor een schade geleden van € 10.412,50 (koopprijs [gedaagde] € 32.725,- minus ontvangen inruilprijs € 22.312,50).
3.10. [Eiser] biedt bewijs aan van zijn stellingen, mede te leveren door middel van geluidopnames van met [gedaagde] gevoerde telefoongesprekken.
4. [Gedaagde] concludeert primair dat [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering dient te worden afgewezen c.q. gematigd, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Subsidiair concludeert [gedaagde] matiging van de vordering van [eiser] tot € 5.500,- , althans tot een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.1. Hiertoe voert [gedaagde] het volgende aan.
4.2. [Eiser] heeft [gedaagde] op 3 augustus 2009 gebeld naar aanleiding van de advertentie. Partijen hebben de Manitou diezelfde dag bij [gedaagde] bekeken.
4.3. [Gedaagde] ontkent en betwist dat voor of tijdens de aankoop van de Manitou door [eiser] kenbaar is gemaakt dat het aantal pk’s voor hem van groot belang was en dat zou zijn gesproken over het aantal pk’s van de machine. Partijen hebben een uitgebreide proefrit met de Manitou gemaakt die naar schatting 45 à 60 minuten heeft geduurd. Na de proefrit heeft [eiser] aangegeven de Manitou graag (direct) te willen kopen. Nog diezelfde dag is de koopovereenkomst opgesteld. In de overeenkomst is niets vastgelegd omtrent het aantal pk’s.
4.4. [Gedaagde] ontkent met [eiser] op 3 augustus 2009 over het bouwjaar van de Manitou te hebben gesproken. Recent is gebleken dat de Manitou niet gebouwd is in 2002, maar eind 2001. Uit de dagvaarding blijkt dat het bouwjaar 2002 niet dusdanig relevant voor [eiser] was, dat de koopovereenkomst anders niet zou zijn gesloten.
4.5. Over het aantal draaiuren is voor en/of tijdens het sluiten van de koopovereenkomst niet gesproken. Het aantal draaiuren was voor [eiser] overigens eenvoudig af te lezen tijdens de proefrit met de Manitou. Uit de dagvaarding blijkt dat het aantal draaiuren niet dusdanig relevant voor [eiser] was, dat de koopovereenkomst anders niet zou zijn gesloten.
4.6. De machine is verkocht in de staat zoals deze is gezien door [eiser] (zonder garantie). Nergens in de koopovereenkomst is iets vermeld over bouwjaar, aantal draaiuren, maar vooral ook niet over het aantal pk’s. Als het aantal pk’s zo uitgebreid aan de orde zou zijn geweest als [eiser] stelt, dan had het in de lijn der verwachtingen gelegen dat [eiser] een voor hem kennelijk cruciaal aspect wel zou opnemen in de toch al uitgebreide koopovereenkomst. Dat is niet gebeurd.
4.7. Een dag nadat de koopovereenkomst tussen partijen was gesloten, kreeg [gedaagde] telefonisch de vraag hoeveel pk’s de reeds gekochte Manitou bezat. [Gedaagde] wist dit niet precies, maar zou navraag doen. [Gedaagde] heeft telefonisch aan [eiser] meegedeeld dat de Manitou waarschijnlijk tussen de 115 en 120 pk zou bezitten. [gedaagde] was niet bekend met de klaarblijkelijke noodzaak van minimaal 115 pk. Wanneer [eiser] dat kenbaar had gemaakt, dan had [gedaagde] voor het sluiten van de overeenkomst navraag hieromtrent bij de leverancier gedaan. Het feit dat gedaagde zich als [gedaagde] presenteert betekent niet dat hij uit zichzelf aan [eiser] moest vragen of het aantal pk’s van de Manitou al dan niet relevant voor hem was. [Gedaagde] diende rekening te houden met het normale gebruik van de Manitou en wat hij wist of zou moeten weten over het gebruik dat [eiser] voor ogen stond. [eiser] heeft aangegeven dat hij de Manitou wenste te gebruiken voor diverse ‘normale’ werkzaamheden op de boerderij. De Manitou in kwestie (met 100 pk) is prima geschikt voor het uitvoeren van dergelijke werkzaamheden. Er rust op [gedaagde] op dit punt geen nadere mededelingsplicht. [Eiser] had voor het sluiten van de overeenkomst eenvoudig navraag kunnen doen bij de leverancier omtrent het aantal pk’s.
4.8. Van non-conformiteit is geen sprake. Er is niet komen vast te staan dat [gedaagde] een ondeugdelijk product heeft geleverd. [Eiser] heeft in het verleden één of meer machines gekocht en is geen leek op dit gebied. Dat er na het sluiten van de koopovereenkomst onduidelijkheid is ontstaan over de verwachting van het aantal pk’s van de Manitou, doet niets af aan de conformiteit van de Manitou. De overeenkomst kan niet worden ontbonden nu van een tekortkoming van [gedaagde] geen sprake is. [Gedaagde] is niet aansprakelijk voor de door [eiser] vermeende schade.
4.9. Dwaling is niet aan de orde. [Gedaagde] ontkent immers [eiser] überhaupt voor of tijdens het tot stand komen van de overeenkomst over het aantal pk’s van de Manitou te hebben geïnformeerd.
4.10. [Gedaagde] ontkent bij gebrek aan wetenschap dat er geluidopnames zijn gemaakt. Hij heeft hiervan niet kunnen kennisnemen. Subsidiair stelt [gedaagde] dat deze buiten toepassing moeten worden gelaten. Het betreft immers een of meer telefoongesprekken die zijn gevoerd na het sluiten van de overeenkomst. Eventuele uitlatingen daarin over het aantal pk’s zijn niet relevant.
4.11. [Eiser] heeft de schadepost te hoog vastgesteld. De Manitou was bij inruil tenminste € 22.000,- waard. Daarom kan de schade nooit meer bedragen dan € 5.500,-.
4.12. [Gedaagde] biedt getuigenbewijs aan van zijn stellingen.
5. De overwegingen
De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
Ter comparitie zullen - onder meer – de navolgende aspecten van de zaak worden besproken:
- hoe het eerste contact tussen partijen tot stand gekomen is en wat daarbij aan de orde is geweest;
- wie de aantekeningen op productie 1 bij conclusie van eis heeft gemaakt, wanneer deze zijn gemaakt en een toelichting daarop;
- de gang van zaken tijdens de proefrit en wat daar aan de orde is gekomen;
- toelichting op het feit dat het aantal pk’s, draaiuren en bouwjaar niet in de koopovereenkomst en bijlage (productie 3 bij conclusie van eis) zijn opgenomen;
- was het aantal pk’s van deze Manitou op andere wijze kenbaar of af te leiden, bijvoorbeeld door aanduiding op de machine zelf?
- [gedaagde] zou navraag doen naar het vermogen van de Manitou. Op welke datum heeft hij daarover volgens [eiser] uitsluitsel gegeven?
- een toelichting op de stelling van [eiser] dat een Manitou van 100 pk geen ‘werkbaar instrument’ is;
- een toelichting op de producties 1 en 2 bij conclusie van antwoord.
6. De beslissing
De rechtbank:
I. beveelt partijen in persoon en vergezeld van hun advocaten, om op een nader te bepalen dag te verschijnen in het gerechtsgebouw te Almelo voor mr. P.L. Alers om inlichtingen te verstrekken en een vereniging te beproeven;
II. verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van woensdag 24 maart 2010 voor dagbepaling comparitie en draagt [eiser] op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen;
III. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. P.L. Alers en 10 maart 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.