ECLI:NL:RBALM:2010:BM5540

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710067-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Wentink
  • A. Heijink
  • J. Alers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot overval en diefstal met geweld in vereniging

Op 25 mei 2010 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee pogingen tot overval en een diefstal met geweld, ook wel aangeduid als 'carjacking'. De verdachte heeft zich binnen enkele uren schuldig gemaakt aan twee gewapende pogingen tot overvallen op een supermarkt en een cafetaria, gevolgd door een gewelddadige diefstal van een auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, onder bedreiging van een wapen de auto van een vrouw heeft afgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van de overvallen en de carjacking. De rechtbank heeft de vorderingen van twee andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de feiten waarop hun vorderingen waren gebaseerd niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de herhaaldelijke strafbare feiten van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gepleegde feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormen en dat een langdurige gevangenisstraf gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/710067-10
STRAFVONNIS
Uitspraak: 25 mei 2010
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Almelo, Karelskamp.
terechtstaande terzake dat:
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2010, in de gemeente Enschede, op of aan de openbare weg, de [adres], althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oog merk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (van het merk Toyota, type Avensis), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
* (terwijl die [slachtoffer] in haar auto was gezeten en met die auto voor een
verkeerslicht stond te wachten) in die auto is/zijn gaan zitten, en/of
* die [slachtoffer] een wapen/pistool heeft/hebben getoond/laten zien, en/of
* (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "je gaat gewoon rijden en je
gaat gewoon mee bitch", althans woorden van soortelijke (dreigende) aard of
strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2010, in de gemeente Enschede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van verdachte's en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan een of meer anderen anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal(len) (telkens) te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die anderen, te plegen met het oogmerk om die diefstal(len) (telkens) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich heeft begeven naar Sanders supermarkt aan de [adres] en/of de
Supercoop aan de [adres] en/of cafetaria [naam] aan [adres], en/of
- aan (een) medewerker(s) en/of (een) klant(en)/bezoeker(s) van Sanders
supermarkt, Supercoop en/of cafetaria [naam] een revolver/wapen heeft getoond
en/althans een revolver/wapen op die medewerker(s) en/of klant(en)/bezoeker(s)
heeft gericht en/of gericht gehouden, en/of
- (daarbij) tegen die medewerker(s) en/of klant(en)/bezoeker(s) heeft gezegd
of heeft aangegeven - zakelijk weergegeven - dat hij geld wilde,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven (telkens)
niet is voltooid;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van feit 2.
De raadsman heeft gepleit voor een integrale vrijspraak.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Voor zover het sub 2 tenlastegelegde betrekking heeft op de poging diefstal met geweld bij Sanders supermarkt aan de [adres] te Enschede, zijn er, in tegenstelling tot de overige twee tenlastegelegde overvallen, naast de aangifte en de getuigenverklaringen, geen camerabeelden voorhanden. Daarmee ontbreekt in dit geval voor de rechtbank een bron op basis waarvan de specifieke kenmerken van de door verdachte gedragen kleding zoals beschreven door aangeefster en enkele getuigen, zouden kunnen worden vastgesteld. De enkele door aangeefster en getuigen afgelegde verklaringen over de kleding die verdachte ten tijde van het tenlastegelegde gedragen zou hebben, zijn op zichzelf beschouwd en in samenhang bezien te weinig eensluidend en gespecificeerd om in dit geval als genoegzaam bewijs te kunnen dienen. Dit leidt naar het oordeel van de rechtbank tot een partiële vrijspraak voor wat betreft de poging tot diefstal met geweld op Sanders supermarkt aan de Fazantstraat.
De bewezenverklaring
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen –die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 januari 2010, in de gemeente Enschede, op de openbare weg, de [adres], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto van het merk Toyota, type Avensis, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders, terwijl die [slachtoffer] in haar auto was gezeten en met die auto voor een verkeerslicht stond te wachten, in die auto zijn gaan zitten, en die [slachtoffer] een wapen hebben getoond, en dreigend tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "je gaat gewoon rijden en je gaat gewoon mee bitch".
2.
hij op 27 januari 2010, in de gemeente Enschede, meermalen, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstallen, telkens te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die anderen en te plegen met het oogmerk om die diefstallen telkens voor te bereiden en gemakkelijk te maken, zich heeft begeven naar de Supercoop aan de [adres] en cafetaria [naam] aan [adres], en aan medewerkers van Supercoop en cafetaria [naam] een wapen heeft getoond en een wapen op die medewerkers heeft gericht, en daarbij tegen die medewerkers heeft gezegd of heeft aangegeven - zakelijk weergegeven - dat hij geld wilde, terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven telkens niet is voltooid;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1, het misdrijf:
"diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken",
strafbaar gesteld bij artikel 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 2, het misdrijf:
"poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, meermalen gepleegd ",
strafbaar gesteld bij artikel 45, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake sub 1 en sub 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren, met aftrek van het voorarrest en met toewijzing van de civiele vorderingen van [slachtoffer], [benadeelde 1],
[benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4], telkens zoals gevorderd en vermeerderd met de wettelijke rente en telkens met oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel.
De raadsman heeft primair betoogd dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van de sub 1 en sub 2 tenlastegelegde feiten. De civiele vorderingen dienen dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd, in geval van bewezenverklaring van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van maximaal twee en een half jaar, met daarbij een voorwaardelijk deel van anderhalf jaar. Met betrekking tot de vorderingen verzoekt de raadsman als volgt te beslissen:
-[slachtoffer]: toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 497,85 en afwijzing van de immateriële schade, dan wel toewijzing tot een bedrag van € 100,00, met niet-ontvankelijkverklaring van het overige.
- [benadeelde 2]: toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 117,69 en afwijzing van de immateriële schade, dan wel toewijzing tot een bedrag van € 100,00 met niet-ontvankelijkverklaring van het overige.
- [benadeelde 1]: afwijzing van de immateriële schade, dan wel toewijzing tot een bedrag van € 100,00, met niet-ontvankelijkverklaring van het overige.
- [benadeelde 3]: toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 56,43 en afwijzing van de immateriële schade, dan wel toewijzing tot een bedrag van € 100,00, met niet-ontvankelijkverklaring van het overige.
- [benadeelde 4]: afwijzing.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich binnen het tijdsbestek van enkele uren schuldig gemaakt aan twee pogingen tot brutale overvallen op een supermarkt en een cafetaria. Daarna heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een “carjacking”, waarbij zij zich de auto van de bestuurster onder bedreiging van een wapen hebben toegeëigend.
Omstreeks 19:40 uur gaat verdachte de [naam] aan de [adres] binnen. Hij gaat opvallend gekleed in een grijze joggingbroek met daaronder grijs sportieve schoenen met een witte rand langs de onderzijde en witte veters. Daarop draagt verdachte een witte trui met een capuchon die hij over zijn hoofd draagt. De trui is aan de voorkant voorzien van een kleurrijke print met letters en aan de achterzijde is de trui egaal. Verdachte draagt onder de capuchon een zwarte bivakmuts. Ook draagt hij zwarte handschoenen. In de [naam] richt verdachte een zilverkleurig wapen op een caissière en schreeuwt dat hij geld wil hebben. Door de paniekreactie van de caissière, zij bootst het geluid van een alarm na, schrikt verdachte dusdanig dat hij zonder buit de supermarkt verlaat.
Omstreeks 20:40 uur gaat verdachte vervolgens cafetaria [naam] aan het [adres] binnen. Gekleed in dezelfde outfit richt verdachte wederom een zilverkleurig wapen op een medewerkster van de snackbar. Al zwaaiend met het wapen schreeuwt verdachte dat zij de kassa moet openen. Daarbij raakt verdachte met het wapen het linkeroog van het slachtoffer. Door kordaat optreden van het slachtoffer verlaat verdachte geschrokken en zonder buit de cafetaria.
Vervolgens gaat verdachte met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], die hij kent uit de kliniek Groot Batelaar, naar de [adres]. Verdachte is nog altijd gekleed in dezelfde outfit.
In die straat trekken de drie verdachten omstreeks 21:30 uur drie portieren van een voor het rode stoplicht wachtende zwarte Toyota Avensis open. Verdachte stapt aan de voorzijde in en neemt op de bijrijdersstoel plaats naast de bestuurster, terwijl de medeverdachten achterin gaan zitten. Verdachte richt een grijs wapen op het slachtoffer, waarbij hij het slachtoffer dwingt om te gaan rijden. In deze hectische situatie en volledig in paniek slaagt het slachtoffer erin haar gordel te ontgrendelen en de auto te verlaten door zich hieruit te laten vallen.
Nadat het slachtoffer de auto heeft verlaten, neemt medeverdachte [medeverdachte 2] plaats achter het stuur en gaan zij er met de auto van het slachtoffer vandoor. Zij laten het slachtoffer biddend voor haar leven achter.
Enkele minuten later vliegt de auto op de [adres] uit de bocht en maken de verdachten zich uit de voeten.
Omstreeks 22:00 uur komt de melding van vooromschreven ongeval bij de politie binnen. De binnen enkele minuten bij de plek van het ongeval aanwezige politie ziet twee verse schoensporen in de sneeuw bij de auto en besluit één van deze sporen te volgen. Dit schoenspoor leidt verbalisanten vanaf de [adres] over de [adres] naar een houten poort aan de [adres]. Door deze poort komt verdachte naar buiten, waarop verbalisanten constateren dat de schoenzool en het schoenspoor dat verdachte daarbij in de sneeuw achterlaat, overeenkomen met het door hen gevolgde spoor vanaf de auto. Eén van de verbalisanten herkent verdachte dan aan de opvallende combinatie van diens kleding als zijnde de verdachte die verbalisant heeft gezien op de camerabeelden van de eerder op die dag gepleegde gewapende overvallen op de supermarkt en de cafetaria. Verdachte wordt hierop aangehouden. Bij verdachte worden dan drie mobiele telefoons aangetroffen, waaronder een witte Samsung met het nummer [nummer]. Uit gegevens blijkt dat zowel het telefoonnummer van [medeverdachte 2] als het telefoonummer van [medeverdachte 3] in deze telefoon voorkomt. Tevens blijkt dat [medeverdachte 3] op 27 januari 2010 te 23:37 uur geprobeerd heeft te bellen met verdachte.
De rechtbank overweegt dat, gezien het tijdsverloop van de feiten, de modus operandi en de combinatie van de kleding die verdachte daarbij telkens droeg, de onderlinge samenhang tussen de twee pogingen tot gewapende overvallen en de “carjacking” is komen vast te staan dat deze misdrijven door een en dezelfde dader zijn begaan. De rechtbank acht de kans dat een andere persoon dan verdachte op voornoemde tijdstippen exact dezelfde opvallende combinatie van kleding zou hebben gedragen en daarbij telkens in het bezit zou zijn van een zilverkleurig wapen, te verwaarlozen. Ten aanzien van de conclusie dat het exact dezelfde kledingcombinatie is, gebruikt de rechtbank mede haar eigen waarneming naar aanleiding van de zich in het dossier bevindende foto’s als bewijsmiddel. Voorts hecht de rechtbank geloof aan de bekennende verklaring van medeverdachte “Edje” [medeverdachte 3] betreffende de betrokkenheid van verdachte bij de “carjacking”, die daarin immers ook zichzelf zwaar belast. In zijn verklaring bevestigt medeverdachte [medeverdachte 3] de meest essentiële punten van de hiervoor beschreven bevindingen, waardoor de rechtbank tot de overtuiging komt dat verdachte de tenlastegelegde feiten als omschreven heeft begaan.
Het spreekt voor zich dat de op deze manier gepleegde pogingen tot gewapende overvallen voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moeten zijn geweest. In zijn behoefte naar het op een snelle manier verkrijgen van geld heeft verdachte er kennelijk niet bij stilgestaan welke gevolgen zijn handelen bij de slachtoffers teweeg zou brengen. De slachtoffers hebben gevreesd voor hun leven doordat verdachte gebruik heeft gemaakt van een wapen. Dit blijkt eens te meer uit de verklaringen die de slachtoffers hebben afgelegd in de procedure. Dit geldt te meer voor het slachtoffer van de “carjacking”. Dit feit houdt een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Zij heeft hiervan de gevolgen reeds ondervonden. Feiten als onderhavige veroorzaken bovendien onrust en gevoelens van grote onveiligheid in de maatschappij.
Op een dergelijke inbreuk op de rechtsorde dient gereageerd te worden met een vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de niet geringe documentatie van verdachte. Ondanks zijn betrekkelijk jonge leeftijd is verdachte herhaaldelijk veroordeeld tot enkele maanden gevangenisstraf terzake van vermogens- en geweldsdelicten, waaronder verschillende straatroven. Verdachte staat dan ook geregistreerd als zeer actieve veelpleger.
Voorts rekent de rechtbank het verdachte het aan dat hij nagenoeg alle hem eerder geboden hulpverleningsinitiatieven weigert of voortijdig afbreekt. Ten ten tijde van zijn aanhouding was verdachte bovendien voortvluchtig uit Kliniek Groot Batelaar, waar hij deelnam aan het TR-traject (Terugdringing Recidive) in het kader van zijn detentie voor een eerder feit. Het feit dat verdachte in onderhavige zaak weigert mee te werken aan een onderzoek door een psychiater, de feiten ontkent en er ter terechtzitting geen blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Voor een gedeeltelijk voorwaardelijke straf zoals door de raadsman bepleit, ziet de rechtbank gezien het bovenvermelde geen aanleiding.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, ondanks de partiële vrijspraak, een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of een lichtere sanctie.
Civiele vorderingen
De rechtbank overweegt dat [benadeelde 3], wonende te Enschede en [benadeelde 4], gevestigd te Enschede zich als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Beide partijen moeten niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, nu het feit waarop de vorderingen zijn gebaseerd, niet bewezen is verklaard.
De rechtbank overweegt verder, dat [slachtoffer], ter zake van feit 1, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 2097,85, bestaande uit de volgende posten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum:
Nieuw rijbewijs: € 48,20
Nieuwe ID-kaart: € 42,65
Fotocamera Nikon: € 129,60
Parfum Victor & Rolf (Flowerbomb): € 100,00
Tas (Friis & Compagny) € 74,95
Kadobon Lapeche Enschede € 50,00
Portemonnee (River Island) € 29,95
Telefoonoplader IPhone € 15,00
Bankpas € 7,50
Smartengeld € 1600,00
De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde 2], ter zake van feit 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 1917,69, bestaande uit de volgende posten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum:
Parkeerkosten afspraken Mediant € 26,40
Reiskosten: € 91,29
Smartengeld € 1800,00
De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde 1], ter zake van feit 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 1000,00, bestaande uit de volgende post: smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum. De schade is gevorderd als voorschot. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze –door verdachte onvoldoende gemotiveerd betwiste- vorderingen van de benadeelde partijen telkens geheel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade is toegebracht.
De schade bedraagt de gevorderde bedragen, zodat de vorderingen toewijsbaar zijn.
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 [slachtoffer] en door feit 2 [benadeelde 2] en [benadeelde 1] is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1 en 2 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf (5) jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 1 tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] te Hengelo (O), van een bedrag groot: € 2097,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 2097,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 30 dagen zal worden toegepast, een en ander voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 2 tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2], van een bedrag groot: € 1917,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 1917,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010 ten behoeve van de [benadeelde 2], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 29 dagen zal worden toegepast.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 2 tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] te Enschede, van een bedrag groot: € 1000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 1000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010 ten behoeve van de [benadeelde 1], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 20 dagen zal worden toegepast.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen: [benadeelde 3] en [benadeelde 4], in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, en dat de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Wentink, voorzitter, mr. Heijink en mr. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van Bouwens-Lesscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 mei 2010.