RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 106810 HA ZA 09/1207
datum vonnis: 17 februari 2010
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
KPN B.V. rechtsopvolger onder algemene titel van
KPN Mobile The Netherlands B.V.,
statutair gevestigd te Den Haag,
eiseres,
hierna ook te noemen KPN,
advocaat: mr. I.A.W. van den Broek te Veldhoven
[gedaagde],
wonende te Hengelo
gedaagde,
hierna te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. S.M.J. van de Ven te Amersfoort
1.1. KPN heeft [gedaagde] op 6 mei 2009 doen dagvaarden voor de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede tot betaling van € 5.000,- vermeerderd met wettelijke rente over
€ 4.495,48 met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
1.2. [gedaagde] heeft verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vordering.
1.3. Partijen hebben conclusies van repliek en dupliek genomen.
1.4. De Kantonrechter heeft zich bij vonnis d.d. 3 november 2009 (zaaknummer 305465 CV EXPL 09-4654) onbevoegd verklaard met verwijzing van de procedure in de stand waarin deze zich bevindt naar de sector civiel van deze rechtbank. Het vonnis wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
1.5. Nadien heeft KPN nog een akte houdende vermeerdering van eis genomen. Zij vordert thans betaling door gedaagde van € 5.095,48, terzake de hoofdsom en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 15 dagen na de diverse factuurdata, althans vanaf 11 mei 2007, althans vanaf 5 maart 2009, althans in ieder geval vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening. De rechtbank verstaat de vordering aldus dat in hoofdsom € 4.495,48 wordt gevorderd en aan buitengerechtelijke kosten € 600,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
1.6. [gedaagde] heeft bij antwoordakte tegen de vermeerdering van eis als zodanig geen verweer gevoerd en overigens gepersisteerd.
2. De feiten en standpunten partijen
Voor de feiten en de standpunten van partijen wordt verwezen naar het vonnis van de kantonrechter d.d. 3 november 2009.
3.1. In voldoende mate is komen vast te staan dat op 6 april 2006 tussen partijen een tweejarige overeenkomst tot stand is gekomen betreffende het gebruik van mobiele telecommunicatiediensten van KPN, “KPN Mobiel 65” met bijbehorende mobiele telefoon, door aanbod en aanvaarding van een contractsinhoud die in een formulier ‘aanvraag mobiele telefoonaansluiting’ tot uitdrukking is gebracht. Vaststaat ook dat [gedaagde] een viertal facturen genummerd 1/10 t/m 1/13 onbetaald heeft gelaten. KPN vordert in dat verband een bedrag in hoofdsom van € 4.495,48 , te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten ad € 600,- en wettelijke rente.
3.2. De rechtbank zal zich eerst uitlaten over het verweer van [gedaagde] dat de ‘Algemene Voorwaarden voor mobiele telecommunicatiediensten’ op de onderhavige overeenkomst niet van toepassing zijn. [gedaagde] roept daarvan de vernietiging in op grond van artikel 6:233 onder b Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 6:234 lid 1 onder a BW, aangezien hij van die algemene voorwaarden eerst bij dagvaarding kennis heeft genomen. KPN stelt dat [gedaagde] bij het afsluiten van het abonnement voor een mobiele telefoonaansluiting heeft getekend voor ontvangst van en instemming met de ‘Algemene Voorwaarden voor mobiele telecommunicatiediensten’.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
Artikel 6:233 onder b BW bepaalt dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.
Artikel 6:234 lid 1 onder a BW bepaalt dat de gebruiker aan de wederpartij de in artikel 233 onder b bedoelde mogelijkheid heeft geboden indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld.
Artikel 157 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat een schriftelijke partijverklaring tegenover de wederpartij in beginsel dwingend bewijs oplevert van de waarheid van die verklaring.
Artikel 151 lid 2 Rv bepaalt dat het een partij vrijstaat tegenbewijs te leveren, ook tegen dwingend bewijs.
In de door KPN met [gedaagde] gesloten overeenkomst is onder het kopje ‘akkoordverklaring’ de volgende tekst opgenomen:
‘Op deze aanvraag en de tot stand te brengen overeenkomst(en) zijn de “Algemene Voorwaarden voor mobiele telecommunicatiediensten” van KPN Mobile The Netherlands (…) van toepassing. (…) Door ondertekening van dit formulier verklaart de Contractant de betreffende voorwaarden te hebben ontvangen en hiermee in te stemmen. Een extra exemplaar kunt u downloaden via www.kpn.com of aanvragen via telefoonnummer 1200 (…)”. In de ruimte onder deze verklaring heeft [gedaagde] zijn handtekening gezet.
Ingevolge het arrest van de Hoge Raad d.d. 11 juli 2008 (NJ 2008, 416) rust op de gebruiker de bewijslast omtrent de met een beroep op het bepaalde in artikel 6:233 onder b BW, juncto artikel 6:234 lid 1 BW onder a betwiste terhandstelling van de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad d.d. 21 september 2007 (NJ 2009, 50) levert een door de wederpartij ondertekende verklaring dat hij de algemene voorwaarden heeft ontvangen dwingend bewijs op in de zin van artikel 157 lid 2 Rv.
Toegepast op het onderhavige geschil betekent dat het volgende. [gedaagde] heeft door ondertekening van het aanvraagformulier verklaard dat hij de “Algemene Voorwaarden voor mobiele telecommunicatiediensten” van KPN heeft ontvangen. Deze verklaring levert dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. Het staat [gedaagde] niettemin vrij tegenbewijs te leveren. Hij heeft echter geen bijzondere feiten en omstandigheden gesteld die erop zouden kunnen duiden dat in afwijking van de ondertekende verklaring de Algemene Voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld. [gedaagde] volstaat slechts met de stelling dat hij de Algemene Voorwaarden niet eerder dan bij dagvaarding heeft ontvangen. In die omstandigheden is er voor bewijslevering door [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank geen plaats.
Voorts overweegt de rechtbank in dit verband nog het volgende. KPN heeft gesteld dat sinds 1 juni 2001 bij het verstrekken van een SIM-kaart een set algemene voorwaarden in de verpakking wordt bijgesloten. [gedaagde], die blijkens de overeenkomst tevens een SIM-kaart heeft ontvangen, heeft deze stelling niet, althans onvoldoende gemotiveerd, bestreden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de “Algemene Voorwaarden voor mobiele telecommunicatiediensten” (hierna: Algemene Voorwaarden) op de overeenkomst tussen KPN en [gedaagde] van toepassing zijn en dat het verweer van [gedaagde] dat zich hiertegen keert derhalve moet worden verworpen.
3.3. Thans komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering van KPN. Zij overweegt daartoe als volgt.
[gedaagde] heeft van KPN bij factuurnummers 1/10 t/m 1/13 over de periode 6 december 2006 t/m 11 april 2007 nota’s ontvangen in verband met de periodieke kosten van het abonnement en de verbruikskosten. [gedaagde] heeft de rekeningen niet betaald; bij bestrijdt de nota’s omdat hij ondanks verzoeken daartoe nooit uitgebreide specificaties van die rekeningen van KPN heeft ontvangen. [gedaagde] erkent dat hij van factuur 1/11 d.d. 20 februari 2007 wel een uitgebreide specificatie heeft ontvangen.
KPN stelt dat [gedaagde] met betrekking tot de facturen gespecificeerde nota’s heeft ontvangen en van factuur 1/11 een uitgebreide specificatie op zijn verzoek. Als [gedaagde] van de overige in het geding zijnde facturen ook een uitgebreide specificatie had willen ontvangen, had [gedaagde] daartoe binnen 2 maanden na factuurdatum een verzoek aan KPN moeten richten. KPN is thans niet meer in staat uitgebreide specificaties te verschaffen omdat de verbruiksgegevens uit privacyoverwegingen na het verstrijken van genoemde periode uit de administratie zijn verwijderd.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Het is genoegzaam komen vast te staan dat [gedaagde] de in het geding zijnde facturen heeft ontvangen en dat hij deze onbetaald heeft gelaten. Het verweer van [gedaagde] dat hij de facturen onbetaald kan laten zolang KPN niet in staat is uitgebreide specificaties van de verbruikskosten te verstrekken, moet worden verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de aan [gedaagde] toegezonden (standaard-)facturen op zichzelf beschouwd behoorlijk gespecificeerd zijn en dat voldoende inzicht wordt geboden in de verschuldigde abonnements- en de verbruikskosten.
Kennelijk vanwege de hoogte van de nota heeft [gedaagde] met betrekking tot factuurnummer 1/11 d.d. 20 februari 2007 aan KPN om een specificatie gevraagd. Deze is op 23 februari 2007 verstrekt. Niet gebleken is dat [gedaagde] tegen deze specificatie enig bezwaar heeft ingebracht zodat het ervoor moet worden gehouden dat de specificatie een correcte weergave is van zijn belgedrag en verbruikskosten. Uit de stukken blijkt dat met betrekking tot deze factuur tussen partijen een betalingsregeling is getroffen, maar in de nakoming daarvan – zo begrijpt de rechtbank - is [gedaagde] echter in gebreke gebleven.
Met betrekking tot de overige factuurnummers (1/10, 1/12 en 1/13) is komen vast te staan dat [gedaagde] niet binnen de daartoe in artikel 2:5 lid 7 van de Algemene Voorwaarden gestelde termijn tegen (de hoogte van) de facturen enig bezwaar heeft geuit. Evenmin is gebleken dat [gedaagde] bij of korte tijd na ontvangst van de betreffende facturen om een uitgebreide specificatie van de facturen heeft verzocht, terwijl de hoogte van met name factuur 1/12 daartoe mogelijk wel aanleiding gaf. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde] eerst eind mei 2007 via de gemachtigde van KPN een verzoek tot uitgebreide specificaties deed. Voor het merendeel van de in het geding zijnde facturen was de door KPN gehanteerde bewaartermijn van de verkeersgegevens, zijnde 2 maanden na factuurdatum, toen reeds verstreken. Bij die stand van zaken kon KPN niet meer aan het verzoek van [gedaagde] voldoen. Onder de geschetste omstandigheden moet het risico daarvan bij [gedaagde] worden gelaten. Door eerst meer dan twee maanden na ontvangst van de betreffende facturen bezwaar te maken en nadere specificatie te verlangen, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank niet binnen redelijke van zijn bezwaren doen blijken. Ook dit verweer van [gedaagde] moet derhalve worden verworpen. De slotsom moet dan ook zijn dat [gedaagde] met betrekking tot de tijdige betaling van de facturen 1/10 t/m 1/13 ter grootte van € 4.495,48 toerekenbaar tekort is geschoten en dat de vordering van KPN toewijsbaar is.
3.4. Met betrekking tot de vordering van wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 2:6 lid 1 van de Algemene Voorwaarden is [gedaagde] zonder nadere ingebrekestelling in verzuim indien de door hem verschuldigde vergoedingen niet binnen de termijn vermeld op de betreffende factuur zijn betaald, of indien de automatische incasso niet is geslaagd. Op grond van artikel 2:6 lid 2 is KPN alsdan gerechtigd de wettelijke rente in rekening te brengen. KPN heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf 15 dagen na de betreffende factuurdata. De rechtbank kan zich met deze benadering verenigen, ook ten aanzien van de facturen die via automatische incasso zouden moeten zijn voldaan. De vordering is derhalve toewijsbaar.
3.5. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 600,- overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 2:6 van de Algemene Voorwaarden is KPN gerechtigd om bij verzuim de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte in rekening te brengen. KPN vordert ter zake een bedrag van € 600,-. [gedaagde] verzet zich hiertegen, stellende dat deze kosten niet gemaakt hadden hoeven worden wanneer KPN de specificaties had verstrekt. De rechtbank is van oordeel mede gelet op de aanbevelingen in het rapport Voorwerk II dat de gevorderde kosten redelijk zijn en redelijkerwijs noodzakelijk waren om voldoening buiten rechte te verkrijgen. Met betrekking tot het verweer van [gedaagde] merkt de rechtbank nog op dat ook na verstrekking door KPN van de uitgebreide specificatie ter zake van factuur 1/11 [gedaagde] met betaling in gebreke is gebleven. Dit valt moeilijk te rijmen met zijn hiervoor ingenomen stelling.
De rechtbank zal de betreffende vordering toewijzen.
Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente overweegt de rechtbank dat de in het petitum genoemde data (11 mei 2005 resp. 5 maart 2009) niet uit de stukken te herleiden zijn. Daarom zal de rechtbank de vordering ter zake van wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
3.6. Met betrekking tot de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt. Nu [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld zal hij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op € 392,25 (€ 313,- aan griffierecht en € 79,25 aan dagvaardingskosten). Aan toewijzing van een bedrag aan salaris gemachtigde komt de rechtbank niet toe nu KPN deze in haar gewijzigd petitum niet langer vordert. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding voor toekenning van een bedrag aan salaris advocaat nu de werkzaamheden zich hebben beperkt tot een zeer summiere akte.
I. Veroordeelt [gedaagde] om aan KPN te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 4.495,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 dagen na de betreffende factuurdatum tot aan de dag van algehele voldoening;
II. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan KPN van de buitengerechtelijke kosten ad € 600,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
III. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding aan de zijde van KPN begroot op
€ 392,25 aan verschotten en aan salaris van de advocaat nihil;
IV. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. P.L. Alers en op 17 februari 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.