ECLI:NL:RBALM:2010:BM0979

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08.700493-09
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van vrachtauto met koper en witwassen van gestolen goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 13 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met mededaders een vrachtauto met aanhanger, beladen met koper, heeft gestolen van een vervoersbedrijf. De diefstal vond plaats in de nacht van 26 op 27 november 2009 te De Lutte. De verdachte heeft de gestolen goederen verborgen en geprobeerd te verplaatsen om de politie te ontlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen en aan witwassen van de gestolen koper. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en 15 dagen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 4.613,75 aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de benadeelde partij, die aanzienlijke schade heeft geleden door de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/700493-09
datum vonnis: 13 april 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats en –adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen of alleen heeft ingebroken bij een bedrijf en van dat bedrijfsterrein een vrachtauto met aanhangwagen met daarin een hoeveelheid koper heeft gestolen dan wel dat hij daaraan medeplichtig is.
Feit 2: zich samen met een ander of anderen of alleen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, door gestolen koper te verkopen en dit koper verborgen te houden en/of te verhullen, terwijl hij en zijn mededaders wisten dan wel moesten vermoeden dat dit koper gestolen was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op/vanaf - een
bedrijfsterrein aan - de Hanhofweg) heeft weggenomen een vrachtauto met
aanhangwagen/oplegger en/althans/inhoudende een (zeer) (grote) hoeveelheid
koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
dat [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 27
november 2009 tot en met 28 november 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op/vanaf - een
bedrijfsterrein aan - de Hanhofweg) heeft/hebben weggenomen een vrachtauto met
aanhangwagen/oplegger en/althans/inhoudende een (zeer) (grote) hoeveelheid
koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
waarbij die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of zijn/hun mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 27 november 2009 tot en met 28 november 2009 te De Lutte in de
gemeente Losser en/in de gemeente Tubbergen en/of in de gemeente Almelo
en/althans (elders) in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die
[medeverdachte 2] in een auto van Tubbergen naar Almelo te vervoeren en/of (vervolgens) die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] in een auto van Almelo naar De Lutte te vervoeren en/of te De Lutte op, althans in de nabijheid van, de plaats des misdrijf op die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] te wachten en/of (vervolgens) die [medeverdachte 2] in een auto naar Mander te vervoeren;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 24 december 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of te Mander, te Fleringen, te Reutum
en/of te Geesteren in de gemeente Tubbergen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
* van (een) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen
buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), de werkelijke aard, de herkomst,
de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende (een)
voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen
en/of emmers met koper(ballen), was of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had,
en/althans
* (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans
van (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 24 december 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of te Mander, te Fleringen, te Reutum
en/of te Geesteren in de gemeente Tubbergen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
* van (een) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen
buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), de werkelijke aard, de herkomst,
de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende (een)
voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen
en/of emmers met koper(ballen), was of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had,
en/althans
* (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans
van (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair en feit 2 primair in de eerste plaats en in de tweede plaats wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden en 15 dagen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging daarbij van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel.
4. De voorvragen
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft aangevoerd dat de in de tenlastelegging genoemde, aan artikel 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht ontleende termen verborgen en/of verhuld niet nader zijn omschreven. Volgens de raadsman voldoet de tenlastelegging hierdoor wat betreft deze onderdelen in feit 2 (feit 2 primair 1e onderdeel en feit 2 subsidiair 1e onderdeel) niet aan het duidelijkheidsvereiste van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het de verdediging niet duidelijk is waar de tenlastelegging op ziet en waartegen zij zich moet verdedigen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding op dit punt nietig moet worden verklaard.
De rechtbank is, anders dan de raadsman van verdachte, van oordeel dat voldoende duidelijk is wat verdachte wordt verweten en voorts dat de dagvaarding ook overigens voldoet aan de eisen gesteld in het eerste lid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Op basis van het onderliggende proces-verbaal van de politie kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden vastgesteld op welke feiten of gedragingen de steller van de tenlastelegging het oog heeft gehad. Bovendien heeft de rechtbank tijdens het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat het de verdachte op basis van die dagvaarding en de inhoud van het dossier duidelijk was voor welke feiten hij was gedagvaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 Feit 1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat er geen bewijs is voor braak ten behoeve van de diefstal, verbreking of inklimming. , ,
5.2 Feit 2
Vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) hem gevraagd heeft of hij € 15.000,- wilde verdienen voor de opslag van een partij koper bij verdachte op het erf. Verdachte had schulden, kon het geld goed gebruiken en stemde hiermee in. In de nacht van vrijdag 26 november 2009 op zaterdag 27 november 2009 heeft [medeverdachte 2] verdachte thuis opgehaald, waarna ze beiden naar Almelo zijn gereden om medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) op te halen. Gedrieën zijn ze naar [benadeelde 2] in De Lutte gereden en hebben daar een vrachtwagen met aanhanger waarin koper geladen was van het bedrijfsterrein gestolen. [medeverdachte 1] heeft deze vrachtwagencombinatie naar het huis van verdachte gereden, waar het koper door verdachte en [medeverdachte 2] uit de vrachtwagen is geladen. Een gedeelte van de koperen buizen is in de kapschuur gelegd en de rest is buiten op het erf onder een zeil gelegd. De emmers met koper zijn ook in de kapschuur geplaatst. Deze emmers heeft verdachte afgedekt met zeil. [medeverdachte 2] en verdachte hebben de vrachtwagencombinatie naar Veldhausen gereden en daar achtergelaten en zijn vervolgens in de auto van verdachte naar huis gereden. [medeverdachte 2] vertelde verdachte dat hij voor een koper zou zorgen. Een aantal dagen later vertelde [medeverdachte 2] aan verdachte dat het koper bij verdachte weg moest, omdat de politie hen op het spoor was. Op een gegeven moment hebben verdachte en [medeverdachte 2] de koperen buizen op een platte wagen en de verwarmingsbuizen in een kiepwagen geladen, die verdachte vervolgens bij een Duitse boer heeft gestald. Deze lading met koper was afgedekt met zwart plastic. De emmers met koper zijn door verdachte en [medeverdachte 2] naar het huis van [medeverdachte 2] gebracht. Een paar dagen daarna heeft verdachte de wagen met lading opgehaald en samen met [medeverdachte 2] naar de bedrijfshal van [medeverdachte 5] in Geesteren gebracht.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair in de eerste plaats tenlastegelegde ziet op het vervoeren en het verstoppen van het koper, zodat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verbergen van het koper. Daarnaast heeft verdachte het koper overgedragen aan [medeverdachte 5], zodat het primair in de tweede plaats tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het primair in de tweede plaats tenlastegelegde overeenkomt met opzetheling. Voor witwassen is vereist dat het goed voorhanden en overgedragen is. De witwasbepalingen geven geen uitleg over de invulling van het bestanddeel overdragen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte het koper niet heeft overgedragen. Hij voert daartoe aan dat verdachte niet wist dat het koper verkocht was, maar dat hij enkel de opdracht heeft gekregen het koper naar [medeverdachte 5] te vervoeren.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel strafbaarstelling witwassen wordt gesteld dat verbergen en verhullen ziet op al die handelingen die tot doel hebben en geschikt zijn om de werkelijke aard, herkomst en vindplaats van een voorwerp, dat wil zeggen een zaak of een vermogensrecht, te verbergen of verhullen. Bepalend voor de strafbaarheid is het effect van het handelen. Uit alle handelingen tezamen moet duidelijk worden dat er zonder redelijke economische grond met zaken en vermogensrechten is geschoven op een manier die geschikt is het spoor aan de waarneming te onttrekken. Van verhullen zal al sprake kunnen zijn als door bepaalde constructies een mistgordijn wordt opgeworpen dat weliswaar enig zicht op het voorwerp en de daarbij betrokken personen toelaat, maar het niet mogelijk maakt om met enige zekerheid de herkomst en de rechthebbende vast te stellen.
Daarnaast wordt in deze Memorie van Toelichting gesteld dat de termen verwerven, voorhanden hebben en overdragen dezelfde betekenis hebben als in de helingsbepalingen. Zij veronderstellen feitelijke zeggenschap ten aanzien van het voorwerp, al is niet vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid bevindt. Bij omzetten gaat het om die handelingen waardoor de betrokkene een ander voorwerp, een zaak of een vermogensrecht, verkrijgt dat het voordeel uit het oorspronkelijke misdrijf belichaamt. Omzetten zal veelal tot doel hebben de criminele opbrengsten weer in het legale verkeer te investeren.
Gelet op de feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor door de rechtbank is vastgesteld en door verdachte is bekend, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van koper. Het stelen van koper, dit vervolgens afdekken met plastic en op het erf van verdachte opslaan en zodra de politie hen op het spoor komt, dit koper verplaatsen, zijn naar het oordeel van de rechtbank handelingen die tot doel hebben en die geschikt zijn om de herkomst en de verplaatsing van het koper te verbergen en te verhullen, nu het koper daarmee aan het zicht van de rechthebbende, politie en justitie onttrokken wordt. Door het opslaan van (een deel van) de gestolen lading bij de Duitse boer en het afleveren van (een deel) daarvan bij [medeverdachte 5] is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het voorhanden hebben en overdragen van koper in de zin van de witwasbepalingen. Dat verdachte niet wist dat het koper verkocht was, doet aan dit oordeel niet af, nu dit voor overdragen in de zin van de witwasbepalingen niet vereist is.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november
2009, te De Lutte in de gemeente Losser, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf – een bedrijfsterrein aan - de Hanhofweg heeft weggenomen een vrachtauto met aanhangwagen inhoudende een hoeveelheid koperen buizen/pijpen en emmers met koperballen, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
hij in de periode van 27 november 2009 tot en met 24 december
2009, te De Lutte in de gemeente Losser en te Mander, te Fleringen, te Reutum
en te Geesteren in de gemeente Tubbergen tezamen en in vereniging met anderen
* van voorwerpen, te weten een hoeveelheid koperen buizen/pijpen en emmers met koperballen, de herkomst en de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
en
* die voorwerpen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 310, 311 en 420bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een vrachtauto met aanhanger en lading van het vervoersbedrijf [benadeelde 2] gestolen. Verdachte had als opslagplaats een essentiële rol bij de uitvoering van het feit.
Deze diefstal heeft aanzienlijke schade veroorzaakt voor de vervoerder [benadeelde 2]. Het gaat daarbij niet alleen om de gestolen lading met een verkoopwaarde van bijna € 200.000,-- en de schade aan de vrachtauto, maar ook, zoals blijkt uit de inhoud van de vordering van de benadeelde, om verlies van opdrachten en reputatieschade.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel oog heeft gehad voor geldelijk gewin en zich kennelijk geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn daden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf en de hoogte daarvan allereerst rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor de onderhavige feiten zijn geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen zal betrekken.
Gelet op het vorenstaande is voor dit feit in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enkele maanden op zijn plaats. Anderzijds is van belang dat verdachte na 15 dagen voorarrest in vrijheid is gesteld. De rechtbank zal daarom verdachte wel een vrijheidsstraf opleggen, maar die geheel voorwaardelijk doen zijn met reclasseringstoezicht, ook om verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Daarnaast is uit een oogpunt van normhandhaving en evenwichtige straftoemeting een taakstraf in de vorm van een werkstraf op zijn plaats voor de duur van 240 uren.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[Benadeelde 2], domicilie kiezende te De Lutte aan de [adres], waarvan [benadeelde 1], als eigenaar van het bedrijf, als gemachtigde optreedt, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.373,75 (vijfduizend-driehonderd-drie-en-zeventig euro en vijf-en-zeventig eurocent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
1. Eigen risico motorwagen BV-GR-74 € 500,--
2. Eigen risico aanhanger WR-90-ZT € 500,--
3. Eigen risico ladingschade € 1000,--
4. Gebruikte palletwagen gestolen € 150,--
5. Overige onkosten € 3.123,75
6. Ingeslagen ruit € 100,--
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat alleen de schade gevorderd kan worden die rechtstreeks door de tenlastegelegde feiten zijn veroorzaakt. De schadeposten onder 1, 2, 4 en 6 dienen in verband daarmee niet-ontvankelijk te worden verklaard. De schade onder deze posten is niet veroorzaakt door de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de post onder 5 stelt de verdediging zich op het standpunt dat daarvan
€ 700,-- voor toewijzing vatbaar is. Het gaat dan om de kosten gemaakt op 28 november 2009, te weten het ophalen van de vrachtwagencombinatie in Veldhausen, en een deel van de kosten gemaakt op 29 december 2009, te weten het ophalen van de emmers koper.
Ten aanzien van de post onder 3, te weten het eigen risico voor de ladingschade, stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze voor toewijzing vatbaar is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat van de post onder 5 “Overige onkosten” een gedeelte van € 760,- niet voor toewijzing vatbaar is, nu deze kosten vallen onder de normale bedrijfsvoering van de benadeelde partij en deze kosten derhalve niet als gevolg van de diefstal zijn gemaakt.
De overige opgevoerde en door de verdediging betwiste kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij gemaakt als gevolg van de diefstal. De rechtbank is van oordeel dat deze posten voldoende onderbouwd en aannemelijk zijn. De rechtbank zal daarom het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 4.613,75 (vierduizend-zeshonderd-dertien euro en vijf-en-zeventig eurocent).
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu de rechtbank van oordeel is dat de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan haar vordering voor dit overige deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het primair ten laste gelegde feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
sub 1 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
sub 2 primair
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden en 15 dagen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van een bedrag van € 4.613,75 (vierduizend-zeshonderd-dertien euro en vijf-en-zeventig eurocent) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde primaire feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.613,75 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 51 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde 1], voornoemd, voor een deel van € 760,-- niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. P.L. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2010.