RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/720098-10
datum vonnis: 13 april 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats en –adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A. Ruesink, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander of anderen of alleen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, door gestolen koper te kopen, terwijl hij en zijn mededaders wisten dan wel moesten vermoeden dat dit koper gestolen was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 15 december 2009,
te Geesteren in de gemeente Tubbergen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
* van (een) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen
buizen/pijpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende (een) voorwerp(en), te weten een (zeer)
(grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen, was of wie dat/die voorwerp(en)
voorhanden had,
* (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een/die) (bovenomschreven)
voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen,
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 15 december 2009,
te Geesteren in de gemeente Tubbergen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
* van (een) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen
buizen/pijpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende (een) voorwerp(en), te weten een (zeer)
(grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen, was of wie dat/die voorwerp(en)
voorhanden had,
* (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een/die) (bovenomschreven)
voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen,
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair in de eerste plaats en in de tweede plaats tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Daarnaast vordert de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie vordert de verbeurdverklaring van het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag, te weten € 2.000,-.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting als bij de politie verklaard dat [medeverdachte 4] op een gegeven moment bij hem is gekomen met de vraag of hij nog een partij Wicu wilde kopen. Verdachte had hier wel oren naar en heeft met [medeverdachte 4] een afspraak gemaakt om de lading te bekijken. [medeverdachte 4] heeft verdachte hiervoor opgehaald en via een achteraf-route zijn ze naar Fleringen gereden alwaar [medeverdachte 2] in de auto is gestapt. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zaten in de auto met elkaar te smoezen. Op een gegeven moment kwamen ze aan bij een boer in Duitsland. Daar lagen koperen rollen onder een zeil en in een kiepwagen lagen koperen buizen. [medeverdachte 2] noemde een bedrag van € 25.000,-- voor de partij. Verdachte had er geen goed gevoel bij. Hij verwachtte de partij in een normale schuur te bekijken en niet ergens achteraf bij een boerderij in Duitsland. Het leek verdachte geen zuivere koffie. Verdachte noemde een bedrag van € 15.000,--. Hij heeft dit bedrag bewust aan de lage kant gehouden, omdat hij er geen goed gevoel bij had en er op die manier mogelijk onderuit kon komen. Een dag later meldde [medeverdachte 4] zich bij verdachte met de mededeling dat de koop door kon gaan voor een bedrag van € 17.000,--. Daarvan was € 15.000,-- voor [medeverdachte 2] en € 2.000,-- voor [medeverdachte 4] zelf. Verdachte is hiermee akkoord gegaan. De lading koper is opgeslagen in de nieuwbouwhal van verdachte. Verdachte heeft € 15.000,-- aan [medeverdachte 2] betaald en later € 2.000,-- aan [medeverdachte 4].
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft de buizen en pijpen verborgen, verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat van opzettelijk witwassen geen sprake is. Daartoe wordt aangevoerd dat verdachte destijds door [medeverdachte 4] is benaderd omdat hij een partij koper te koop had die uit een faillissement afkomstig was. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen afwijkende danwel vreemde lage prijs heeft aangeboden gelet op het materiaal en de hoeveelheid. Verdachte kreeg echter wel een vreemd gevoel over de transactie ten tijde van het afronden van de koop/verkoop. Op het moment dat verdachte een gedeelte van de lading had bekeken heeft hij een prijs voorgesteld waarvan hij hoopte dat deze niet geaccepteerd zou worden. Ten tijde van de koop was verdachte niet op de hoogte van de herkomst van het koper.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van alle in artikel 420bis Sr. genoemde gedragingen is voor de strafbaarheid vereist dat de pleger wist dat zijn gedraging een uit misdrijf afkomstig goed betrof. Onder weten is voorwaardelijk opzet begrepen. De wetenschap kan reeds bestaan ten tijde van de gedraging, maar kan ook later ontstaan.
Zoals hiervoor onder 5.1 is vastgesteld, heeft verdachte verklaard dat hij tijdens het bekijken van de lading koper geen goed gevoel kreeg bij de hele situatie en het hem geen zuivere koffie leek, te meer nu verdachte de partij afgedekt met plastic bij een Duitse boer moest bekijken. Hij heeft bewust een laag bedrag genoemd, omdat hij hoopte dat daardoor de verkopende partij van de transactie af zou zien. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door onder deze voornoemde omstandigheden toch de partij koper te kopen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het koper van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair in de eerste plaats en in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 27 november 2009 tot en met 15 december 2009, te Geesteren in de gemeente Tubbergen tezamen en in vereniging met anderen en/of alleen,
* van voorwerpen, te weten een hoeveelheid koperen buizen/pijpen, de herkomst heeft verborgen en/of verhuld,
* die voorwerpen heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair in de eerste plaats en in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 420bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft een hoeveelheid van misdrijf afkomstig koper verworven en voorhanden gehad en heeft hiervan de herkomst verborgen en/of verhuld. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten bevordert en in stand gehouden, omdat zonder een afnemer van gestolen goederen deze diefstallen minder lucratief zouden zijn. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan doordat de opbrengst van misdrijven aan het zicht van justitie wordt onttrokken en een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf en de hoogte daarvan allereerst rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor het onderhavige feit zijn geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen zal betrekken.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel oog heeft gehad voor geldelijk gewin en zich kennelijk geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn daden. Gelet op het vorenstaande is voor dit feit in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank zal daarom verdachte wel een vrijheidsstraf opleggen, maar die geheel voorwaardelijk doen zijn om verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Daarnaast is uit een oogpunt van normhandhaving en evenwichtige straftoemeting een taakstraf in de vorm van een werkstraf op zijn plaats voor de duur van 80 uren.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.000,-- verbeurdverklaren. Dit geld is voor verbeurdverklaring vatbaar, omdat dit geld is gebruikt voor het plegen van de strafbare feiten.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair in de eerste en tweede plaats ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan primair in de eerste en tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair in de eerste en tweede plaats bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten: € 2.000,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. P.L Alers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2010.