ECLI:NL:RBALM:2010:BL9065
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte voor valse aangifte van gijzeling en vrijheidsberoving
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 26 maart 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man die werd verdacht van het doen van een valse aangifte van gijzeling en vrijheidsberoving. De verdachte had in de periode van 14 juni 2007 tot en met 5 juli 2007 aangifte gedaan dat hij door vier mannen was gegijzeld. De officier van justitie stelde dat de verklaringen van de verdachte over de vermeende gijzeling vol onjuistheden zaten en dat deze gebeurtenissen in werkelijkheid niet hadden plaatsgevonden. De verdediging betoogde echter dat de verklaringen van de verdachte niet als een aangifte in de zin van artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht konden worden aangemerkt en dat er geen bewijs was dat de verdachte had gelogen over zijn vrijheidsbeneming.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verklaringen van de verdachte op bepaalde punten ongeloofwaardig waren, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte valse aangifte had gedaan. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij, de regiopolitie Twente, tot schadevergoeding af, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de valse aangifte, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. Dit vonnis is gewezen op tegenspraak en is openbaar uitgesproken.