ECLI:NL:RBALM:2010:BM2000

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110490 / KG ZA 10-88
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing geldvordering wegens contractuele boete na verstrijken ontbindingstermijn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 21 april 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.S. Proost, vorderde betaling van een contractuele boete van € 13.500,= van gedaagde, die een appartement had gekocht maar de financiering niet rond kon krijgen. De koopovereenkomst was op 23 april 2009 gesloten, maar gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van haar recht om de koop te ontbinden binnen de gestelde termijnen. Eiser heeft gedaagde in gebreke gesteld en de koopovereenkomst ontbonden op 19 januari 2010, omdat gedaagde niet voldeed aan de verplichtingen uit de overeenkomst.

Tijdens de zitting op 14 april 2010 is het standpunt van eiser toegelicht, waarbij hij zijn spoedeisend belang benadrukte, onder andere door dubbele woonlasten en recente gezinsuitbreiding. Gedaagde erkende de boete verschuldigd te zijn, maar gaf aan dat zij door een onterechte BKR-registratie niet in staat was de financiering rond te krijgen. Er zijn pogingen gedaan om tot een minnelijke regeling te komen, maar deze zijn niet geslaagd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst. De rechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALM
Sector civiel recht
zaaknummer: 110490 / KG ZA 10-88
datum vonnis: 21 april 2010 (j)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. I.S. Proost te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
in persoon verschenen.
Het procesverloop
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 14 april 2010. Ter zitting zijn verschenen: [eiser], vergezeld door mr. Proost, en [gedaagde] in persoon. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- [eiser] en [gedaagde] hebben op 23 april 2009 een koopovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] het appartement aan de [adres] van [eiser] heeft gekocht voor het bedrag van € 135.000,=.
- [gedaagde] heeft de koop niet kunnen financieren en heeft bovendien geen gebruik gemaakt van haar recht de koop te ontbinden gedurende de in de koopakte vermelde termijnen.
- Op grond van artikel 4 lid 1 van de koopakte was [gedaagde] gehouden uiterlijk 15 mei 2009 een bankgarantie te stellen voor een bedrag van € 13.500,=, dan wel ex artikel 4 lid 2 van de koopovereenkomst een waarborgsom ad € 13.500,= te storten op de door de notaris genoemde kwaliteitsrekening.
- Bij aangetekende brief van 2 juni 2009 is [gedaagde] in gebreke gesteld.
- Op 19 januari 2010 heeft [eiser] op grond van artikel 13 lid 1 van de koopakte de koopovereenkomst ontbonden, omdat [gedaagde] de verplichtingen uit de koopakte als omschreven in artikel 2 binnen de termijn van acht dagen na voornoemde ingebrekestelling niet is nagekomen.
- Ten gevolge hiervan is voor [gedaagde] op grond van artikel 13 lid 2 van meergenoemde koopakte een terstond opeisbare boete ten behoeve van [eiser] ontstaan ten bedrage van € 13.500,=, welke boete [gedaagde] tot op heden onbetaald heeft gelaten.
Het standpunt van [eiser].
2. [eiser] vordert in deze procedure om [gedaagde], zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en bij wijze van voorschot, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.500,=, vermeerderd met de wettelijke rente over de periode vanaf 10 juni 2009 (€ 133,15) en een bedrag van € 800,= wegens buitengerechtelijke incassokosten op grond van Aanbeveling II van het rapport Voorwerk II, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
[gedaagde] heeft met [eiser] een koopovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] van [eiser] een appartement heeft gekocht. De levering heeft niet kunnen plaatsvinden, omdat [gedaagde] de financiering niet rond kon krijgen. Aangezien [gedaagde] binnen de in de koopakte genoemde termijnen evenmin de koopovereenkomst heeft ontbonden, is zij ingevolge die koopakte na ingebrekestelling en ontbinding van de koopakte door [eiser] thans een boete van € 13.500,= aan [eiser] verschuldigd. [eiser] heeft [gedaagde] meerdere malen benaderd, zowel schriftelijk als persoonlijk, teneinde met [gedaagde] tot een minnelijke regeling te komen. Dat is niet gelukt. [eiser] voelt zich door [gedaagde] aan het lijntje gehouden.
Nu [gedaagde] de boete tot op heden onbetaald heeft gelaten, heeft [eiser] het recht om daarvan in rechte nakoming te vorderen, onverminderd het recht van [eiser] op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
[eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang bij het gevorderde heeft. Hij zit immers met dubbele woonlasten, nu zijn appartement nog steeds niet is verkocht, waarvoor hij zijn vakantiegelduitkering zal moeten aanwenden. Bovendien is hij vader geworden, met alle kosten van dien.
Het standpunt van [gedaagde].
3. [gedaagde] ziet in dat zij niet ontkomt aan het betalen van de door [eiser] gevorderde boete ad € 13.500,=. Daar is nooit misverstand over geweest. [gedaagde] heeft nog niets op de boete betaald. Zij kon na het sluiten van de koopovereenkomst de financiering niet rond krijgen, vanwege een onterechte BKR-registratie. [gedaagde] heeft nog gepoogd die BKR-registratie er af te krijgen, maar dat is niet gelukt.
Er is getracht om tot een minnelijke regeling te komen. Dat is bijna gelukt, in die zin dat [gedaagde] € 300,= per maand aan [eiser] zou betalen, maar een regeling strandde op de bijkomende (advocaat)kosten die door [eiser] werden geëist. [gedaagde] betwist dat zij [eiser] aan het lijntje heeft gehouden. Toen [gedaagde] harerzijds de koopovereenkomst wilde ontbinden bleek dat het daarvoor te laat was. Zij dacht aanvankelijk een “voorlopig” koopcontract te hebben getekend, waar zij gemakkelijk onderuit kon. [gedaagde] wilde het appartement van [eiser] graag hebben.
De overwegingen van de voorzieningenrechter.
4. De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiser] toewijzen. Onomstreden staat vast dat [gedaagde] met [eiser] een koopovereenkomst heeft gesloten, waarbij zij van [eiser] een appartement te Enschede heeft gekocht. De levering daarvan kon niet doorgaan, omdat [gedaagde] de financiering niet rond kon krijgen. [gedaagde] heeft daarna nagelaten om tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 8 mei 2009, beroep te doen op de ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de koopakte, in welk artikel een financieringsvoorbehoud is opgenomen.
[gedaagde] is jegens [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter toerekenbaar tekort geschoten.
Nu [gedaagde] door [eiser] in gebreke is gesteld en [eiser] de koopovereenkomst zijnerzijds heeft ontbonden, verbeurt [gedaagde] ten behoeve van [eiser] op grond van het bepaalde in artikel 13 van de koopovereenkomst een boete van € 13.5000,=, vermeerderd met de wettelijke rente over de periode vanaf 10 juni 2009 en een bedrag van € 800,= wegens buitengerechtelijke kosten op grond van Aanbeveling II van het rapport Voorwerk II.
Het door [eiser] gestelde en door [gedaagde] onweersproken spoedeisend belang is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting bij wijze van voorschot een bedrag van € 14.433,15 te betalen.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 350,93 aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2010, in tegenwoordigheid van Zomer, griffier.