RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710995-09
datum vonnis: 13 april 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats en –adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P. Benders, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen of alleen heeft ingebroken bij een bedrijf en een vrachtauto met aanhangwagen met daarin een hoeveelheid koper heeft gestolen.
Feit 2: zich samen met een ander of anderen of alleen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, door gestolen koper te verkopen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel moest(en) vermoeden dat dit koper gestolen was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op/vanaf - een
bedrijfsterrein aan - de Hanhofweg) heeft weggenomen een vrachtauto met
aanhangwagen/oplegger en/althans/inhoudende een (zeer) (grote) hoeveelheid
koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 24 december 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of te Mander, te Fleringen, te Reutum
en/of te Geesteren in de gemeente Tubbergen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
* van (een) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen
buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), de werkelijke aard, de herkomst,
de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende (een)
voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen
en/of emmers met koper(ballen), was of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had,
* (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans
van (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 24 december 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of te Mander, te Fleringen, te Reutum
en/of te Geesteren in de gemeente Tubbergen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
* van (een) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen
buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), de werkelijke aard, de herkomst,
de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende (een)
voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote) hoeveelheid koperen buizen/pijpen
en/of emmers met koper(ballen), was of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had,
* (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans
van (een/die) (bovenomschreven) voorwerp(en), te weten een (zeer) (grote)
hoeveelheid koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair en feit 2 primair in de eerste plaats en in de tweede plaats wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden en 57 dagen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging daarbij van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de diefstal tezamen en in vereniging is gepleegd door middel van een valse sleutel. Zij acht geen bewijs aanwezig voor braak, verbreking of inklimming.
De verdediging is evenals de officier van justitie van mening dat er geen bewijs is voor braak, verbreking of inklimming. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat er ook geen sprake is van diefstal door middel van een valse sleutel, omdat verdachte de sleutels als werknemer van het bedrijf rechtmatig onder zich had.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Artikel 90 Wetboek van Strafrecht bepaalt dat alle tot opening van het slot niet bestemde werktuigen onder valse sleutels worden begrepen. Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn arrest uit 1986 bepaald dat het onbevoegd gebruik van een sleutel deze sleutel vals maakt. Nu verdachte weliswaar in het bezit was van een sleutel, maar van deze sleutel ten behoeve van het plegen van een diefstal om die reden onbevoegd gebruik heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat deze diefstal door middel van een valse sleutel is gepleegd.
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat er geen bewijs is voor braak ten behoeve van de diefstal, verbreking of inklimming. , ,
Vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting als bij de politie een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij als chauffeur bij [benadeelde 2] wel zicht had op wat er vervoerd werd. [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) is gevraagd of bij hem een lading koper kon worden opgeslagen. Verdachte heeft tegen [medeverdachte 3] gezegd dat hij daarvoor dan € 7000,-- zou ontvangen. In de nacht van 27 op 28 november 2009 zijn [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en verdachte naar [benadeelde 2] in De Lutte gereden. Verdachte is het kantoor van [benadeelde 2] binnen gegaan met de sleutel die hij had en heeft hier van een aantal vrachtwagens de sleutels gepakt. De sleutels die hij niet nodig had, heeft hij weggegooid. Hij wist welke vrachtwagen met koper geladen was, omdat hij dit op het werk al had gezien. [medeverdachte 1] heeft de vrachtwagen naar de boerderij van [medeverdachte 3] gereden. De laatste 200 meter heeft verdachte de vrachtwagen het erf van [medeverdachte 3] opgereden. Daarna heeft verdachte [medeverdachte 1] weer naar zijn werk teruggebracht. [medeverdachte 3] zou vast met het uitladen van de auto beginnen. Hier heeft verdachte [medeverdachte 3] later mee geholpen en samen hebben ze de lading koper in de kapschuur en op het erf van [medeverdachte 3] geplaatst. Verdachte en [medeverdachte 3] hebben vervolgens de vrachtwagen naar Veldhausen gereden en daar achtergelaten. Daarna zijn zij samen naar het huis van verdachte gereden. Op een gegeven moment hebben verdachte en [medeverdachte 3] de koperen buizen op een platte wagen en de verwarmingsbuizen in een kiepwagen geladen, die [medeverdachte 3] vervolgens bij een Duitse boer heeft gestald. Deze lading met koper was afgedekt met zwart plastic. De emmers met koper zijn door [medeverdachte 3] en verdachte naar het huis van verdachte gebracht. Verdachte heeft een deel van de emmers in de kruipruimte van zijn woning opgeslagen. Ook heeft hij een deel van de emmers onder het kippenhok bij zijn woning begraven. Later heeft verdachte samen met [medeverdachte 4] een deel van de emmers naar zijn broer gebracht en deze emmers in een schuur onder folie en dekens opgeslagen. Via [medeverdachte 4] is contact gelegd met [medeverdachte 5] als koper. Verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn naar Duitsland gegaan om het resterende deel van de lading koper bestaande uit pijpen en buizen te bekijken, waarop vervolgens met [medeverdachte 4] als tussenpersoon de koop tot stand is gekomen. Een paar dagen daarna heeft [medeverdachte 3] de wagen met lading opgehaald en samen met verdachte naar de bedrijfshal van [medeverdachte 5] in Geesteren gebracht.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 2 primair in de eerste en tweede plaats wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij voert daartoe aan dat verdachte het koper heeft verborgen en verhuld. Daarnaast stelt zij zich op het standpunt dat verdachte een deel van het koper samen met [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] heeft overgedragen door dat koper aan hem te verkopen en aan hem te leveren.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat het witwassen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat er geen sprake is van witwassen, maar van heling/schuldheling. Meer subsidiair voert de raadsman aan dat het primair in de eerste plaats tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel strafbaarstelling witwassen wordt gesteld dat verbergen en verhullen ziet op al die handelingen die tot doel hebben en geschikt zijn om de werkelijke aard, herkomst en vindplaats van een voorwerp, dat wil zeggen zaken en vermogensrechten, te verbergen of verhullen. Bepalend voor de strafbaarheid is het effect van het handelen. Uit alle handelingen tezamen moet duidelijk worden dat er zonder redelijke economische grond met zaken en vermogensrechten is geschoven op een manier die geschikt is het spoor aan de waarneming te onttrekken. Van verhullen zal al sprake kunnen zijn als door bepaalde constructies een mistgordijn wordt opgeworpen dat weliswaar enig zicht op het voorwerp en de daarbij betrokken personen toelaat, maar het niet mogelijk maakt om met enige zekerheid de herkomst en de rechthebbende vast te stellen.
Daarnaast wordt in de Memorie van Toelichting gesteld dat de termen verwerven, voorhanden hebben en overdragen dezelfde betekenis hebben als in de helingsbepalingen. Zij veronderstellen feitelijke zeggenschap ten aanzien van het voorwerp, al is niet vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid bevindt. Bij omzetten gaat het om die handelingen waardoor de betrokkene een ander voorwerp, een zaak of een vermogensrecht, verkrijgt dat het voordeel uit het oorspronkelijke misdrijf belichaamt. Omzetten zal veelal tot doel hebben de criminele opbrengsten weer in het legale verkeer te investeren.
Gelet op de feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor door de rechtbank is vastgesteld en door verdachte is bekend, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van koper. Het stelen van koper, dit vervolgens afdekken met plastic en op het erf van [medeverdachte 3] opslaan en, zodra de politie hen op het spoor komt, dit koper verplaatsen, zijn naar het oordeel van de rechtbank handelingen die tot doel hebben en die geschikt zijn om de herkomst en de verplaatsing van het koper te verbergen en te verhullen, nu het koper daarmee aan het zicht van de rechthebbende, politie en justitie onttrokken wordt. Door het opslaan van de lading koper bestaande uit pijpen en buizen bij de Duitse boer en het vervolgens verkopen, leveren daarvan aan [medeverdachte 5] en het ontvangen van de koopprijs van € 15.000,-, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het voorhanden hebben, overdragen en omzetten van koper in de zin van de witwasbepalingen.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november 2009, te De Lutte in de gemeente Losser, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijfsterrein aan de Hanhofweg heeft weggenomen een vrachtauto met aanhangwagen inhoudende een hoeveelheid koperen buizen/pijpen en emmers met koperballen, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
hij in de periode van 27 november 2009 tot en met 24 december 2009, te De Lutte in de gemeente Losser en te Mander, te Fleringen, te Reutum en te Geesteren in de gemeente Tubbergen tezamen en in vereniging met anderen
* van voorwerpen, te weten een hoeveelheid koperen buizen/pijpen en emmers met koperballen, de herkomst en de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
* die voorwerpen voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 310, 311 en 420bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een vrachtauto met aanhanger en lading van het vervoersbedrijf [benadeelde 2] gestolen. Verdachte had als werknemer van het bedrijf en initiator een essentiële rol bij de uitvoering van het feit.
Deze diefstal heeft aanzienlijke schade veroorzaakt voor de vervoerder [benadeelde 2]. Het gaat daarbij niet alleen om de gestolen lading met een verkoopwaarde van bijna € 200.000,= en de schade aan de vrachtauto, maar ook, zoals blijkt uit de inhoud van de vordering van de benadeelde, om verlies van opdrachten en reputatieschade.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel oog heeft gehad voor geldelijk gewin en zich kennelijk geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn daden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf en de hoogte daarvan allereerst rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor de onderhavige feiten zijn geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen zal betrekken.
Gelet op het vorenstaande is voor dit feit in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enkele maanden op zijn plaats. Anderzijds is van belang dat verdachte na 57 dagen voorarrest in vrijheid is gesteld. De rechtbank zal daarom verdachte wel een vrijheidsstraf opleggen, maar die geheel voorwaardelijk doen zijn, ook om verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Daarnaast is uit een oogpunt van normhandhaving en evenwichtige straftoemeting een taakstraf in de vorm van een werkstraf op zijn plaats voor de duur van 240 uren.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Nu het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de aan het slachtoffer toebehorende en onder hem inbeslaggenomen overall en afgeknipte laars, zal de rechtbank de teruggave hiervan aan het slachtoffer gelasten.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[Benadeelde 2], domicilie kiezende te De Lutte aan de [adres], waarvan [benadeelde 1], als eigenaar van het bedrijf, als gemachtigde optreedt, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.373,75 (vijfduizend-driehonderd-drie-en-zeventig euro en vijf-en-zeventig eurocent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
1. Eigen risico motorwagen BV-GR-74 € 500,--
2. Eigen risico aanhanger WR-90-ZT € 500,--
3. Eigen risico ladingschade € 1000,--
4. Gebruikte palletwagen gestolen € 150,--
5. Overige onkosten € 3.123,75
6. Ingeslagen ruit € 100,--
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de schadeposten onder de nummers 1, 2 en 3 voor toewijzing vatbaar zijn. Ten aanzien van de gebruikte palletwagen stelt de raadsman zich op het standpunt dat de palletwagen nog bij [medeverdachte 5] in de hal moet staan. Daarnaast blijkt nergens uit dat een schadebedrag van € 150,-- voor een dergelijke wagen een redelijk en aannemelijk bedrag is. Ten aanzien van de post onder 5 stelt de verdediging zich op het standpunt dat het uurtarief niet onderbouwd is met een salarisspecificatie. Daarnaast vraagt de raadsman zich af of het opgevoerde uurtarief wel marktconform is. Ten aanzien van de ingeslagen ruit onder 6 stelt de verdediging zich op het standpunt dat de ruit voor de diefstal al kapot was. Daarnaast is deze post niet onderbouwd met een factuur.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat van de post onder 5 “Overige onkosten” een gedeelte van € 760,- niet voor toewijzing vatbaar is, nu deze kosten vallen onder de normale bedrijfsvoering van de benadeelde partij en deze kosten derhalve niet als gevolg van de diefstal zijn gemaakt.
De overige opgevoerde en door de verdediging betwiste kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij gemaakt als gevolg van de diefstal. De rechtbank is van oordeel dat deze posten voldoende onderbouwd en aannemelijk zijn. De rechtbank zal daarom het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 4.613,75 (vierduizend-zeshonderd-dertien euro en vijf-en-zeventig eurocent).
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu de rechtbank van oordeel is dat de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het primair ten laste gelegde feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
sub 1 primair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
sub 2 primair
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het sub 1 primair en sub 2 primair in de eerste en tweede plaats bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden en 57 dagen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van een bedrag van € 4.613,75 (vierduizend-zeshonderd-dertien euro en vijf-en-zeventig eurocent) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde primaire feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.613,75 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 51 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde 1], voornoemd, voor een deel van € 760,-- niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Beslag
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen overall en de afgeknipte laars aan verdachte.
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. P.L Alers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2010.