ECLI:NL:RBALM:2010:BM6216
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw zijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 26 januari 2010 uitspraak gedaan in het verzoek van twee verzoekers om de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoekers, gehuwd in gemeenschap van goederen en ouders van twee minderjarige kinderen, hebben in de afgelopen jaren aanzienlijke schulden opgebouwd door het aangaan van verschillende kredieten voor consumptief gebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoekschrift niet te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan van hun schulden. De verzoekers hebben in januari 2005 een krediet van € 25.000,- afgesloten bij ABN AMRO en in oktober 2005 een krediet van € 50.000,- bij Santander Consumer Finance. De rechtbank oordeelt dat de verzoekers ernstig boven hun stand hebben geleefd en dat het afsluiten van dergelijke grote kredieten, terwijl zij wisten of hadden moeten weten dat zij niet in staat waren om aan de financiële verplichtingen te voldoen, niet te goeder trouw is.
Hoewel de rechtbank heeft erkend dat de verzoekers een ommekeer ten goede hebben gemaakt door werk te vinden en zich aan te melden bij de Stadsbank Oost Nederland, is er geen sprake van omstandigheden als bedoeld in artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. De rechtbank wijst de verzoeken af op grond van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet, omdat er nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds het ontstaan van de schulden. De rechtbank heeft de verzoekers erop gewezen dat zij te zijner tijd een nieuw verzoek kunnen indienen voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De beslissing van de rechtbank is dat de verzoeken worden afgewezen, en de verzoekers hebben het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.