RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/700227-08
STRAFVONNIS
Uitspraak: 29 april 2010
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] geboortejaar [1973],
wonende te [adres en woonplaats],
Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 april 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouwe mr. M.M.A.J. Goris, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat vermeld in de dagvaarding, te weten dat:
1.
A.
hij op en of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 januari 2007 tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [benadeelde 1] en/of zijn echtgenote en/of de besloten vennootschap
[benadeelde 2] (verder: de BV) heeft bewogen tot de afgifte van een
geldbedrag van 50.000,- euro en/of van een geldbedrag van 35.000,- euro, in
elk geval van enig geldbedrag/goed,
immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- nadat verdachte en/of zijn mededader(s) voor die [benadeelde] en/of diens
echtgenote had(den) bemiddeld bij het verkrijgen van een (nieuwe) hypothecaire
lening op diens/hun woning –
* die [benadeelde 1] en/of diens echgenote aangeboden geld voor hem/haar/hen te
beleggen, en/of
* (daartoe) met die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote een geldlening van
50.000,- en/of een geldlening van 35.000,- overeengekomen, en/of
* daarbij gezegd/overeengekomen dat die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote
12 % rendement/rente per jaar over die/beide geldlening(en) zou(den) krijgen, en/of
* tegen die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote gezegd dat hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s) dat (geleende) geld zou(den) gaan beleggen bij een (niet met
name genoemde) grote Nederlandse verzekeraar en/of dat hij en/of zijn
mededader(s) een brede waaier aan mogelijkheden had(den) om het geld te
beleggen en/of dat hij en/of zijn mededader(s) via de achterdeur bij diverse
bedrijven binnen kon(den) komen om een dergelijk rendement te regelen, en/of
* (daartoe) samen met die [benadeelde 1] een tweetal (geld)leenovereenkomsten
ondertekend, en/of
* na het sluiten van de eerste (geld)leenovereenkomst een aantal maandelijkse
(rente)betalingen aan die [benadeelde 1] verricht, daarmee de indruk wekkend dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aan zijn betalingsverplichtingen aan
die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote zou(den) voldoen,
waardoor die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote en/of die BV (telkens) werd(en)
bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(incident 1, proces-verbaal pagina 201);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
B.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van
14 augustus 2007 tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk een geldbedrag van 50.000,- euro en/of een geldbedrag van 35.000,-
euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), (telkens) geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1] en/of diens echtgenote en/of de besloten
vennootschap [benadeelde 2] (verder: de BV), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e)
geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders dan door
misdrijf onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben
toegeëigend, immers had(den) verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat
geldbedrag(en) (krachtens geldleenovereenkomst/-overeenkomsten) onder zich als
financieel adviseur van die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote en/of die BV,
teneinde die/dat geldbedrag(en) voor die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote en/of
die BV te beleggen;
(incident 1, proces-verbaal pagina 201);
(parketnummer 08/700227-08);
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
A.
hij op en of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3], heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 80.000,- euro, in elk geval van enig geldbedrag/goed, immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - nadat verdachte en/of zijn mededader(s) voor die [benadeelde 3] had(den) bemiddeld bij het verkrijgen van
een (nieuwe) hypothecaire lening op haar woning en/of bij het oversluiten van haar toenmalige hypotheek en/of had geadviseerd over het opnemen/benutten van de vrijgekomen overwaarde van haar woning -
* [benadeelde 3] geadviseerd geld te beleggen bij Reaal, en/of
* [benadeelde 3] aangeboden geld voor haar te beleggen, en/of
* daartoe met die [benadeelde 3] een geldlening van 80.000,- euro overeengekomen,
en/of
* daarbij gezegd/overeengekomen dat die [benadeelde 3] 12 % rendement/rente per
jaar over die geldlening zou krijgen, en/of
* tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dat
(geleende) geld zou gaan beleggen bij Reaal, en/of
* (daartoe) samen met die [benadeelde 3] een (geld)leenovereenkomst ondertekend,
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(incident 2, proces-verbaal pagina 230);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
B.
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2007 tot en met 4 juni 2008,
te Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van 80.000,- euro, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geldbedrag verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers
had(den) verdachte en/of zijn mededader(s) dat geldbedrag (krachtens een
geldleenovereenkomst) onder zich als financieel adviseur/tussenpersoon van die
[benadeelde 3], teneinde dat geldbedrag voor die [benadeelde 3] te beleggen;
(incident 2, proces-verbaal pagina 230);
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
C.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008,
te Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een zogenaamde Inkomensverklaring (van BLG Hypotheken) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk op dat formulier vermeld - zakelijk weergegeven - dat het jaarinkomen van de geldnemer/aanvrager (zijnde [benadeelde 3] ) 38.000,- euro betrof, althans een jaarinkomen vermeld dat (ruim) hoger was dan het werkelijke jaarinkomen
van die [benadeelde 3] (te weten ongeveer 17.000,- euro) en/of (als adviseur) zijn, verdachtes, naam op die Inkomensverklaring ingevuld en/of (als adviseur) die Inkomensverklaring ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en/althans toen aldaar opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van die valse en/of vervalste Inkomensverklaring, bestaande dat gebruikmaken hierin dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die Inkomensverklaring (ter verkrijging van een hypothecaire geldlening voor die [benadeelde 3] ) heeft/hebben toegezonden/doen toekomen aan BLG Hypotheken; (incident 2, proces-verbaal pagina 317);
(parketnummer 08/700227-08);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
A.
hij op en of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote [benadeelde 3] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 70.000,- euro, in elk geval van
enig geldbedrag/goed, immers heeft/hebbe n/is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - nadat verdachte en/of zijn mededader(s) voor die [benadeelde 4] en/of diens echtgenote had(den) bemiddeld bij het verkrijgen van een (nieuwe) hypothecaire lening op zijn/haar/hun woning en/of bij het oversluiten van zijn/haar/hun toenmalige hypotheek en/of had(den) geadviseerd over het opnemen/benutten van de vrijgekomen overwaarde van zijn/haar/hun woning -
* die [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote geadviseerd geld te beleggen (bij Reaal),
en/of
* aangeboden geld voor hem/haar/hen te beleggen, en/of
* daartoe met die [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote een geldlening van 70.000,-
euro (later gewijzigd in een geldlening van 64.000,- euro) overeengekomen,
en/of
* daarbij gezegd/overeengekomen dat die [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote 12 %
rendement/rente per jaar over die geldlening zou(den) krijgen en/of tegen die
[benadeelde 4] en/of zijn echtgenote gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) dat (geleende) geld bij Reaal onder kon(den) brengen om te
beleggen, en/of
* dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) iemand bij Reaal kende(n) die
dat zou regelen, en/of
* (daartoe) samen met die [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote een
(geld)leenovereenkomst ondertekend,
waardoor die [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
(incident 3, proces-verbaal pagina 318);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2007 tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van 70.000,- euro, althans een geldbedrag van 64.000,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk bedrag verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend, immers had(den) verdachte en/of zijn mededader(s) dat geldbedrag (krachtens een geldleenovereenkomst) onder zich als financieel adviseur/tussenpersoon van die [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote, teneinde dat geldbedrag voor die [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote te beleggen; (incident 3, proces-verbaal pagina 318);
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
C.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een zogenaamde Inkomensverklaring (van BLG Hypotheken, Capitalum Hypotheken B.V. en/of Finplan B&K B.V.) - (telkens)
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk op dat formulier vermeld - zakelijk weergegeven - dat het jaarinkomen van de geldnemer/aanvrager (zijnde [benadeelde 4]) 36.000,- euro en/of 33.600,- euro betrof, althans (telkens) een jaarinkomen vermeld dat (ruim) hoger was dan het werkelijke jaarinkomen van die [benadeelde 4] (te weten ongeveer 22.800,- euro in 2006 en 22.300,- euro in 2007) en/of (telkens) (als adviseur) zijn, verdachtes, naam op die Inkomensverklaring ingevuld en/of (als adviseur) die Inkomensverklaring ondertekend, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en/althans toen aldaar (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van die valse en/of vervalste Inkomensverklaring, bestaande dat gebruikmaken
(telkens) hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) die Inkomensverklaring (ter verkrijging een hypothecaire geldlening voor die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3 en 4) (telkens) heeft/hebben toegezonden/doen toekomen aan BLG
Hypotheken, Capitalum Hypotheken B.V. en/of Finplan B&K B.V.;
(incident 3, proces-verbaal pagina 399, 456 en/of 576);
(parketnummer 08/700227-08);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/of te Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer werkgeversverklaring(en), loonafrekening(en)/salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en), te weten:
* een werkgeversverklaring gedateerd 21 oktober 2004 van [firmanaam] en
betreffende de werknemer [verdachte], (proces-verbaal pagina 1884 en
1885), en/of
* een loonafrekening van de maand september van het jaar 2004 van [firmanaam] en betreffende de werknemer [verdachte], (proces-verbaal
pagina 1886), en/of
* een arbeidsovereenkomst gedateerd 1 februari 2004 van [firmanaam] en
betreffende de werknemer [verdachte], (proces-verbaal pagina 1887 en
1888), en/of
* een werkgeversverklaring gedateerd 13 januari 2005 van [firmanaam]
en betreffende de werknemer [verdachte] (proces-verbaal pagina 1813 en
1814), en/of
* een loonafrekening van de maand december van het jaar 2004 van [firmanaam] en betreffende de werknemer [verdachte] (proces-verbaal
pagina 1815),
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op die werkgeversverklaring(en), die loon-/salarisspecificatie(s) en/of die arbeidsovereenkomst(en) vermeld of laten vermelden dat:
* die van [verdachte] (telkens) een dienstverband heeft met [firmanaam], en/of
* dat [firmanaam] (telkens) loon heeft betaald en/of loon verschuldigd is aan die van [verdachte] ,
terwijl in werkelijkheid daar (telkens) geen sprake van was,
zulks (tevens/telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(parketnummer 08/700227-08);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/of te Amersfoort en/of te Heerlen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
* in/omstreeks de maand(en) januari en/of februari van het jaar 2005, de ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hypothecaire geldlening van euro 357.500,--, in elk geval van een geldbedrag,
(incident 4, aangifte pagina 2444 e.v.), en/of * in/omstreeks de maand(en) oktober en/of november van het jaar 2004, Obvion
N.V. heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hypothecaire geldlening van euro 400.000,--, in elk geval een geldbedrag, (incident 5, aangifte pagina 2510 e.v.), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) ten behoeve van voornoemde hypothecaire geldlening(en) een valse werkgeversverklaring en/of
een of meer valse loonafrekening(en) verstrekt, waaruit zou moeten blijken dat verdachte een dienstverband had bij [firmanaam] , zulks terwijl verdachte (telkens) in werkelijkheid geen dienstverband had bij [firmanaam], waardoor ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. en/of Obvion N.V. (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
(parketnummer 08/700227-08);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008,
te Almelo en/althans (elders) in Nederland. tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer geschrift(en), te weten
* een Aanvraag tot betaling uit het depot Hypotheken gedateerd 16 janauri 2007, en/of
* een Aanvraag tot betaling uit het depot Hypotheken van totaal minimaal euro 2500,-- gedateerd 22 januari 2007, en/of
* een Aanvraag tot betaling uit het deopt Hypotheken van totaal minimaal euro 2500,-- gedateerd 2 februari 2007, en/of
* (een) factu(u)r(en) genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326 van {firmanaam],
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en
in strijd met de waarheid die factu(u)r(en) genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326 (betreffende verbouwingswerkzaamheden aan de woning [adres] voorzien of laten voorzien van een "akkoord" en/of zijn,
verdachte's, en/of verdachte's mededader(s) handtekening en/of ondertekening, en/of (vervolgens) (telkens) die/dat formulier(en) genaamd Aanvraag tot betaling uit het depot Hypotheken voorzien van die voor akkoord getekende
factu(u)r(en) genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326, terwijl in werkelijkheid die verbouwingswerkzaamheden niet hadden plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken; (incident 6, aangifte proces-verbaal pagina 2584 e.v., formulieren
proces-verbaal pagina 2592 e.v.):
(parketnummer 08/700227-08);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 4 juni 2008, te Almelo en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de ING Bank heeft/hebben bewogen tot de afgifte
van euro 34.075,41 en/of euro 25.556,56 en/of euro 20.368,03, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid ten behoeve van (verkrijging van gelden uit) een bouwdepot/geldlening (een) valse/vervalste factu(u)r(en), genummerd 00001321, 00001324 en/of 00001326, betreffende verbouwingswerkzaamheden aan de woning [adres], verstrekt terwijl in werkelijkheid die verbouwingswerkzaamheden niet hadden plaatsgevonden, waardoor die ING Bank (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; (incident 6, aangifte proces-verbaal pagina 2584 e.v., formulieren/facturen
proces-verbaal pagina 2592 e.v.);
(parketnummer 08/700227-08);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008,
te Almelo en/of te Hengelo (O), en/of te Wierden en/of te Hardenberg en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), en wel:
* een geldbedrag van euro 50.000,-- en/of van euro 35.000,-- van [benadeelde 1]
en/of diens echtgenote en/of de besloten vennootschap [benadeelde 2], (incident 1), en/of
* een geldbedrag van euro 80.000,-- van [benadeelde 3] w.v. [benadeelde 3], (incident 2), en/of
* een geldbedrag van euro 70.000,--, althans euro 64.000,--, van [benadeelde 4] en/of zijn echtgenote [benadeelde 3] , (incident 3), en/of een of meer woning(en)/pand(en), en wel:
* de woning/het pand [adres], en/of
* de woning/het pand [adres], en/of
* de woning/het pand [adres] 76 te Almelo,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/althans van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(parketnummer 08/700227-08);
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot het ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de feiten sub 1 A, sub 2 A en sub 3 A komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken, omdat niet te bewijzen valt dat verdachte bij het aangaan van de overeenkomst het beloofde rentepercentage van 12% niet kon waarmaken.
De officier is voorts van mening dat verdachte van feit 4 moet worden vrijgesproken nu niet kan worden bewezen dat verdachte zelf de daarin genoemde arbeidsovereenkomst, loonafrekeningen en werkgeversverklaringen heeft opgesteld of betrokken is geweest bij opstellen daarvan.
De officier acht wel bewezen dat verdachte de feiten sub 1 B, sub 2 B, en sub 3 B heeft begaan nu verdachte de verplichting met de betrokken personen was aangegaan om de ingelegde gelden terug te betalen. Verdachte heeft dit, ondanks verzoeken van de betrokken partijen, niet gedaan en de gelden voor zichzelf gehouden om te besteden.
Voorts acht de officier van justitie bewezen dat verdachte de feiten sub 2 C en sub 3 C heeft begaan nu verdachte de inkomstenformulieren heeft ingevuld voor de betrokken personen en deze formulieren heeft opgestuurd naar de hypotheekverstrekkers.
De officier is van mening dat verdachte feit 5 heeft begaan nu verdachte samen met zijn partner gebruik heeft gemaakt van valse werkgeversverklaringen, een arbeidsovereenkomst en loonafrekening om zo hypotheken los te krijgen bij een tweetal hypotheekverstrekkers. Verdachte wist dat hij niet werkte voor het [firmanaam] en dat hij van deze firma geen loon kreeg. Immers betaalde verdachte geen loonbelasting en was hij ook niet als werknemer bekend bij het UWV.
De officier stelt voorts ten aanzien van feit 6 dat de woning aan de [adres] wel is verbouwd, maar dat deze verbouwing niet door de aannemer die de facturen heeft ingediend zelf is verricht of onder toezicht van hem is verricht. Verdachte zou ervan op de hoogte zijn dat de verbouwingswerkzaamheden niet door of onder de verantwoording van de indiener van de facturen zijn verricht. Nu verdachte bovenstaande misdrijven heeft gepleegd is de officier van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen (feit 7).
Standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft bepleit in haar pleitnotitie -waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd- dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken. De raadsvrouwe heeft zich -zakelijk weergegeven- op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de feiten sub 1 A/B, sub 2 A/B, sub 3 A/B verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan oplichting cq verduistering nu hij aan partijen niet heeft toegezegd dat hij het ingelegde geld zou gaan beleggen. Voorts was verdachte van mening dat hij wel aan zijn financiële verplichting zou kunnen voldoen, maar door de wereldwijde financiële crisis stortte de woningmarkt in en kon hij uiteindelijk niet meer aan zijn verplichtingen voldoen.
Ten aanzien van de feiten sub 2 C en sub 3 C is de raadsvrouwe van mening dat verdachte samen met de betrokken personen de inkomstenverklaringen heeft ingevuld en dat hij deze niet blanco heeft laten tekenen waarna hij de inkomstengegevens heeft ingevuld.
Voorts heeft de raadsvrouwe ten aanzien van de feiten sub 4 en sub 5 betoogd dat niet is aangetoond dat verdachte geen vast dienstverband had bij [firmanaam] waardoor niet gesteld kan worden dat overgelegde salarisspecificaties, werkgeversverklaring en arbeidsovereenkomsten vals zijn of dat hij van vervalste papieren gebruik heeft gemaakt om hypothecaire geldleningen los te krijgen.
Voorts stelt de raadsvrouwe ten aanzien van feit 6 dat er werkzaamheden zijn verricht aan de woning [adres]. Dit is vastgesteld zowel door medewerkers van de ING bank die hebben gecontroleerd of het bouwdepot dat door de bank zou worden verstrekt ook daadwerkelijk daarvoor werd aangewend.
Deze verbouwingswerkzaamheden worden niet ontkend door de officier van justitie. De ingediende facturen dekken de lading en kunnen derhalve niet vals zijn.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd kan er ook geen sprake zijn van witwassen van crimineel geld (feit 7).
Oordeel van de rechtbank.
Met de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feit 4 heeft begaan nu niet vaststaat dat hij zelf of met een ander de daarin genoemde papieren heeft vervaardigd.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat ingeval een verdachte het hem ten laste gelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechter -indien hij tot een bewezenverklaring komt- die aangedragen alternatieve gang van zaken zal moeten weerleggen.
Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van verdachte uitsluiten. Een dergelijke weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden, dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
Zoals hieronder wordt weergegeven en, zo nodig, met een uitwerking van de bewijsmiddelen zal worden onderbouwd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ten aanzien van de feiten sub 1 A, sub 2 A en sub 3 A zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Verdachte, die zich financieel adviseur noemde, wist bij het aangaan van de geldovereenkomsten met de betrokken partijen dat hij de beloofde 12% rente niet maandelijks kon garanderen. Het is van algemene bekendheid, dat ook in de tenlastegelegde periode, zowel de winsten op de woningmarkt als op de beurs sterk konden fluctueren. Daardoor zijn stabiele winsten per maand niet te garanderen.
Het gestelde door de raadsvrouwe dat de internationale kredietcrisis de voornaamste oorzaak is geweest dat verdachte niet aan zijn verplichtingen kon voldoen verwerpt de rechtbank. Van voornoemde crisis was eerst sprake in augustus 2008 en niet zoals de raadsvrouwe stelt eind 2007. Het was verdachte in die periode al duidelijk dat hij niet aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen. Uit het dossier komt naar voren dat er in deze periode dwangbevelen waren. Ook leverde verdachte het leasecontract van zijn toenmalige auto in omdat hij niet meer aan de betalingsverplichting daarvan kon voldoen. Desondanks sluit hij in deze periode een tweede geldovereenkomst af met de familie [benadeelde 1], waarbij hij nogmaals 12% rendement belooft.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van de feiten sub 2 C en
sub 3 C de inkomstenformulieren van de betrokken families valselijk heeft ingevuld. Door de raadsvrouwe is gesteld dat dit niet achteraf is gebeurd, maar in bijzijn van de betrokken personen, hetgeen door de betrokken personen ten stelligste wordt ontkend. Impliciet geeft zij daarmee aan dat verdachte betrokken is geweest bij het invullen van inkomstengegevens. Voorts staat vast dat verdachte de inkomstenformulieren mede heeft ondertekend en heeft verstuurd. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg gelegen van verdachte, als financieel adviseur, van de betrokken families, zich beter op de hoogte te stellen van de werkelijk financiële situatie van die families, nu de inkomensgegevens die zijn opgegeven, niet overeenkomen met de bij de inkomstenformulieren bijgevoegde gegevens.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen van oplichting (feit 5) nu verdachte samen met zijn partner in strijd met de waarheid en met gebruikmaking van valse werkgeversverklaringen, een valse arbeidsovereenkomst, en een valse loonafrekening geld heeft gegenereerd dat hun niet toekwam.
Verdachte beweert dat hij wel in loondienst is geweest en dat hij dit kan bewijzen door loonafschriften van het jaar 2004 over te leggen. Tot op heden heeft de rechtbank deze loonafschriften niet ontvangen, hoewel verdachte sinds zijn aanhouding daarvoor ruimschoots de tijd heeft gehad. De rechtbank vermag niet in te zien dat verdachte daarvoor alleen afhankelijk is van zijn bank nu ook zijn voormalig werkgever [firmanaam] in staat moet zijn deze loongegevens te produceren. [firmanaam] was niet bij het UWV en evenmin bij de belastingdienst bekend.
Daar komt bij dat verdachte nimmer inkomsten uit arbeid heeft opgegeven bij de belastingdienst en dat hij bij zijn opgave over zijn arbeidsverleden geen melding maakt van [firmanaam]. Tenslotte heeft de rechtbank op dit punt acht geslagen op de verklaring van [naam].
Op grond daarvan komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van een dienstverband met [firmanaam] en dat verdachte dus gebruik heeft gemaakt van valse werkgeversverklaringen, een valse arbeidsovereenkomst, en een valse loonafrekening.
De rechtbank is met de raadsvrouwe en de officier van justitie eens dat er ten aanzien van feit 6 op de tenlastelegging verbouwingswerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Vast staat echter ook dat de verbouwingswerkzaamheden aan de woning [adres] niet door of in opdracht van de indiener van de rekeningen zijn verricht.
Immers verklaart de onderaannemer [maam] bij de politie en op 26 maart 2010 bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris uitdrukkelijk dat hij in 2007 zakelijk nooit iets van doen heeft gehad met de aannemer [verdachte 3]. Voorts heeft de aannemer [verdachte 3] bij zijn verhoor op 15 december 2008 bij de politie verklaard dat hij geen verbouwingswerkzaamheden heeft verricht in het pand aan de [adres] en dat hij alleen geld heeft gekregen voor opmaken van facturen voor de verdachte, die daar expliciet om had gevraagd.
Nu de verbouwingswerkzaamheden in ieder geval niet door de indiener van de facturen zijn verricht komt de rechtbank tot het oordeel dat de gelden die zijn verstrekt uit het bouwdepot zijn verstrekt op basis van valse facturen en dat er sprake is van oplichting.
Nu verdachte geld heeft verworven en voorhanden heeft gehad dat uit misdrijven is verkregen heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan witwassen (feit 7).
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen
vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen-
waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 4 juni 2008, te Almelo, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en zijn echtgenote en de besloten vennootschap [benadeelde 2] (verder: de BV) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 50.000,- euro en van een geldbedrag van 35.000,- euro, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – listiglijk en in strijd met de waarheid - nadat verdachte voor die [benadeelde 1] en diens echtgenote had bemiddeld bij het verkrijgen van een nieuwe hypothecaire lening op diens/hun woning –
* die [benadeelde 1] en diens echtgenote aangeboden geld voor hen
te beleggen, en
* met die [benadeelde 1] en diens echtgenote een geldlening van
50.000,- en een geldlening van 35.000,- overeengekomen, en
* daarbij overeengekomen dat die [benadeelde 1] en diens echtgenote 12 %
rente per jaar over die geldleningen zouden krijgen, en
* daartoe samen met die [benadeelde 1] een tweetal (geld)leenovereenkomsten
ondertekend,
waardoor die [benadeelde 1] en diens echtgenote en die BV werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
A.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Hengelo (O), met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] w.v. [benadeelde 3] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 80.000,- euro, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – listiglijk en in strijd met de waarheid - nadat verdachte voor die [benadeelde 3] had bemiddeld bij het verkrijgen van een nieuwe hypothecaire lening op haar woning en bij het oversluiten van haar toenmalige hypotheek en had geadviseerd over het benutten van de vrijgekomen overwaarde van haar woning -
* die [benadeelde 3] geadviseerd geld te beleggen bij Reaal, en
* die [benadeelde 3] aangeboden geld voor haar te beleggen, en
* met die [benadeelde 3] een geldlening van 80.000,- euro overeengekomen, en
* daarbij overeengekomen dat die [benadeelde 3] 12 % rente per
jaar over die geldlening zou krijgen, en
* samen met die [benadeelde 3] een (geld)leenovereenkomst ondertekend,
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
C.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Hengelo (O)
een zogenaamde Inkomensverklaring (van BLG Hypotheken) - zijnde een geschrift
dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op dat formulier vermeld - zakelijk weergegeven - dat het jaarinkomen van de geldnemer/aanvrager (zijnde [benadeelde 3] ) 38.000,- euro betrof, en als adviseur zijn, verdachtes, naam op die Inkomensverklaring ingevuld en als adviseur die Inkomensverklaring ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en toen aldaar opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse Inkomensverklaring, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die Inkomensverklaring ter verkrijging van een hypothecaire geldlening voor die [benadeelde 3] heeft doen toekomen aan BLG Hypotheken;
3.
A.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Almelo, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] en zijn echtgenote [benadeelde 3] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 70.000,- euro, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en/of in strijd met de waarheid – nadat verdachte voor die [benadeelde 4] en diens echtgenote had bemiddeld bij het verkrijgen van een (nieuwe) hypothecaire lening op hun woning en bij het oversluiten van hun toenmalige hypotheek en had geadviseerd over het benutten van de vrijgekomen overwaarde van hun woning -
* die [benadeelde 4] en zijn echtgenote geadviseerd geld te beleggen (bij Reaal), en
* aangeboden geld voor hen te beleggen, en
* met die [benadeelde 4] en zijn echtgenote een geldlening van 70.000,-
euro overeengekomen, en
* daarbij overeengekomen dat die [benadeelde 4] en zijn echtgenote 12 %
rente per jaar over die geldlening zouden krijgen, en
* samen met die [benadeelde 4] en zijn echtgenote een (geld)leenovereenkomst ondertekend,
waardoor die [benadeelde 4] en zijn echtgenote werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Almelo, meermalen, een zogenaamde Inkomensverklaring van BLG Hypotheken en Capitalum Hypotheken B.V. – telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk op dat formulier vermeld - zakelijk weergegeven - dat het jaarinkomen van de geldnemer/aanvrager (zijnde [benadeelde 4] ) 36.000,- euro en 33.600,- euro betrof, en telkens als adviseur zijn,verdachtes, naam op die Inkomensverklaring ingevuld en als adviseur die Inkomensverklaring ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en toen aldaar telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse Inkomensverklaring, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat verdachte die Inkomensverklaring ter verkrijging een hypothecaire geldlening voor die [benadeelde 4] en die {benadeelde 3 en 4] heeft doen toekomen aan BLG Hypotheken en Capitalum Hypotheken B.V.;
5.
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door listige kunstgrepen, en/of door een samenweefsel van verdichtsels
* in de maanden januari en februari van het jaar 2005, de ABN
AMRO Hypotheken Groep B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een
hypothecaire geldlening van euro 357.500,--, en
* in de maanden oktober en november van het jaar 2004, Obvion
N.V. heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire geldlening van
euro 400.000,--, hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – listiglijk en bedrieglijk telkens ten behoeve van voornoemde hypothecaire geldleningen een valse werkgeversverklaring en
een valse loonafrekening verstrekt, waaruit zou moeten blijken dat verdachte een dienstverband had bij [firmanaam] , zulks terwijl verdachte in werkelijkheid geen dienstverband had bij [firmanaam], waardoor ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. en Obvion N.V. werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
6.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juni 2008, te Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen, de ING Bank heeft bewogen tot de afgifte van euro 34.075,41 en euro 25.556,56 en euro 20.368,03, hebbende verdachte en zijn mededaders toen aldaar met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – listiglijk en bedrieglijk ten behoeve van verkrijging van gelden uit een bouwdepot valse facturen, genummerd 00001321, 00001324 en 00001326, betreffende verbouwingswerkzaamheden aan de woning [adres], verstrekt, waardoor die ING Bank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7.
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008, te Almelo en te Hengelo (O), meermalen, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen, en wel:
* een geldbedrag van euro 50.000,-- en van euro 35.000,-- van [benadeelde 1]
en diens echtgenote en de besloten vennootschap [benadeelde 2], en
* een geldbedrag van euro 80.000,-- van [benadeelde 3] w.v. [benadeelde 4], en
* een geldbedrag van euro 70.000,--, van [benadeelde 4] en zijn echtgenote [benadeelde 3] ,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf; en hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 juni 2008,
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens voorwerpen, te weten woningen/panden, en wel:
* de woning/het pand [adres], en
* de woning/het pand [adres],
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen
- onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 225 lid 1, 225 lid 2, 326 en 420bis lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde levert voor feit 1 A op het misdrijf:
“Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd”,
en voor feit 2 A, feit 3 A, feit 5 en feit 6 subsidiair telkens het misdrijf:
“ Medeplegen van oplichting”
en voor feit 2 C, het misdrijf:
“Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid, van het wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst”
en voor feit 3 C, het misdrijf:
“Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”
“Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid, van het wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd”
en voor feit 7 het misdrijf:
“Witwassen, meermalen gepleegd”
“medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd”
De strafbaarheid van de verdachte
Nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, oordeelt de rechtbank dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft een algehele vrijspraak bepleit. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zal komen heeft zij bepleit dat aan verdachte een lagere straf zal worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte is in 2006 begonnen verschillende personen te interesseren voor hoge rendementen uit contante geldbedragen. Uit het onderhavige dossier komt naar het oordeel van de rechtbank niet naar voren dat verdachte de door de deelnemers ingelegde gelden heeft belegd of aangewend in instrumenten zoals hij zijn klanten voorspiegelde.
Hij heeft op dit punt zijn klanten misleid. De toegezegde rendementen zijn niet of nauwelijks betaald en de ingelegde gelden zijn verloren gegaan.
Verdachte heeft voorts samen met zijn ex-partner gebruik gemaakt van een valse werkgeversverklaring en een salarisspecificatie teneinde een tweetal hypotheken te verkrijgen. Daarnaast heeft verdachte een drietal valse rekeningen gebruikt voor het verkrijgen van een geldbedrag uit een bouwdepot.
Verdachte heeft daarbij slechts oog gehad voor eigen gewin. Door deze handelwijze heeft verdachte er voor gezorgd dat een groot aantal personen in de financiële problemen is gekomen.
Naast de financiële schade die geleden is heeft verdachte ook het vertrouwen van het publiek in het financiële stelsel beschadigd.
Gelet op de ernst van de feiten, kan –ondanks het gegeven dat verdachte first offender is- geen andere dan een vrijheidsstraf worden opgelegd.
De rechtbank houdt bij haar strafbepaling wel rekening met het blanco strafblad van verdachte en de gevolgen die de strafbare feiten voor verdachte en zijn gezin hebben gehad.
De rechtbank zal ook om deze redenen de gevangenisstraf matigen een deel voorwaardelijk opleggen.
Hij zal zich moeten realiseren dat hij in een proeftijd loopt en dat bij hernieuwde strafbare feiten de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd, naast de straffen voor de nieuwe feiten, die doorgaans, indien sprake is van recidive, hoger zullen worden.
Vordering benadeelde partijen
[benadeelde 1], wonende te Almelo, [benadeelde 3], wonende te Hengelo, [benadeelde 4], wonende te Almelo, Obvion BV, gevestigd te Heerlen en ABN Amro Hypotheken groep, gevestigd te Amersfoort, hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partijen vorderen veroordeling van verdachte tot betaling van respectievelijk: € 89.195,86 ([benadeelde 1] ), € 80.000,= ([benadeelde 3] ), € 64.000,= ([benadeelde 4] ), € 194.128,83 (Obvion) en € 213,361,61 (ABN/Amro) voor geleden schade. Ook hebben de benadeelde partijen gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de civiele vorderingen tot de gevorderde (totaal)bedragen kunnen worden toegewezen zonder de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouwe van verdachte heeft aangevoerd dat de vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard nu verdachte de tenlastegelegde feiten niet heeft begaan.
Over de vorderingen van de benadeelde partijen overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 20 augustus 2008 in staat van faillissement is verklaard. Door de faillietverklaring verliest de gefailleerde de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorende vermogen (“de boedel”). Dit heeft ook gevolgen voor civiele procedures over dat vermogen, aangezien de Faillissementswet (Fw), met het oog op de paritas creditorum – de gelijkheid van schuldeisers –, een exclusieve regeling bevat voor gerechtelijke procedures tegen een gefailleerde, die strekken tot het verrichten van betalingen ten laste van de failliete boedel.
Vast staat dat de vorderingsrechten van de benadeelde partijen, die hun grond vinden in verdachtes onrechtmatig handelen jegens de benadeelde partijen, vóór de datum van het faillissement van de verdachte zijn ontstaan. De vorderingsrechten van de benadeelde partijen maken daarom deel uit van de failliete boedel.
Een rechtsvordering is aanhangig (in de zin van de artikelen 27-29 Fw) vanaf het moment dat een rechter bij de vordering betrokken is. Voor de civiele vordering in het strafproces betekent dit dat de vordering aanhangig is vanaf de dag waarop het voegingsformulier, inhoudende de opgave van de vordering en de gronden waarop deze berust (artikel 51b, lid 1 Sv), wordt ingediend bij de officier van justitie, dan wel vanaf de dag waarop bedoeld formulier ter terechtzitting van de strafrechter in eerste aanleg wordt ingediend (artikel 51b, lid 2, Sv).
Vast staat dat de voornoemde benadeelde partijen zich in het strafproces hebben gevoegd en hun vorderingen tot schadevergoeding in dat kader aanhangig hebben gemaakt door opgave van hun vorderingen en de gronden waarop deze berust, aan de officier van justitie.
Gezien het vorenstaande doet zich hier de situatie voor dat het faillissement van de verdachte reeds was uitgesproken vóór de onderhavige vorderingen van de benadeelde partijen aanhangig werden gemaakt door de voeging in het strafproces en derhalve is artikel 26 van de Fw van toepassing. Dit artikel luidt sinds 1 december 2005:
“Rechtsvorderingen, die voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere wijze ingesteld worden dan door aanmelding ter verificatie.”
Dit brengt mee dat een eiser die zijn vordering op andere wijze instelt, daarin niet ontvangen kan worden.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust het op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- vrijspraak van hetgeen onder feiten sub 1 B, sub 2 B, sub 3 B, sub 4 en
sub 6 primair is tenlastegelegd
- verklaart bewezen dat verdachte de feiten sub 1 A, sub 2 A en sub 2 C en sub 3 A en sub 3 C, sub 5, sub 6 subsidiair en sub 7 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 A, sub 2 A en sub 2 C en sub 3 A en sub 3 C, sub 5, sub 6 subsidiair en sub 7, meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd,
medeplegen van oplichting, valsheid in geschrift, opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid, van het wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid, van het wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, witwassen, meermalen gepleegd en medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd,
tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit:
-beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 3], [benadeelde 4] , Obvion en ABN/Amro: in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. H. Boebaum en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2010.