ECLI:NL:RBALM:2010:BM3453

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710027-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 4 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak kwam voort uit een incident op 27 december 2009 bij discotheek New York in Hengelo, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen slachtoffer [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1], die daarbij letsel heeft opgelopen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 55 dagen en een werkstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden moest krijgen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 477,50, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde, openlijk in vereniging geweld plegen, werd bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de eerdere contacten van de verdachte met justitie en de ernst van het gepleegde geweld, dat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid bij het uitgaanspubliek.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710027-10
datum vonnis: 4 mei 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 3]
geboortejaar [1972] op [geboorteplaats]
wonende in [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd, al dan niet samen met anderen, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat verdachte samen met een ander of anderen geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door hem aan te vallen, te schoppen en te slaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 december 2009, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met gebalde vuist) in/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal (telkens) op/tegen zijn hoofd/gezicht en/of zijn benen en/althans zijn lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 27 december 2009, in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], vlak voor discotheek New York, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
-indringen op en/of aanvallen van die [slachtoffer 1] en/of
-meermalen, althans eenmaal (telkens) (met gebalde vuist) slaan/stompen in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
-meermalen, althans eenmaal (telkens) schoppen op/tegen het hoofd/gezicht en/of de benen en/althans het lichaam van die [slachtoffer 1].
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlaste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 55 dagen met aftrek van het voorarrest, alsmede tot een werkstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast vordert zij toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 27 december 2009 zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij discotheek New York te Hengelo (O). Verdachte is op 27 december 2009 ook bij discotheek New York en staat op de stoep te praten met medeverdachte [verdachte 2]. Door de daar werkzame portiers worden
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uit de discotheek gezet. In de daarop volgende confrontaties tussen
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] enerzijds, enkele portiers en verdachte anderzijds komen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten val en hebben zij letsel opgelopen .
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van oordeel dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde kan volgen. Verdachte heeft noch opzet op de nauwe en bewuste samenwerking gehad, noch op de het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het subsidiair tenlastegelegde kan volgens de verdediging wel bewezen worden verklaard.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft aan de hand van de ter terechtzitting bekeken en besproken camerabeelden het volgende geconstateerd.
Aangever [slachtoffer 2] wordt met kracht door medeverdachte [verdachte 1] naar buiten gewerkt.
[slachtoffer 2] belandt via een voor discotheek New York staand dranghek op de grond.
Hij krabbelt op en verlaat de plaats. Even later komt hij terug en raakt hij voor de discotheek ogenschijnlijk rustig in gesprek met verdachte. Enige seconden later wordt aangever [slachtoffer 1] door medeverdachte [verdachte 4] de discotheek uitgezet en komt [slachtoffer 1] vlak naast verdachte en [slachtoffer 2] tegen het dranghek aan. Te zien is dat het hoofd van [slachtoffer 1] door [verdachte 4] in de richting van de bovenkant van het dranghek wordt geduwd. Vervolgens rent [verdachte 2] naar buiten in de richting van [slachtoffer 2], verdachte, [slachtoffer 1] en [verdachte 4]. [verdachte 2] richt zich op [slachtoffer 2] en neemt hem van achter in een nekklem vast, waarna [verdachte 2] [slachtoffer 2] met kracht van zich afduwt. [slachtoffer 2] komt ten val. Ook [slachtoffer 1] komt op dat moment voorover ten val. [verdachte 2] loopt in de richting van de zich op de grond bevindende [slachtoffer 1] en schopt met kracht over het lichaam van [slachtoffer 1] in de richting van zijn hoofd. [verdachte 1], die kort daarvoor naar buiten is gekomen, en [verdachte 2] kijken vervolgens in de richting van [slachtoffer 2], die opgestaan is. [slachtoffer 2] loopt in de richting van [verdachte 1] en [verdachte 2] die, naar schatting, een meter van elkaar afstaan en lijkt erdoor te willen lopen. [verdachte 1] en [verdachte 2] halen op het moment dat [slachtoffer 2] hun richting op loopt gelijktijdig en met kracht uit met hun linker- respectievelijk rechterarm in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] wordt tegen zijn hoofd geraakt en valt achterwaarts op de grond. Terwijl [slachtoffer 2] op de grond ligt, maakt [verdachte 1] een stampende beweging met zijn voet in de zij van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] reageert daarop, door met zijn arm in de richting van de plek waar hij geraakt wordt te bewegen. Even later, als [slachtoffer 1] weer op de grond ligt, gaat [verdachte 2] opnieuw in de richting van [slachtoffer 1]. [verdachte 3] staat vlak bij de op de grond liggende [slachtoffer 1]. [verdachte 4] staat er ook bij en duwt [verdachte 2] aan de kant. [verdachte 2] loopt een rondje op straat en vervolgt zijn weg richting de ingang van de discotheek. [verdachte 1] loopt achter hem aan, weg van de plek waar [slachtoffer 1] op de grond ligt.
Door verdachte is verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en hem, toen [slachtoffer 1] weer op de grond lag, tot drie keer toe tegen de benen heeft geschopt .
Ook door [getuige 1] is verklaard dat drie uitsmijters begonnen met schoppen.
Hij zag dat zij alle drie met kracht op [slachtoffer 1] inschopten en dat één van de uitsmijters een donkere huiskleur had . [getuige 2] heeft verklaard, dat er een donkere portier bij was .
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het aandeel van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft weliswaar geschopt tegen het lichaam van [slachtoffer 1], maar door te schoppen tegen het lichaam kan niet worden gesproken van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt. Evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat er sprake is van medeplegen van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachtes opzet daarop was gericht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde wel bewezen gelet op de eigen waarneming van de rechtbank, zoals hiervoor is weergegeven, in combinatie met de verklaringen van [verdachte 5], [verdachte 6], [verdachte 4], [verdachte 2] en [verdachte 1]. Dat verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] niet heeft geslagen of tegen het hoofd heeft geschopt, doet daar niet af, nu hij deze handelingen, door het samen met de medeverdachten aanwenden van geweld jegens [slachtoffer 1], op de koop toe heeft genomen.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 december 2009, in de gemeente Hengelo (O), met anderen, op de openbare weg, de [adres], vlak voor discotheek New York, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig indringen op en aanvallen van die [slachtoffer 1] en het schoppen tegen het hoofd en het meermalen schoppen tegen de benen van die [slachtoffer 1].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het subsidiair bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straftoemeting rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft bij haar overwegingen de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting inzake openlijk geweld betrokken. Dit geeft als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken wanneer sprake is van geweld toegepast door een groep door medemensen te slaan en te schoppen, zonder noemenswaardig letsel.
De rechtbank merkt over de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden het volgende op. Verdachte hield zich zonder specifieke reden op bij de ingang van de discotheek en besloot zich op enig moment met de gang van zaken te bemoeien en zich aan de zijde van de portiers te scharen. Vervolgens heeft verdachte samen met zijn mededaders bij de uitgang van de discotheek geweld gebruikt tegen het slachtoffer [slachtoffer 1]. Het uitgaanspubliek is hierdoor ongewild getuige geweest van de geweldpleging, waarbij verdachte een actieve rol had. Uitgaan dient een plezierige bezigheid te zijn, waarbij het uitgaanspubliek zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun gewelddadige handelingen bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid en angst bij het uitgaanspubliek. De intensiteit van de misdragingen jegens [slachtoffer 1], die weerloos en bloedend op de grond lag, riep bij bezoekers en voorbijgangers heftige reacties op: “wat daar gebeurde was echt niet normaal”. Wat er zij van het gedrag van [slachtoffer 1] jegens verdachte dat mogelijk werd beïnvloed door alcoholgebruik of gebruik van andere middelen, dat rechtvaardigt op geen enkele wijze het door verdachte jegens [slachtoffer 1] gebruikte geweld.
Slachtoffer [slachtoffer 1] hield aan de geweldadigheden onder meer kneuzingen aan armen en benen op waarvan hij zes weken last heeft gehad. Twee voortanden zaten los. Er bestaat een kans dat de wortels van deze tanden de komende jaren afsterven. [slachtoffer 1] heeft psychische gevolgen overgehouden aan het gebeurde. Hij heeft er veel moeite voor gedaan om een mooi gebit te krijgen en is bang dat daar nog iets mee mis gaat.
De rechtbank heeft zich rekenschap gegeven van het feit dat verdachte weliswaar reeds negen keer eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar dat tot dusver nog geen veroordeling wegens openlijk geweld heeft plaatsgevonden. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een eerder als OM-transactie opgelegde werkstraf niet heeft willen voltooien. Daarnaast wordt rekening gehouden met het gebrek aan zelfreflectie ten aanzien van het bewezenverklaarde feit zoals ter zitting gebleken en het gegeven dat verdachte het feit heeft gepleegd in de proeftijd, die aan hem is opgelegd door het gerechtshof te Arnhem bij arrest van 23 november 2009. De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, om die reden dan ook geen werkstraf opleggen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
9. De schade van benadeelde
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 607,50 als voorschot op de door hem geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade bestaat uit de volgende posten:
- reparatiekosten ring ad € 50,00;
- een gouden oorbel ad € 27,50;
- smartengeld ad € 530,00.
De benadeelde partij heeft gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar is. Ook vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
9.3 Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat de vordering, behoudens het deel dat ziet op reparatiekosten voor een ring, toewijsbaar is. Voor dat overige deel dient [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard
9.4 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schadevergoeding matigen tot een bedrag van € 400,00, gelet op de aard en de ernst van het toegebrachte letsel.
De immateriële schade is gevorderd als voorschot. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partijen behouden zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering
niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij dient dat deel van de vordering aan te brengen bij de burgerlijke rechter.
De overige door de benadeelde partij opgevoerde schadeposten acht de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Gelet hierop zal de vordering tot een bedrag van
€ 477,50 worden toegewezen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank begroot die kosten op nihil.
9.5 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres], van een bedrag van € 477,50 (vier honderd zevenenzeventig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
27 december 2009, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 477,50 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 9 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
-heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. P.L. Alers en
mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2010.
Mr. Bordenga is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.