RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710031-10
datum vonnis: 4 mei 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 2]
geboren [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring Ter Apel te Ter Apel.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. B. Bentem, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem tegen het hoofd te schoppen,dan wel alleen of met anderen heeft geprobeerd om die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel met anderen op of aan de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1],
Feit 2: alleen of met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel met anderen op of aan de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer 2].
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 december 2009, in de gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het
hoofd/gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geschopt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond
lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 december 2009,
in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met
gebalde vuist) in/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
meermalen, althans eenmaal (telkens) op/tegen zijn hoofd/gezicht en/of zijn
benen en/althans zijn lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 december 2009,
in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], vlak voor
discotheek New York, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig -indringen op en/of aanvallen van die [slachtoffer 1] en/of
-meermalen, althans eenmaal (telkens) (met gebalde vuist) slaan/stompen in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
-meermalen, althans eenmaal (telkens) schoppen op/tegen het hoofd/gezicht
en/of de benen en/althans het lichaam van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 27 december 2009, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2]
meermalen, althans eenmaal (telkens) (met gebalde vuist) in/tegen het gezicht en/of op/tegen zijn neus heeft/hebben geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal (telkens) op/tegen zijn hoofd/gezicht en/of zijn
benen en/of zijn rug/zij en/althans zijn lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 december 2009,
in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres] , vlak voor discotheek New York, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
het opzettelijk gewelddadig
-indringen op en/of aanvallen van die [slachtoffer 2] en/of
-meermalen, althans eenmaal (telkens) (met gebalde vuist) slaan/stompen
in/tegen het gezicht en/of op/tegen de neus van die [slachtoffer 2] en/of
-meermalen, althans eenmaal (telkens) schoppen op/tegen het hoofd/gezicht
en/of de benen en/of de rug/zij en/althans het lichaam van die [slachtoffer 2].
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden toegewezen, met telkens toepassing van de zogenaamde Terwee-maatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Door de raadsman is naar voren gebracht dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vervolging wegens schending van het fair trail beginsel. Ter onderbouwing is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie ontlastend bewijs heeft achtergehouden.
De raadsman heeft ter terechtzitting een cd-rom overgelegd. Op deze cd-rom, die ter zitting is afgespeeld, zijn de beelden van 8 camera’s te zien. De camerabeelden 3 en 8 waren door het Openbaar Ministerie al aan het dossier toegevoegd (en aldus reeds in het bezit van de verdediging en de rechtbank).
Door de raadsman is gesteld dat de overige camerabeelden en dan met name camera’s 1, 2 en 5 ontlastend beeldmateriaal bevatten voor zijn cliënt. Zo zou op camera 1 een zwalkende man in een wit shirt te zien zijn. Op camera 2 zou te zien zijn dat een andere man dan zijn cliënt een liggende man een trap geeft en weer een andere man naar buiten komen die “meedoet”. Op camera 5 is volgens de raadsman te zien dat aangever [slachtoffer 2] op de collega van verdachte afgaat en dat verdachte vervolgens een nekklem aanlegt bij aangever [slachtoffer 2].
De rechtbank kan de raadsman niet volgen in zijn stelling dat er sprake is van ontlastend bewijsmateriaal. De beelden noch de onderbouwing daarvan geven daartoe enig aanknopingspunt. De grondslag is daarmee reeds aan het verweer van de raadsman komen te ontvallen.
De rechtbank overweegt nog dat datgene wat de raadsman aanmerkt als ontlastend bewijsmateriaal, ook volgt uit de beelden van de camera’s 3 en 8, zodat ook niet van achterhouden van bewijsmateriaal (in belastende of ontlastende zin) kan worden gesproken.
Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in haar vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Feit 1 en 2: Op 27 december 2009 zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door bij discotheek New York te Hengelo (O) werkzame portiers uit die discotheek verwijderd en op de openbare weg gezet. In de daarop volgende confrontatie tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] enerzijds en enkele portiers, waaronder verdachte, anderzijds kwamen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten val en hebben zij letsel opgelopen , , .
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het onder 1 primair telastegelegde – de poging om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven – bewezen kan worden verklaard. Het door verdachte op [slachtoffer 1] toegepaste geweld, eruit bestaande dat verdachte [slachtoffer 1] omgooide en die [slachtoffer 1] vervolgens met kracht tegen zijn hoofd trapte, was volgens de officier van justitie zodanig excessief en gevaarlijk dat [slachtoffer 1] tengevolge van dat geweld had kunnen overlijden. Verdachte heeft zich daarom naar het oordeel van de officier van justitie schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag ten opzichte van die [slachtoffer 1].
De officier van justitie acht het onder 2 primair tenlastegelegde, het al dan niet medeplegen van poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2], niet bewezen. Het door verdachte op [slachtoffer 1] toegepaste geweld was volgens de officier van justitie niet zodanig dat verdachte zich (mede) schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling ten opzichte van die [slachtoffer 2]. Zij is echter van mening dat op grond van de videobeelden en van getuigenverklaringen is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 1] aan de openbare weg eerst in een nekklem zette en daarna met collega-portier [verdachte 1] [slachtoffer 2] vrijwel tegelijkertijd tegen het hoofd stompten, waardoor deze onderuit ging. Dit levert volgens de officier van justitie openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] op.
Standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging volgt uit de camerabeelden dat verdachte weliswaar naar de inmiddels op de grond liggende [slachtoffer 1] is toegelopen, maar dat niet hij maar de medeverdachte [verdachte 3] twee keer heeft getrapt. Verdachte heeft volgens de raadsman [slachtoffer 1] een trap uitgedeeld, maar dan over [slachtoffer 1] heen waarbij hij [slachtoffer 1] niet raakte, dan wel dat hij [slachtoffer 1] daarbij iets schampte. Hij heeft die [slachtoffer 1] in ieder geval niet mishandeld, aldus de raadsman. Wat [slachtoffer 2] betreft heeft verdachte hem volgens de raadsman met de open hand een oorvijg toegediend teneinde de aangeschoten en agressieve [slachtoffer 2] tot bedaren te brengen. Dat levert volgens de raadsman openlijke geweldpleging jegens die [slachtoffer 2] op, maar geen poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft aan de hand van de ter terechtzitting bekeken en besproken camerabeelden het volgende geconstateerd:
A. Aangever [slachtoffer 2] wordt met kracht door [verdachte 1] naar buiten gewerkt. [slachtoffer 2] belandt via een voor discotheek New York staand dranghek op de grond. Hij krabbelt op en verlaat de plaats.
Even later komt hij terug en raakt hij voor de discotheek ogenschijnlijk rustig in gesprek met medeverdachte [verdachte 3]. Enige seconden later wordt aangever [slachtoffer 1] door medeverdachte [verdachte 4] de discotheek uitgezet en komt [slachtoffer 1] vlak naast [verdachte 3] en [slachtoffer 2] tegen het dranghek aan. Te zien is dat het hoofd van [slachtoffer 1] door [verdachte 4] in de richting van de bovenkant van het dranghek wordt geduwd. Vervolgens rent [verdachte 2] naar buiten in de richting van [slachtoffer 2], [verdachte 3], [slachtoffer 1] en [verdachte 4]. [verdachte 2] richt zich op [slachtoffer 2] en neemt hem van achter in een nekklem vast, waarna [verdachte 2] [slachtoffer 2] met kracht van zich afduwt. [slachtoffer 2] komt ten val.
Ook [slachtoffer 1] komt op dat moment voorover ten val. [verdachte 2] loopt in de richting van de zich op de grond bevindende [slachtoffer 1] en schopt met kracht over het lichaam van [slachtoffer 1] in de richting van zijn hoofd.
Verdachte [verdachte 1], die kort daarvoor naar buiten is gekomen, en [verdachte 2] kijken vervolgens in de richting van [slachtoffer 2], die opgestaan is. [slachtoffer 2] loopt in de richting van de [verdachte 1] en [verdachte 2] die, naar schatting, een meter van elkaar afstaan en lijkt erdoor te willen lopen. [Verdachte 1] en [verdachte 2] halen op het moment dat [slachtoffer 2] hun richting op loopt gelijktijdig en met kracht uit met hun linker- respectievelijk rechterarm in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] wordt tegen zijn hoofd geraakt en valt achterwaarts op de grond. Terwijl [slachtoffer 2] op de grond ligt, maakt [verdachte 1] een stampende beweging met zijn voet in de zij van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] reageert daarop, door met zijn arm in de richting van de plek waar hij geraakt wordt te bewegen.
Even later, als [slachtoffer 1] weer op de grond ligt, gaan [verdachte 1] en [verdachte 2] opnieuw in de richting van [slachtoffer 1]. [verdachte 4] staat er ook bij en duwt [verdachte 2] aan de kant. [verdachte 2] loopt een rondje op straat en vervolgt zijn weg richting de ingang van de discotheek. [verdachte 1] loopt achter hem aan, weg van de plek waar [slachtoffer 1] op de grond ligt.
B. Ook door getuigen is verklaard over het door [verdachte 1] en [verdachte 2] gebezigde geweld in de richting van [slachtoffer 2]. Zo hebben medeverdachten [verdachte 5] en [verdachte 6] gezien dat [verdachte 1] (één van) de aangever(s) heeft geslagen en geschopt. Zij hebben echter niet gezien of hij de aangever(s) ook heeft geraakt. [verdachte 4] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte 2] [slachtoffer 1] met kracht een schop in de richting van het hoofd heeft gegeven, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. [slachtoffer 1] werd hierdoor in het gezicht geraakt . Ook [verdachte 3] heeft gezien dat [verdachte 2] [slachtoffer 1] in het gezicht schopte . De rechtbank gaat ten aanzien van het bewijs uit van de juistheid van de verklaringen van [verdachte 4] en [verdachte 3] en gaat daarbij voorbij aan de stelling van [verdachte 2] dat hij hem niet in het gezicht heeft geschopt, maar voor het gezicht langs.
C. Gelet op de eigen waarneming van de rechtbank, zoals hiervoor onder A. is weergegeven, in combinatie met de verklaringen van [verdachte 5], [verdachte 6], [verdachte 4] en [verdachte 3] komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte 1] en [verdachte 2] zich hebben schuldig gemaakt aan het plegen van geweld jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het toegepaste geweld is echter niet van dien aard dat ten aanzien van [slachtoffer 1] gesproken moet worden van een poging tot doodslag en ten aanzien van [slachtoffer 2] van een poging zware mishandeling. De rechtbank acht op grond van de beelden en de getuigenverklaringen, zoals hiervoor genoemd, wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling jegens [slachtoffer 1] en openlijk geweld jegens [slachtoffer 2], zoals tenlaste gelegd onder 1 subsidiair respectievelijk 2 subsidiair.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 december 2009, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen tegen het gezicht heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 27 december 2009, in de gemeente Hengelo (O), met anderen, op de openbare weg, de [adres] , vlak voor discotheek New York, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
-indringen op en aanvallen van die [slachtoffer 2] en
-meermalen met gebalde vuist slaan tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] en
-meermalen schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 141 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf: poging zware mishandeling.
feit 2 subsidiair:
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straftoemeting rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft bij haar overwegingen de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken zoals die voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven als uitgangspunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld een of meer schoppen tegen het hoofd (niet zijnde een poging tot doodslag), een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Voor het plegen van openlijk geweld tegen personen door een groep is als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 8 weken aangegeven.
De rechtbank merkt over de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden het volgende op. De wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten zich jegens de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben gedragen gaat naar het oordeel van de rechtbank alle perken te buiten. Van portiers van een discotheek mag jegens bezoekers te allen tijde een professionele handelwijze worden verwacht ook en met name tegenover hen die naar het oordeel van de discotheek vanwege hun gedrag kennelijk niet langer welkom zijn. Aan die professionele opstelling heeft het verdachte en zijn mededader ten ene male ontbroken. Verdachte en zijn mededader hebben zich, zo blijkt uit de videobeelden en verklaringen van medeverdachten en getuigen, niet kunnen beheersen en hebben buitenproportioneel geweld jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebruikt terwijl die zich op dat moment al buiten de discotheek bevonden. De ernst van het door verdachte jegens [slachtoffer 1] toegepaste geweld wordt nog versterkt door het feit dat [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag toen hij door verdachte in het gezicht werd geschopt. Daarbij bloedde [slachtoffer 1] hevig. De intensiteit van de misdragingen jegens de slachtoffers riep niet alleen bij bezoekers en voorbijgangers heftige reacties op, maar ook bij de eigenaar van discotheek: wat daar gebeurde was echt niet normaal. Verdachte en zijn mededaders hebben door hun geweldadigheden bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid en angst bij het uitgaanspubliek. Wat er zij van het gedrag van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dat mogelijk werd beïnvloed door de mate van alcoholgebruik of anderszins, dit rechtvaardigt op geen enkele wijze het door verdachte en zijn mededaders gebruikte geweld. De rechtbank rekent verdachte en zijn mededaders deze feiten dan ook zwaar aan.
Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft aan het bewezenverklaarde feit een gebroken neus overgehouden. Zijn neus staat nog steeds scheef en het tussenschot is verschoven. Hij heeft moeite met ademhalen door de neus en een operatie is wellicht noodzakelijk. [slachtoffer 2] liep bovendien gekneusde ribben, een wond van zeven centimeter in de zij en kneuzingen op borst, knieën en rug op. In totaal heeft hij ongeveer 6 weken pijn gehad. Bij zijn werk als stratenmaker heeft [slachtoffer 2] ook enkele weken pijn ondervonden van de gekneusde ribben. [slachtoffer 2] heeft ook psychische gevolgen ondervonden van het jegens hem gebruikte geweld. Hij schaamt zich vooral voor zijn scheve neus die iedereen kan zien omdat het niet te verbergen is.
Slachtoffer [slachtoffer 1] hield aan de geweldadigheden onder meer kneuzingen aan armen en benen op waarvan hij zes weken last heeft gehad. Twee voortanden zaten los. Er bestaat een kans dat de wortels van deze tanden de komende jaren afsterven. Ook [slachtoffer 1] heeft psychische gevolgen overgehouden aan het gebeurde. Hij heeft er veel moeite voor gedaan om een mooi gebit te krijgen en is bang dat daar nog iets mee mis gaat.
De rechtbank heeft zich rekenschap gegeven van het feit dat verdachte weliswaar eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar dat de laatste veroordeling van tien jaar geleden dateert. Anderzijds overweegt de rechtbank dat verdachte weinig blijkt geeft van enige zelfreflectie nu hij van mening blijft op het moment van het gebeurde juist te hebben gehandeld.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een aan verdachte op te leggen gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. De rechtbank zal hierbij bepalen dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal strekken.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 607,50 als “voorschot” op de door hem geleden schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Reparatiekosten ring ad € 50,--;
- Een gouden oorbel ad € 27,50;
- Smartengeld ad € 530,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 2] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, eveneens op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 510,-- als “voorschot” op de door hem geleden schade. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Vest (merk Adidas) ad € 60,--;
- Kosten dokter en ziekenhuis p.m.;
- Smartengeld tenminste ad € 450,--.
9.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toewijsbaar zijn. Ook vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr.
9.3 Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte zijn de vorderingen betwist. De verdediging heeft primair gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken voor zover het telastegelegde betrekking heeft op de benadeelde partij [slachtoffer 1], zodat de vordering moet worden afgewezen. Voorts is het volgens de raadsman denkbaar dat [slachtoffer 1] zijn verwondingen binnen in de discotheek heeft opgelopen, waar hij immers twee keer in het gezicht zou zijn geslagen.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] stelt de raadsman dat [verdachte 3] met zijn vuist [slachtoffer 2] heeft geslagen en het dus allerminst vaststaat dat de aan [slachtoffer 2] toegebrachte schade op het conto van verdachte dient te komen. Bovendien heeft [slachtoffer 2], aldus de verdediging, zichzelf door zijn gedrag die bewuste avond in de problemen gebracht. De raadsman concludeert dan ook tot afwijzing van de vordering.
9.4 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vorderingen ontvankelijk en zijn de vorderingen deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schadevergoedingen matigen tot een bedrag van € 400,-- per benadeelde partij, gelet op de aard en ernst van het toegebrachte letsel.
De immateriële schade is gevorderd als voorschot. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partijen behouden zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen. De rechtbank zal de benadeelde partijen in het resterende deel van de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen dienen dat deel van de vordering aan te brengen bij de burgerlijke rechter.
De overige door de benadeelde partijen opgevoerde materiële schadeposten acht de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt, inclusief de door [slachtoffer 1] gevorderde, van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank begroot die kosten op nihil.
9.5 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
-verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
-verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
-verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
-verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf: poging zware mishandeling,
en feit 2 subsidiair:
het misdrijf: openlijk geweld plegen tegen personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
-veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
-bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
-omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres], van een bedrag van € 477,50 (vierhonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2009, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij F. [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres], voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 subsidiair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 477,50 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 9 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres], van een bedrag van € 460,-- ( vierhonderdzestig euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres], voor een deel van € 50,-- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 subsidiair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 460,--- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 9 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, en mr. B.T.C. Jordaans en
mr. P.L. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2010.
Mr. Bordenga is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.