RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710362-09; 08/710696-09; 21/004174-08 (Vord.tul.)
STRAFVONNIS
Datum vonnis: 16 april 2010
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [1967],
wonende te [woonplaats en –adres].
Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 september 2009, 26 februari 2010 en 2 april 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.F. Speijdel, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging onder parketnummer 08/710362-09- ten laste gelegd hetgeen staat vermeld in de dagvaardingen, te weten dat:
parketnummer 08/710362-09:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 30 april 2009,
in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [aangeefster], in elk geval
van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen
iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft verdachte toen daar veelvuldig/meermalen
- die [aangeefster] (een) brief/brieven gestuurd, en/of
- die [aangeefster] opgebeld, en/of
- die [aangeefster] en/of de moeder van die [aangeefster] (een) SMS-bericht(en) gestuurd of
doen toekomen,en/of
- die [aangeefster] (een) bericht(en) door middel van Hyves doen toekomen, en/of
- die [aangeefster] is gevolgd en/of heeft opgewacht als zij van haar huis naar haar
werk en/of van haar werk naar haar huis reed;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 2 juni 2009,
in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [aangeefster], in elk geval
van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen
iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft verdachte toen daar veelvuldig/meermalen die [aangeefster] (een)
sms-bericht(en) gestuurd of doen toekomen;
parketnummer 08/710696-09:
hij in of omstreeks de periode van 7 augustus 2009 tot en met 30 augustus 2009,
in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [aangeefster], in elk geval
van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen
iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft verdachte toen daar veelvuldig/meermalen die [aangeefster] opgebeld,
en/of die [aangeefster] (een) SMS-bericht(en) gestuurd of doen toekomen;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Standpunt officier van justitie met betrekking tot het ten laste gelegde.
Haar standpunt dat de ten laste gelegde feiten voldoende wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, heeft de officier van justitie uitgewerkt in haar schriftelijk requisitoir. In de kern komt dat standpunt er op neer dat de verklaringen van aangeefster, de deels bekennende verklaringen van verdachte en de inhoud van de in het dossier opgenomen belagingsmiddelen (sms- en hyvesberichten, brieven en kaartjes), een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, het bewijs opleveren dat verdachte zich gedurende de ten laste gelegde periodes heeft schuldig gemaakt aan -kort gezegd- het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [aangeefster].
Standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich -zakelijk weergegeven- op het standpunt gesteld dat verdachte geen stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en derhalve dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe
-zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de contacten, voor zover bewezen, naar hun frequentie beschouwd en afgezet tegen de ruime periodes waarbinnen die contacten hebben plaatsgevonden, geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer opleveren.
Oordeel van de rechtbank.
Zoals hieronder wordt weergegeven en, zo nodig, met een uitwerking van de bewijsmiddelen zal worden onderbouwd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster [aangeefster] heeft ge-sms’t en gebeld en tevens haar brieven heeft gestuurd en Hyves-berichten heeft doen toekomen.
De verdachte heeft aangevoerd dat -voor zover er met zijn (oude) telefoon met het imei-nummer [nummer] sms-berichten zouden zijn verstuurd aan aangeefster [aangeefster], die berichten niet door hem, maar door iemand anders moeten zijn verstuurd, nu die betreffende telefoon door hem, verdachte, werd bewaard in een niet afgesloten en daarmee in principe voor een ieder toegankelijke kantoorunit.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat ingeval een verdachte het hem ten laste gelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechter -indien hij tot een bewezenverklaring komt- die aangedragen alternatieve gang van zaken zal moeten weerleggen.
Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van verdachte uitsluiten. Een dergelijke weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden, dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
Nog afgezien van het feit dat verdachte de alternatieve lezing niet nader heeft onderbouwd, acht de rechtbank die lezing in het onderhavige geval ook niet aannemelijk, reeds omdat het niet voor de hand ligt om een telefoon die verdachte
-zoals hij eveneens ter terechtzitting heeft verklaard- voor zijn echtgenote verborgen wilde houden omdat daarin een sms-bericht van aangeefster [aangeefster] zou zijn opgeslagen, te bewaren (aan de oplader) op een bureau, in het zicht in een niet afgesloten en daarmee ook voor zijn echtgenote toegankelijke ruimte.
Verdachte heeft ter terechtzitting aan de hand van stempels in het door hem aan de rechtbank getoonde paspoort gesteld dat hij op 13 en 14 juni 2009 in het buitenland ([plaats]) verbleef. De op pagina 82 van het dossier vermelde twee sms-berichten vanaf het toestel met imei-nummer [nummer] aan [aangeefster] op 13 juni 2009 om 20:29:16 uur respectievelijk op 14 juni 2009 om 15:15:13 uur telkens vanaf de locatie [adres] te [plaats], kunnen dan ook niet door verdachte zijn verstuurd. De rechtbank overweegt dat deze data niet vallen binnen één van de tenlastegelegde periodes. De rechtbank begrijpt daarom dat verdachte heeft willen betogen dat geen conclusies kunnen worden getrokken uit de gegevens over het gebruik van de mobiele telefoon met imei-nummer [nummer].
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij op 13 en 14 juni 2009 in het verre buitenland verbleef, zodat het niet aannemelijk is dat hij de bewuste sms-berichten aan aangeefster [aangeefster] heeft gezonden. De conclusie uit het opsporingsonderzoek dat op grond van de schrijfstijl van de smsjes en de meetgegevens kan worden aangenomen dat deze van verdachte afkomstig zijn, lijkt in het licht van deze feiten dan ook niet juist. De rechtbank zal dan ook de verkeersgegevens voor imei-nummer [nummer] niet gebruiken voor het bewijs.
De verdediging heeft de vraag opgeworpen of hetgeen bewezen kan worden verklaard een stelselmatige inbreuk oplevert. Volgens de jurisprudentie is beslissend of, gelet op alle omstandigheden, de aard, intensiteit, duur en frequentie van de bewezen verklaarde handelingen voor een normaal reagerend mens als een aanmerkelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer konden overkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat ten aanzien van het gedrag van de verdachte zoals dat uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, het geval.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat, zoals ter terechtzitting is komen vast te staan, verdachte ter zake belaging gepleegd ten opzichte van aangeefster [aangeefster] eerder is veroordeeld en wel bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof te Arnhem van 31 juli 2009, zoals blijkt uit het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie.
In de onderhavige strafzaak is door aangeefster respectievelijk op
16 april 2009, 30 april 2009 en 1 september 2009 wederom aangifte gedaan tegen verdachte ter zake belaging, welke aangiften tezamen de periode beslaan van
1 december 2008 tot en met 30 augustus 2009. Hierbij heeft zij verklaard dat zij door verdachte via allerlei wegen continu is lastig gevallen in die zin dat verdachte haar in genoemde periode veelvuldig via sms en Hyves berichten heeft doen toekomen, brieven aan haar heeft opgestuurd en haar meerdere keren heeft opgebeld. Verdachte heeft ter terechtzitting met betrekking tot deze aangiften verklaard alléén een drietal berichten via Hyves aan aangeefster te hebben verstuurd en haar tweemaal te hebben opgebeld. De rechtbank acht echter tevens bewezen dat alle sms-berichten die gestuurd zijn met het telefoontoestel met imei-nummer [nummer] (de oude telefoon van verdachte) van verdachte afkomstig zijn. Mede met inachtneming van de hiervoor vermelde eerdere veroordeling van verdachte, stelt de rechtbank dan ook vast dat er in de onderhavige situatie sprake is van een patroon van zich telkens herhalende incidenten, die bezien in het licht van eerdere incidenten, als belagingsincidenten kunnen worden aangemerkt. Deze incidenten vallen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de indringendheid, de herhaling en de directe aantasting van de persoonlijke integriteit, onder de door de wetgever beoogde belagingshandelingen. Door de combinatie van deze gedragingen en uitingen van verdachte en zijn volhardendheid daarin, heeft aangeefster zich in haar persoonlijke levenssfeer aangetast kunnen voelen. De eveneens in dit verband door de raadsman ter terechtzitting geponeerde stelling dat voor een objectieve beoordeling van de mate waarin al dan niet inbreuk is gemaakt op het privéleven van een persoon, ook dient te worden gekeken naar de emotionele stabiliteit/gesteldheid van die betreffende persoon, wordt door de rechtbank gepasseerd. Bepalend is immers dat met de inbreuk een emotie teweeg wordt gebracht die ieder normaal mens onder vergelijkbare omstandigheden ook zou hebben.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen eist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/710362-09:
1.
hij in de periode van 1 december 2008 tot en met 30 april 2009,
in de gemeente Almelo en elders in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [aangeefster], met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, en/of te dulden,
immers heeft verdachte toen daar meermalen
- die [aangeefster] brieven gestuurd, en
- die [aangeefster] opgebeld, en
- die [aangeefster] SMS-berichten gestuurd,en
- die [aangeefster] berichten door middel van Hyves doen toekomen;
2.
hij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 4 mei 2009,
in de gemeente Almelo en elders in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [aangeefster],
met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, en/of te dulden,
immers heeft verdachte toen daar meermalen die [aangeefster] sms-berichten gestuurd;
parketnummer 08/710696-09:
hij in de periode van 29 augustus 2009 tot en met 30 augustus 2009,
in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [aangeefster], met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, en/of te dulden,
immers heeft verdachte toen daar meermalen die [aangeefster] opgebeld en die [aangeefster] SMS-berichten gestuurd;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder bovenvermelde parketnummers meer of anders is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder parketnummer 08/710362-09 sub 1 en sub 2 en het onder parketnummer 08/710696-09 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 285b, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte gelet op het door de GZ-psycholoog drs. M.N. van Walbeek-Brak omtrent de persoon van de verdachte uitgebrachte rapport.
Deze gedragsdeskundige heeft vastgesteld dat er ten tijde van de ten laste gelegde feiten bij verdachte geen sprake was van een psychiatrische stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die zijn gedragskeuze en/of zijn gedragingen hebben beïnvloed.
De psycholoog adviseert verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft de conclusie en het advies van de gedragsdeskundige overgenomen en tot de hare gemaakt.
Nu er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, oordeelt de rechtbank dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat als bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als deze inhouden dat verdachte zich onder (ambulante) psychologische behandeling zal doen stellen, alsmede dat verdachte zich zal onthouden van direct en/of indirect contact met aangeefster [aangeefster].
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft -voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zal komen- bepleit dat aan verdachte een straf zal worden opgelegd die voor hem geen (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich zal brengen.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft na het verbreken van de relatie door aangeefster [aangeefster], zijn voormalige vriendin, stelselmatig lastig gevallen. Hij heeft zich op verschillende manieren aan haar opgedrongen ondanks het feit dat zij hem duidelijk had gemaakt hier niet van gediend te zijn. De verdachte had daar geen boodschap aan. Hij belde haar met regelmaat op en/of stuurde haar brieven en berichten via sms en Hyves, dit alles met als doel een afspraak met aangeefster te maken en/of een hernieuwde relatie met haar te kunnen bewerkstelligen. Aangeefster heeft dit als zeer bedreigend en beangstigend ervaren en dat gevoel is nog versterkt door het feit dat verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie in het vrij recente verleden reeds eerder werd veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten jegens aangeefster (vonnis van de politierechter te Almelo d.d. 9 oktober 2008 en
– in hoger beroep – arrest van het gerechtshof te Arnhem d.d. 31 juli 2009). De verdachte heeft zich van die veroordeling kennelijk niets aangetrokken en heeft ondanks het feit dat in de onderhavige strafzaak op 8 mei 2009 zijn voorlopige hechtenis werd geschorst onder oplegging van onder andere de bijzondere voorwaarde dat hij op geen enkele wijze contact zou opnemen met aangeefster [aangeefster], de belaging van haar voortgezet.
De verdachte heeft door zijn handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de privacy en integriteit van zijn voormalige vriendin. Deze handelwijze dient scherp te worden afgekeurd. Stelselmatige inbreuk op de privacy en integriteit van iemand raakt immers direct aan de persoonlijkheid en het welbevinden van de belaagde en kan tot ernstige psychische problemen leiden. Uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door verdachte begane strafbare feiten, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur dan ook op zijn plaats.
Uit het over de persoon van de verdachte door de reclassering opgemaakte voorlichtingsrapport d.d. 4 december 2009, komt naar voren dat er sprake is van een patroon in de wijze waarop verdachte met afwijzing en krenking omgaat en dat dit bij verdachte kan leiden tot het plegen van delicten. De reclassering adviseert in dat verband om -met het oog op recidivegevaar- aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank sluit zich bij dat advies aan en zij zal derhalve om te voorkomen dat verdachte wederom strafbare feiten pleegt, een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk doen zijn. Verdachte heeft in dat verband weliswaar ter terechtzitting verklaard inmiddels een ander mens te zijn geworden, echter niet geheel valt uit te sluiten dat verdachte, zoals ook het geval bleek te zijn na eerder vermelde veroordeling en schorsing van de voorlopige hechtenis, opnieuw contact met zijn voormalige vriendin zal proberen te zoeken. De rechtbank acht dit ongewenst en zij zal in het kader van de deels voorwaardelijke veroordeling als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte op geen enkele wijze contact met haar mag opnemen. Uit oogpunt van effectiviteit zal dit voorwaardelijk deel aanmerkelijk hoger zijn dan hetgeen bij de eerdere veroordeling is opgelegd. Bovendien zal de verdachte de bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat hij begeleiding van de reclassering krijgt, waarbij hem de noodzakelijke hulp en steun wordt gegeven bij het herinrichten van zijn leven, waarbij met name is vereist dat verdachte zijn kennelijk dwangmatige gedrag tot belaging (‘stalking’) onder controle zal krijgen. De verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard daaraan zijn medewerking te willen verlenen.
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf ingevolge het bepaalde in artikel 63 Sr rekening gehouden met de eerdere veroordeling van verdachte door het gerechtshof te Arnhem d.d. 31 juli 2009 tot 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taak(werk)straf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu met betrekking tot dit voorwerp de hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Vordering benadeelde partij
[Aangeefster], wonende te [woonplaats en –adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3000,= (drieduizend euro) voor geleden immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de civiele vordering tot het gevorderde (totaal)bedrag kan worden toegewezen.
Door de verdachte is aangevoerd dat hij jegens aangeefster niet iets heeft gedaan wat de gevorderde schadevergoeding rechtvaardigt. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het gevorderde schadebedrag als arbitrair dient te worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het (totaal)bedrag van € 3000,=, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank begroot die kosten tot nu toe op nihil.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden die het gerechtshof te Arnhem bij arrest van 31 juli 2009 aan de verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd (meermalen) aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het dient verdachte duidelijk te zijn dat een voorwaardelijke straf niet vrijblijvend is. Alleen dan is er hoop dat hij zijn gedrag laat beïnvloeden door de nu opnieuw opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij beslissing van 14 oktober 2009 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst met ingang van 19 oktober 2009. De officier van justitie heeft ter terechtzitting in aanvulling op haar strafeis de opheffing van de schorsing gevorderd. De rechtbank acht op dit moment geen termen aanwezig de schorsing van de voorlopige hechtenis niet langer te laten voortduren. De vordering van de officier van justitie om de opheffing van de schorsing te bevelen, zal dan ook worden afgewezen, zoals in het dictum staat vermeld.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust het op de artikelen 10,14a,14b,14c,14d, 24, 27, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/710362-09 sub 1 en 2
en het onder parketnummer 08/710696-09 ten laste gelegde heeft begaan, zoals
hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder genoemde parketnummers meer of
anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde telkens oplevert het misdrijf: belaging
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd,
tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
-omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig
maakt aan een strafbaar feit;
-omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft
nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd
moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of
namens de Reclassering Nederland, met opdracht aan die instelling
overeenkomstig artikel 14d Sr, ook als dat inhoudt (ambulante) begeleiding
of behandeling door derden;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze direct
of indirect contact zal zoeken met aangeefster [aangeefster],
geboren op [1976] en wonende te [woonplaats en –adres];
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de
uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] van
een bedrag van € 3000,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum
waarop de strafbare feiten zijn gepleegd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de
benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van
betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis
nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van de bewezen
verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag
van € 3000,= ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat
volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat
vervangende hechtenis voor de tijd van 40 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag, daarmee de verplichting van verdachte
om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen en andersom,
als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald,
dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat
bedrag komt te vervallen;
beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een mobiele
telefoon, merk Nokia, type E71;
voorlopige hechtenis
- wijst af de door de officier van justitie gevorderde opheffing van de schorsing van
de voorlopige hechtenis van de verdachte;
tenuitvoerlegging arrest met parketnummer 21/004174-08
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij
arrest van het gerechtshof te Arnhem d.d. 31 juli 2009, te weten van 3 maanden
gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. H. Stam en mr. P.L. Alers, rechters,
in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2010.