RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/720390-09
STRAFVONNIS
Uitspraak: 29 april 2010
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] geboortejaar [1975]
wonende te [adres en woonplaats].
Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouwe mr. M. Kieft, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat vermeld in de dagvaarding, te weten dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/of te Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer werkgeversverklaring(en), loonafrekening(en)/salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en), te
weten:
* een werkgeversverklaring gedateerd 21 oktober 2004 van [firmanaam] en
betreffende de werknemer [verdachte 1], (proces-verbaal pagina 1884 en
1885), en/of
* een loonafrekening van de maand september van het jaar 2004 van [firmanaam] en betreffende de werknemer [verdachte 1], (proces-verbaal
pagina 1886), en/of
* een arbeidsovereenkomst gedateerd 1 februari 2004 van [firmanaam] en
betreffende de werknemer [verdachte 1] , (proces-verbaal pagina 1887 en
1888), en/of
* een werkgeversverklaring gedateerd 13 januari 2005 van [firmanaam]
en betreffende de werknemer [verdachte 1] (proces-verbaal pagina 1813 en
1814), en/of
* een loonafrekening van de maand december van het jaar 2004 van [firmanaam] en betreffende de werknemer
[verdachte 1] (proces-verbaal pagina 1815),
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en
in strijd met de waarheid op die werkgeversverklaring(en), die
loon-/salarisspecificatie(s) en/of die arbeidsovereenkomst(en) vermeld of
laten vermelden dat:
* die [verdachte 1] (telkens) een dienstverband heeft met [firmanaam], en/of
* dat [firmanaam] (telkens) loon heeft betaald en/of loon verschuldigd
is aan [verdachte 1] ,
terwijl in werkelijkheid daar (telkens) geen sprake van was,
zulks (tevens/telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(parketnummer 08/720390-09);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/of te Amersfoort en/of te Heerlen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
* in/omstreeks de maand(en) januari en/of februari van het jaar 2005, de ABN
AMRO Hypotheken Groep B.V. heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een
hypothecaire geldlening van euro 357.500,--, in elk geval van een geldbedrag,
(incident 4, aangifte pagina 2444 e.v.), en/of
* in/omstreeks de maand(en) oktober en/of november van het jaar 2004, Obvion
N.V. heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hypothecaire geldlening van
euro 400.000,--, in elk geval een geldbedrag, (incident 5, aangifte pagina
2510 e.v.), hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) ten behoeve van
voornoemde hypothecaire geldlening(en) een valse werkgeversverklaring en/of
een of meer valse loonafrekening(en) verstrekt, waaruit zou moeten blijken
dat [verdachte 1] een dienstverband had bij [firmanaam] , zulks
terwijl die [verdachte 1] (telkens) in werkelijkheid geen dienstverband had
bij [firmanaam] , waardoor ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. en/of Obvion
N.V. (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
(parketnummer 08/720390-09);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland.
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer geschrift(en), te weten
* een Aanvraag tot betaling uit het depot Hypotheken gedateerd 16 janauri
2007, en/of
* een Aanvraag tot betaling uit het depot Hypotheken van totaal minimaal euro
2500,-- gedateerd 22 januari 2007, en/of
* een Aanvraag tot betaling uit het deopt Hypotheken van totaal minimaal euro
2500,-- gedateerd 2 februari 2007, en/of
* (een) factu(u)r(en) genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326 van Allin
Bouw&Installatie Techniek,
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en
in strijd met de waarheid die factu(u)r(en) genummerd 00001321, 00001324 en/of
00001326 (betreffende verbouwingswerkzaamheden aan de woning [adres] voorzien of laten voorzien van een "akkoord" en/of haar, verdachte's, en/of verdachte's mededader(s) handtekening en/of ondertekening, en/of (vervolgens) (telkens) die/dat formulier(en) genaamd Aanvraag tot betaling uit het depot Hypotheken voorzien van die voor akkoord getekende
factu(u)r(en) genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326, terwijl in werkelijkheid die verbouwingswerkzaamheden niet hadden plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken; (incident 6, aangifte proces-verbaal pagina 2584 e.v., formulieren
proces-verbaal pagina 2592 e.v.):
(parketnummer 08/720390-09);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de ING Bank heeft/hebben bewogen tot de afgifte
van euro 34.075,41 en/of euro 25.556,56 en/of euro 20.368,03, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid ten behoeve van (verkrijging van gelden uit) een bouwdepot/geldlening (een) valse/vervalste factu(u)r(en), genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326, betreffende verbouwingswerkzaamheden aan de woning Wierdensestraat 76 te Almelo, verstrekt terwijl in werkelijkheid die verbouwingswerkzaamheden niet hadden
plaatsgevonden, waardoor die ING Bank (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(incident 6, aangifte proces-verbaal pagina 2584 e.v., formulieren/facturen
proces-verbaal pagina 2592 e.v.);
(parketnummer 08/720390-09);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/of te Hengelo (O), en/of te Wierden en/of te Hardenberg
en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), en wel:
* een geldbedrag van euro 50.000,-- en/of van euro 35.000,-- van [benadeelde 1]
en/of diens echtgenote en/of de besloten vennootschap [benadeelde 2], (incident 1), en/of
* een geldbedrag van euro 80.000,-- van [benadeelde 3] w.v. [benadeelde 4], (incident 2), en/of
* een geldbedrag van euro 70.000,--, althans euro 64.000,--, van [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote [benadeelde 3], (incident 3), en/of een of meer woning(en)/pand(en), en wel:
* de woning/het [adres], en/of
* de woning/het pand [adres], en/of
* de woning/het pand [adres],
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/althans van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (parketnummer 08/720390-09);
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008,
te Almelo, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van (een)
door misdrijf/misdrijven verkregen geld(en)/geldbedrag(en) voordeel heeftgetrokken, immers heeft verdachte toen daar meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een deel van) de geheel of ten dele met dat/die geld(en)/geldbedrag(en) betaalde goed(eren) aangenomen en/of voor eigen gebruik aante wenden en/of toen daar meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (mede) gebruik heeft gemaakt van geheel of ten dele met dat/die geld(en)/geldbedrag(en) betaalde goed(eren) en/of dienst(en) en/of voorziening(en);
(parketnummer 08/720390-09);
art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008, te Almelo, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) uit de opbrengst van (een) door misdrijf/misdrijven verkregen geld(en)/geldbedrag(en) voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte toen daar meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een deel van) de geheel of ten dele met dat/die geld(en)/geldbedrag(en) betaalde goed(eren) aangenomen en/of voor eigen gebruik aan te wenden en/of toen daar meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (mede) gebruik heeft gemaakt van geheel of ten dele met dat/die geld(en)/geldbedrag(en) betaalde goed(eren) en/of dienst(en) en/of voorziening(en), zulks terwijl zij, verdachte, (telkens) redelijkerwijs had moeten begrijpen en/of vermoeden dat het (een) door misdrijf/misdrijven verkregen geld(en)/geldbedrag(en), goed(eren), dienst(en) en/of voorziening(en) betrof(fen);
(parketnummer 08/720390-09);
art 417bis lid 2 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot het ten laste gelegde.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zelf valse werkgeversverklaringen, een arbeidsovereenkomst en loonafrekening heeft opgesteld of heeft laten opstellen.
De ten laste gelegde feiten sub 2, sub 3 primair en sub 4 primair kunnen naar oordeel van de officier van justitie voldoende wettig en overtuigend bewezen worden.
De officier stelt dat ten aanzien van feit 2 bewezen is dat verdachte samen met haar partner gebruik heeft gemaakt van valse werkgeversverklaringen, een arbeidsovereenkomst en loonafrekening om zo hypotheken los te krijgen bij een tweetal hypotheekverstrekkers. Het moet verdachte duidelijk zijn geweest dat haar partner niet heeft gewerkt voor het [firmanaam] en dat hij van deze firma geen loon ontving.
De officier stelt voorts ten aanzien van feit 3 dat de woning aan de [adres] wel is verbouwd, maar dat deze verbouwing niet door de aannemer, die de facturen heeft ingediend, is verricht noch onder zijn toezicht. Verdachte was ervan op de hoogte dat de verbouwingswerkzaamheden niet door of in opdracht van de indiener van de facturen zijn verricht.
Nu verdachte bovenstaande misdrijven heeft gepleegd is de officier van oordeel dat verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan feit 4 primair.
Standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft bepleit in haar pleitnotitie -waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd- dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouwe heeft zich -zakelijk weergegeven- op het standpunt gesteld dat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan oplichting, geen valsheid in geschrift heeft gepleegd en geen geld heeft witgewassen.
Er is niet aangetoond dat de partner van verdachte geen vast dienstverband had bij [firmanaam] en dat er geen bewuste nauwe samenwerking is geweest om tot het strafbare feit te komen.
Er zijn werkzaamheden verricht aan de woning [adres]. Dit is vastgesteld zowel door medewerkers van de ING bank die hebben gecontroleerd of het bouwdepot dat door de bank is verstrekt ook daadwerkelijk daarvoor is aangewend. Dit wordt ook gestaafd door foto’s die zich in het dossier bevinden. Voorts wordt dit ook niet ontkend door de officier van justitie.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd kan er ook geen sprake zijn van witwassen van crimineel geld.
Oordeel van de rechtbank.
Met de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feit 1 heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Zoals hieronder wordt weergegeven en, zo nodig, met een uitwerking van de bewijsmiddelen zal worden onderbouwd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting door samen met haar toenmalige partner in strijd met de waarheid en met gebruikmaking van valse werkgeversverklaringen, een valse arbeidsovereenkomst, een valse loonafrekening en vervalste facturen geld heeft gegenereerd dat hen niet toekwam.
Verdachte’s raadsvrouwe heeft gesteld dat niet kan worden aangetoond dat verdachte’s partner geen dienstverband heeft gehad met [firmanaam] en dat er geen nauwe en bewust samenwerking is geweest tussen verdachte en haar ex-partner bij het verkrijgen van hypotheken en gelden uit het bouwdepot. De raadsvrouwe heeft- kort gezegd- gesteld dat verdachte enkel haar handtekening plaatste indien haar ex-partner daarom vroeg dat zij niet de intentie heeft gehad deze gelden niet terug te betalen en dat zij en haar gezin niet hebben geprofiteerd van deze inkomsten.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat ingeval een verdachte het hem ten laste gelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechter -indien hij tot een bewezenverklaring komt- die aangedragen alternatieve gang van zaken zal moeten weerleggen.
Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van verdachte uitsluiten. Een dergelijke weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden, dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
Nog afgezien van het feit dat verdachte haar lezing niet nader heeft onderbouwd snijdt deze naar het oordeel van de rechtbank geen hout. Uit de verklaringen van derden en uit haar eigen verklaring blijkt dat zij in bijzijn van haar partner haar handtekeningen heeft gezet onder de formulieren die hebben gediend tot verkrijgen van een tweetal hypotheken en de gelden uit het bouwdepot. De enkele stelling dat zij niet op de hoogte was van het feit dat haar ex-echtgenoot geen dienstbetrekking heeft gehad bij het [firmanaam] disculpeert verdachte niet. Verdachte en haar ex-partner beschikten samen over een bankrekening die werd gebruikt voor stortingen en betalingen van en aan derden. Uit de bankafschriften die zijn gevonden tijdens de zoekingen is niet gebleken dat er enig loon door bovengenoemde firma op deze rekening is gestort. Verdachte heeft op 18 juni 2008 tegenover de politie verklaard dat zij wel eens overboekingen deed via het internet en dat zij wel zag dat er iets niet klopte, maar dat daar niet over werd gepraat.
Uit het strafdossier blijkt ook dat de verbouwingswerkzaamheden aan de woning [adres] niet door of in opdracht van de indiener van de rekeningen zijn verricht.
Immers verklaart de onderaannemer Jansen bij de politie en op 26 maart 2010 bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris uitdrukkelijk dat hij in 2007 zakelijk nooit iets van doen heeft gehad met de aannemer [verdachte 3]. Voorts heeft de aannemer [verdachte 3] bij zijn verhoor op 15 december 2008 bij de politie verklaard dat hij geen verbouwingswerkzaamheden heeft verricht in het pand aan de [adres] en dat hij alleen geld heeft gekregen voor opmaken van facturen voor de ex-partner van verdachte, die daar expliciet om had gevraagd.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen
vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen-
waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
* in de maanden januari en februari van het jaar 2005, de ABN
AMRO Hypotheken Groep B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een
hypothecaire geldlening van euro 357.500,--, en
* in de maanden oktober en november van het jaar 2004, Obvion
N.V. heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire geldlening van
euro 400.000,--,
hebbende verdachte en haar mededader toen aldaar met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – listiglijk en bedrieglijk ten behoeve van
voornoemde hypothecaire geldleningen een valse werkgeversverklaring en een valse loonafrekening verstrekt, waaruit zou moeten blijken dat [verdachte 1] een dienstverband had bij [firmanaam], zulks terwijl die [verdachte 1] in werkelijkheid geen dienstverband had bij [firmanaam], waardoor ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. en Obvion N.V. werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
3.
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen, de ING Bank heeft bewogen tot de afgifte
van euro 34.075,41 en euro 25.556,56 en euro 20.368,03, hebbende verdachte en haar mededaders toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk ten behoeve van verkrijging van gelden uit een bouwdepot valse facturen, genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326, betreffende
verbouwingswerkzaamheden aan de woning [adres],
verstrekt, waardoor die ING Bank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
4.
zij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008,
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens voorwerpen, te weten woningen/panden, en wel:
* de woning/het pand [adres], en
* de woning/het pand [adres],
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl zij en haar mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 47 en 420bis lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde levert voor feit 2 op het misdrijf:
“Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd”,
en voor feit 3 subsidiair het misdrijf:
“Medeplegen van oplichting”
“Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd”.
De strafbaarheid van de verdachte
Nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, oordeelt de rechtbank dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft een algehele vrijspraak bepleit. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zal komen heeft zij bepleit dat aan verdachte een lagere straf zal worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft samen met haar ex-partner gebruik gemaakt van een valse werkgeversverklaring en een salarisspecificatie teneinde een tweetal hypotheken te verkrijgen. Daarnaast heeft verdachte een drietal valse rekeningen gebruikt voor het verkrijgen van een geldbedrag uit een bouwdepot.
Het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften wordt gesteld, is door het handelen van verdachte aangetast. De rechtbank houdt bij haar strafbepaling rekening met het blanco strafblad van verdachte en gevolgen die het ontdekken van de strafbare feiten voor verdachte en haar gezin hebben gehad.
Verdachtes maatschappelijke positie is sterk aangetast en op haar huidige en toekomstige vermogen zal de enorme schuld worden verhaald. Voorts wordt verdachte vrijgesproken van één feit. Op grond van hiervan is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Dit laatste om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen.
Vordering benadeelde partijen
Obvion BV, gevestigd te Heerlen en ABN/Amro Hypotheken groep, gevestigd te Amersfoort, hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij Obvion, voorneomd, vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 194.128,83 en de benadeelde partij ABN/Amro, vooornoemd vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 213,361,61 beiden voor geleden schade. Ook hebben de benadeelde partijen gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de civiele vorderingen tot de gevorderde (totaal)bedragen kunnen worden toegewezen.
De raadsvrouwe van verdachte heeft aangevoerd dat de vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard nu verdachte de tenlastegelegde feiten niet heeft begaan.
Over de vorderingen van de benadeelde partijen overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 20 augustus 2008 in staat van faillissement is verklaard. Door de faillietverklaring verliest de gefailleerde de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorende vermogen (“de boedel”). Dit heeft ook gevolgen voor civiele procedures over dat vermogen, aangezien de Faillissementswet (Fw), met het oog op de paritas creditorum – de gelijkheid van schuldeisers –, een exclusieve regeling bevat voor gerechtelijke procedures tegen een gefailleerde, die strekken tot het verrichten van betalingen ten laste van de failliete boedel.
Vast staat dat de vorderingsrechten van de benadeelde partijen, die hun grond vinden in verdachtes onrechtmatig handelen jegens de benadeelde partijen, vóór de datum van het faillissement van de verdachte zijn ontstaan. De vorderingsrechten van de benadeelde partijen maken daarom deel uit van de failliete boedel.
Een rechtsvordering is aanhangig (in de zin van de artikelen 27-29 Fw) vanaf het moment dat een rechter bij de vordering betrokken is. Voor de civiele vordering in het strafproces betekent dit dat de vordering aanhangig is vanaf de dag waarop het voegingsformulier, inhoudende de opgave van de vordering en de gronden waarop deze berust (artikel 51b, lid 1 Sv), wordt ingediend bij de officier van justitie, dan wel vanaf de dag waarop bedoeld formulier ter terechtzitting van de strafrechter in eerste aanleg wordt ingediend (artikel 51b, lid 2, Sv).
Vast staat dat de voornoemde benadeelde partijen zich in het strafproces hebben gevoegd en hun vorderingen tot schadevergoeding in dat kader aanhangig hebben gemaakt door opgave van hun vorderingen en de gronden waarop deze berust, aan de officier van justitie.
Gezien het vorenstaande doet zich hier de situatie voor dat het faillissement van de verdachte reeds was uitgesproken vóór de onderhavige vorderingen van de benadeelde partijen aanhangig werden gemaakt door de voeging in het strafproces en derhalve is artikel 26 van de Fw van toepassing. Dit artikel luidt sinds 1 december 2005:
“Rechtsvorderingen, die voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere wijze ingesteld worden dan door aanmelding ter verificatie.”
Dit brengt mee dat een eiser die zijn vordering op andere wijze instelt, daarin niet ontvangen kan worden.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust het op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
vrijspraak/bewezenverklaring
- vrijspraak van hetgeen onder feiten sub 1 en sub 3 primair is tenlastegelegd
- verklaart bewezen dat verdachte de feiten sub 2, sub 3 subsidiair en sub 4 primair heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 2, sub 3 subsidiair meer of
anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde telkens oplevert misdrijven:
medeplegen van oplichting meermalen gepleegd,
medeplegen van oplichting,
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde.
straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
- bepaalt, dat bij de uitvoering van de werkstraf, voor de tijd door veroordeelde in verzekering (te weten 1 dag), 2 uren in mindering worden gebracht, zodat 98 uren resteren, subsidiair 49 dagen vervangende hechtenis.
- veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd,
tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
schadevergoeding
- bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen Obvion en ABN Amro: in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. H. Boebaum en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2010.