RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/711019-09
datum vonnis: 13 april 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats en -adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.J.C. Garrels, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander of anderen heeft ingebroken bij een bedrijf en van dat bedrijfsterrein een vrachtauto met aanhangwagen met daarin een grote hoeveelheid koper heeft gestolen dan wel dat hij daaraan medeplichtig is.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november
2009, te De Lutte in de gemeente Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op/vanaf - een
bedrijfsterrein aan - de Hanhofweg) heeft weggenomen een vrachtauto met
aanhangwagen/oplegger en/althans/inhoudende een (zeer) (grote) hoeveelheid
koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
dat [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november 2009,
te De Lutte in de gemeente Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op/vanaf - een
bedrijfsterrein aan - de Hanhofweg) heeft/hebben weggenomen een vrachtauto met
aanhangwagen/oplegger en/althans/inhoudende een (zeer) (grote) hoeveelheid
koperen buizen/pijpen en/of emmers met koper(ballen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 27 november 2009 tot en met 28 november 2009 te De Lutte in de
gemeente Losser en/in de gemeente Tubbergen en/althans (elders) in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door op, althans in de nabijheid van, de
plaats des misdrijf op de uitkijk te gaan staan teneinde die [medeverdachte 2] en/of
die [medeverdachte 3] bij onraad te kunnen waarschuwen en/of door die vrachtauto met
aanhangwagen/oplegger van de plaats des misdrijfs naar Mander, in elk geval
naar elders, te rijden;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde, met uitzondering van de braak, verbreking en inklimming, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden en 52 dagen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarbij vordert zij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat een meldingsgebod en het deelnemen aan een CoVa-gedragsinterventie inhoudt, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging daarbij van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat er geen bewijs is voor braak ten behoeve van de diefstal, verbreking of inklimming. , ,
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november 2009, te De Lutte in de gemeente Losser, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijfsterrein aan de Hanhofweg heeft weggenomen een vrachtauto met aanhangwagen inhoudende een hoeveelheid koperen buizen/pijpen en emmers met koperballen, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een vrachtauto met aanhanger en lading van het vervoersbedrijf [benadeelde 2] gestolen. Verdachte had als chauffeur van de weggenomen vrachtauto een essentiële rol bij de uitvoering van het feit.
Deze diefstal heeft aanzienlijke schade veroorzaakt voor de vervoerder [benadeelde 2]. Het gaat daarbij niet alleen om de gestolen lading met een verkoopwaarde van bijna € 200.000,-- en de schade aan de vrachtauto, maar ook, zoals blijkt uit de inhoud van de vordering van de benadeelde, om verlies van opdrachten en reputatieschade.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel oog heeft gehad voor geldelijk gewin en zich kennelijk geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn daden. Daarbij komt dat verdachte in het verleden meermalen tot onvoorwaardelijke straffen is veroordeeld, onder meer wegens vermogensdelicten. Deze straffen hebben hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw een (ernstig) strafbaar feit te plegen.
Gelet op het vorenstaande is voor dit feit in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enkele maanden op zijn plaats. Anderzijds is van belang dat verdachte na 52 dagen voorarrest in vrijheid is gesteld. De rechtbank zal daarom verdachte wel een vrijheidsstraf opleggen, maar die geheel voorwaardelijk doen zijn met reclasseringstoezicht, ook om verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten, waartoe hij zoals uit het reclasseringsrapport blijkt, vrij gemakkelijk geneigd is.
Daarnaast is uit een oogpunt van normhandhaving en evenwichtige straftoemeting een taakstraf in de vorm van een werkstraf op zijn plaats voor de duur van 120 uren.
De officier van justitie heeft tevens nog gevorderd dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een meldingsgebod en het deelnemen aan de CoVa-gedragsinterventie als bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarden niet aan verdachte opleggen, nu de rechtbank van oordeel is dat daartoe onvoldoende aanleiding bestaat.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[Benadeelde 2], domicilie kiezende te De Lutte aan de [adres], waarvan [benadeelde 1], als eigenaar van het bedrijf, als gemachtigde optreedt, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.373,75 (vijfduizend-driehonderd-drie-en-zeventig euro en vijf-en-zeventig eurocent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
1. Eigen risico motorwagen BV-GR-74 € 500,--
2. Eigen risico aanhanger WR-90-ZT € 500,--
3. Eigen risico ladingschade € 1000,--
4. Gebruikte palletwagen gestolen € 150,--
5. Overige onkosten € 3.123,75
6. Ingeslagen ruit € 100,--
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de schadeposten onder 1 en 2 niet voor toewijzing vatbaar zijn.
Ten aanzien van de post onder 5 stelt de verdediging zich op het standpunt dat de kosten voor het laden van koper op 27 november 2009 onder de normale bedrijfsuitoefening vallen. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat de kosten die in januari 2010 gemaakt zijn voor het retour brengen van het koper niet voor toewijzing vatbaar zijn.
Tevens heeft verdachte niets met het vernielen van de ruit van doen, zodat deze post onder 6 ook niet voor toewijzing vatbaar is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat van de post onder 5 “Overige onkosten” een gedeelte van € 760,- niet voor toewijzing vatbaar is, nu deze kosten vallen onder de normale bedrijfsvoering van de benadeelde partij en deze kosten derhalve niet als gevolg van de diefstal zijn gemaakt.
De overige opgevoerde en door de verdediging betwiste kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij gemaakt als gevolg van de diefstal. De rechtbank is van oordeel dat deze posten voldoende onderbouwd en aannemelijk zijn. De rechtbank zal daarom het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 4.613,75 (vierduizend-zeshonderd-dertien euro en vijf-en-zeventig eurocent).
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu de rechtbank van oordeel is dat de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan haar vordering voor dit deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het primair ten laste gelegde feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden en 52 dagen, waarvan
- 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van een bedrag van € 4.613,75 (vierduizend-zeshonderd-dertien euro en vijf-en-zeventig eurocent) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde primaire feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.613,75 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 51 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde 1], voornoemd, voor een deel van
€ 760,-- niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. P.L Alers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2010.