RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710032-10
datum vonnis: 26 mei 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[VERDACHTE],
geboren op [1982] in [GEBOORTEPLAATS],
wonende in [WOONPLAATS],
nu verblijvende in PI Overijssel in Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 april 2010 en 12 mei 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. H. van der Linden, advocaat te Nijmegen, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: meerdere malen heeft gedeald in speed en XTC.
Feit 2: meerdere malen heeft gedeald in GHB en wiet.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008
tot en met 11 januari 2010 in de gemeente(n) Twenterand en/of Almelo,
en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of
metamfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
amfetamine, (telkens) zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine
(MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008
tot en met 11 januari 2010 in de gemeente(n) Twenterand en/of Almelo
en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
en/althans/in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van van een materiaal bevattende
Gammahydroxyboterzuur (GHB)/4-hydroxyboterzuur en/of (een) hoeveelheid/
hoeveelheden (van meer dan 30 gram) van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd en/of hennep, (telkens) zijnde
Gammahydroxyboterzuur (GHB)/4-hydroxyboterzuur en/of hasjiesj en/of hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 en feit 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door de reclassering, ook als dat ambulante behandeling inhoudt. Voor feit 2 beperkt de officier van justitie de duur van het strafbare handelen tot de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 januari 2010. De officier van justitie vordert ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen dat deze worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de sub 1 en sub 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat er geen bewijs is voor de onder sub 2 tenlastegelegde periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 11 januari 2010 in de gemeenten Twenterand en Almelo tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en N-ethyl-MDA (MDEA) entenamfetamine (MDA) en metamfetamine en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 januari 2010 in de gemeenten Twenterand en/of Almelo tezamen en in vereniging met een ander meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende Gammahydroxyboterzuur (GHB) en een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep (hasjiesj), zijnde Gammahydroxyboterzuur (GHB) en hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet juncto artikel 47 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan handel in voornamelijk speed, GHB en hennep. Een gedeelte van verdachtes afnemers was ten tijde van het kopen van de drugs minderjarig. Verdachtes drijfveer voor het plegen van voornoemde feiten was onder meer het voorzien in de kosten en het vergemakkelijken van zijn eigen drugsgebruik. Verdachte is met het plegen van deze feiten voorbij gegaan aan de gevaren die dergelijke verdovende middelen, naar algemene bekendheid, met zich meebrengen voor de volksgezondheid. De rechtbank rekent het verdachte verder zwaar aan dat hij ook verkocht aan minderjarigen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging en bij het bepalen van de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover die voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat, gedurende 6 tot 12 maanden, als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 12 maanden onvoorwaardelijk. Verdachte heeft zich langer dan gedurende 12 maanden beziggehouden met het handelen in harddrugs, alsmede zich gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan het dealen van softdrugs en heeft bovendien zoals hiervoor weergegeven verkocht aan minderjarigen. Dat laatste aspect laat de rechtbank strafverhogend meewegen in de strafmaat.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zoals hiervoor is weergegeven is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een vrijheidsbenemende straf behoort te worden opgelegd.
Over verdachte is een voorlichtingsrapport uitgebracht door de Reclassering Nederland. De rechtbank heeft hiervan kennisgenomen. Mede gelet op de inhoud van het rapport is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf eveneens een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd. Verdachte kent een problematische geschiedenis op verschillende gebieden in zijn leven en is niet zelfredzaam genoeg om orde in de chaos aan te brengen. Hij zal op verantwoorde wijze zijn leven weer in moeten richten en heeft getoond dit niet alleen te kunnen, zodat hulp daarbij hard nodig is. Met de Reclassering acht de rechtbank een verplicht reclasseringstoezicht dan ook zeker geboden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat ambulante behandeling inhoudt, passend en geboden is.
8.2 De in beslag genomen voorwerpen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een fles met onbekende vloeistof, plastic sanitair inhoudende diverse goederen en een gripzakje met wit poeder, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu de hiervoor bewezenverklaarde feiten mede zijn begaan met deze voorwerpen en die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 36d en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het sub 1 en sub 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt ambulante begeleiding of behandeling door derden;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een fles met onbekende vloeistof, plastic sanitair inhoudende diverse goederen en een gripzakje met wit poeder.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2010.
Mr. Van der Lecq is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.