ECLI:NL:RBALM:2010:BL6338

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
102384 ha za 572
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. de Meijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemverontreiniging door stomerij en aansprakelijkheid van de exploitant

In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo werd behandeld, stond de bodemverontreiniging door een stomerij centraal. De eiseres, VastNed Offices/Industrial N.V., had de gedaagden, waaronder een vennootschap onder firma en enkele natuurlijke personen, aangeklaagd wegens schade die voortvloeide uit verontreiniging van de bodem met Perchlorethyleen (PER). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verontreiniging zijn oorsprong vond in de stomerij aan de Windmolenbroeksweg 6 te Almelo, waar met PER werd gewerkt. De rechtbank heeft verschillende getuigen gehoord die verklaarden over de omstandigheden waaronder de verontreiniging was ontstaan. De getuigen gaven aan dat er lekkages waren in de leidingen en dat er onzorgvuldig werd omgegaan met de opslag en het gebruik van PER. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden, en met name [X], medeveroorzaker waren van de verontreiniging door onrechtmatig handelen. De rechtbank oordeelde dat VastNed in haar bewijsopdracht was geslaagd en dat [X] niet kon afschuiven op de voorganger, Ascot Cleaners. De rechtbank besloot dat [X] 70% van de totale saneringskosten moest vergoeden, aangezien niet te bewijzen viel welk deel van de verontreiniging door Ascot Cleaners was veroorzaakt. De rechtbank compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 24 februari 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 102384 ha za 572 van 2009
datum uitspraak vonnis: 24 februari 2010 (mla)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VastNed Offices/Industrial N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
incidenteel verweerster,
verder te noemen: VastNed,
advocaat: mr. E.M.M. van der Loo te Enschede,
tegen
de vennootschap onder firma
1. [X],
gevestigd te Almelo,
2. [Y],
wonende te Almelo,
3. [Z],
wonende te Almelo,
gedaagden,
advocaat: mr. E.D. Breuning ten Cate te Almelo.
Gehoord partijen.
Gezien de stukken, waaronder een eindvonnis in het incident d.d. 4 juni 2003, in de
hoofdzaak, een tussenvonnis d.d. 4 juni 2003 en een tussenvonnis d.d. 28 januari 2004.
In de hoofdzaak
Overweegt
Over het procesverloop
1. De rechtbank neemt hier over hetgeen dienaangaande in voormelde tussenvonnissen is overwogen.
2. Ingevolge het laatste tussenvonnis hebben aan de zijde van VastNed op 14 april 2004 en op
17 november 2004 getuigenverhoren plaatsgevonden. De processen-verbaal van deze verhoren, alsmede de ter gelegenheid van die verhoren overgelegde producties, bevinden zich bij de processtukken. Op 13 mei 2009 heeft VastNed een akte genomen ter stuiting van de enquête.
3. Op 26 augustus 2009 zijn in contra-enquête aan de zijde van [X] getuigen gehoord. De processen-verbaal daarvan bevinden zich bij de processtukken.
4. Op 21 oktober 2009 heeft VastNed een conclusie na enquête genomen onder overlegging van
vier producties.
Daarna heeft [X] een conclusie van antwoord na enquête genomen, waarna partijen onder overlegging van de stukken vonnis hebben verzocht.
Ten aanzien van het recht
1. De rechtbank neemt hier over hetgeen dienaangaande in voormelde tussenvonnissen is overwogen.
2. Ingevolge het laatste tussenvonnis diende VastNed het oorzakelijk verband tussen een onrechtmatig handelen van [X] en de verontreiniging te bewijzen.
a. De getuige [A], projectmanager van VastNed, heeft verklaard dat de bodemverontreiniging met PER een redelijk aanwijsbare bron had en een duidelijke uitwaaiering in het grondwater van de verontreiniging achter die bron. Vanuit de stomerij aan de Windmolenbroeksweg nr. 6 liep een hoofdleiding vanuit het schrobputje onder de vloer van die wasserij naar de rioolleiding voorlangs het winkelcentrum. Er liepen nog meer leidingen vanuit de machines in de wasserij naar de hoofdleiding in de wasserij. Alles onder de vloer in de wasserij lekte, ook de aansluitingen van PVC. PER en PVC verdragen elkaar niet. PER drupte zo de bodem in. Ook door de voegen van de tegelvloeren in de stomerij. Er moet PER op de vloer gelegen hebben. Deze constateringen zijn ook gedaan door de heer [B] van een rioleringsbedrijf.
Normaal duurt een sanering van een vervuiling zoals aangetroffen ongeveer driekwart jaar. Na driekwart jaar bleek na nieuwe peilingen de vervuiling even erg te zijn als daarvoor. De conclusie was, er wordt nageleverd. Toen bleek bij inspectie van de wasserij dat alle leidingen lekten en dat het dwars door de vloer heen lekte. Er is 12 kilogram PER uit de bodem gehaald. Dat is 12 liter PER en er zit nog veel meer. Hij heeft zelf, naar hij dacht in 2002 een opvangvat in de wasserij gezien waarop met grote letters PER op stond. Het was een oliedrum die zonder opvangplateau op de tegelvloer stond. De drum moest handmatig gevuld zijn, want er zat geen buizenstelsel aan. De machine was niet gesloten, gezien de drum met PER. Het stonk in de kruipruimte naar chemicaliën. Andere chemicaliën dan PER zijn niet in de grond aangetroffen. Hij heeft het afvoersysteem laten vervangen.
b. De getuige [C], projectleider in dienst van Heijmans milieutechniek B.V. heeft verklaard dat hij in 2002 betrokken is geraakt bij het controleren van de al op gang zijnde sanering. Aan de rand van de sanering hadden zij een probleem. Met name aan de kant van de wasserij. Er waren peilbuizen geplaatst onder de wasserij bij het lozingsputje en voor de wasserij aan de Windmolenbroeksweg. Er werd in 2003 een PER-verontreiniging aangetroffen in die peilbuizen. De peilbuis 110 vlak voor de wasserij vertoonde in 2003 een bijzonder hoge concentratie, namelijk 15.000, dat is 10 procent van het onoplosbaarheidsproduct. In 1996 zat die concentratie er niet. Op grond van zijn deskundigheid verklaart de getuige dat de geconstateerde verontreiniging alleen is terug te voeren op gemorste PER die in het riool terecht is gekomen. De verontreiniging bij het lozingsputje moet gerelateerd zijn aan lozen.
c. De getuige [D] heeft verklaard dat tijdens de sanering bleek dat die langer duurde dan aanvankelijk werd gedacht. Hij heeft alle onderzoeken van Heijmans op de betreffende locatie geleid tot de eerste waaronder die van 2002. Er bleek in het nadere onderzoek
eind 2001/ begin 2002 dat een aantal peilbuizen een hogere concentratie verontreiniging te bevatten dan in 2000. Ook bleek dat de verontreiniging dieper was uitgezakt en zich meer te hebben uitgebreid. De stof PER bleek heviger te zijn geworden in de peilbuizen. Dan kan er een externe bron zijn. PER kan gemakkelijk door PVC heen filteren bij stilstaand water en bij de aansluitingen op het hoofdriool. Hij heeft zijn veldwerker in zijn aanwezigheid foto’s laten nemen van de leidingen onder de kruipruimte. De kwaliteit van de leidingen was slecht en de aansluitingen vertonen corrosie. De druppels hangen onder aan de buizen.
d. De getuige [E] heeft verklaard dat hij destijds in zijn vorige betrekking bij Heijmans was betrokken bij de onderhavige sanering. Toen vermoed werd dat de verontreiniging groter was dan tijdens het opstellen van het saneringsplan werd gedacht, bleek bij nieuw onderzoek dat de concentraties PER en de daarbij behorende afbraakproducten hoger waren dan bij de aanvang van de sanering. Er werd geboord op plekken waar eerder geen onderzoek was geweest. Iedere peiling is een momentopname. Dit is namelijk een mobiele verontreiniging. PER is een mobiele stof. Een hogere concentratie aan verontreiniging kan ook ontstaan omdat er PER wordt toegevoegd. Als er PER in de grond wordt aangetroffen komt dat van bovenaf of via de leidingen. Hij is in de stomerij geweest. Er stonden meerdere machines. Hij heeft begrepen dat die machines, waaronder een reinigingsmachine met een gesloten systeem, vanaf 1997 in gebruik waren.
e. De getuige [X] heeft verklaard dat toen hij in 1985 de stomerij van Ascot Cleaners overnam, de gesloten machines net uit waren. Hij wilde toen zo’n gesloten machine hebben. Eenmaal per zes weken moest hij die machine schoonmaken. Er zat dan een soort zandlaagje in en dat ging in een 200 litervat. Dat vat stond in een containerbak. Onder de machine stond vanaf het begin een lekbak over de hele lengte van de machine van 40 à 50 centimeter diep. Die lekbakken zijn nooit gebruikt. Er is nooit wat gebeurd. Het 200 litervat werd 3 à 4 keer per jaar opgehaald door Sensora. Hij heeft nooit de open machines gebruikt uit de Ascot-tijd.
f. De getuige [F] heeft verklaard dat zij sinds haar echtgenoot in 1985 eigenaar werd van de stomerij bij haar man werkte als winkelmeisje. Hij heeft toen hij eigenaar werd meteen een nieuwe machine gekocht, met een gesloten systeem, hetgeen betekent dat er geen afvoer is. De PER wordt alleen in de gesloten machine gebruikt. De PER gaat er via een jerrycan in en komt er niet meer uit. Eens in de vier à vijf maanden wordt er een jerrycan ingegoten. Die jerrycan gaat in de opening en dan pas wordt hij omhoog getild om hem leeg te gieten. De opening van de machine is zo groot dat die jerrycan daar helemaal in kan en dus omgekeerd kan worden. Bij het uithalen van de jerrycan is die leeg. PER is vloeibaar. Er zijn altijd doeken bij de hand om de jerrycan mee af te vegen en die doeken laat je in de machine. Eén keer per zoveel maanden komt er een verdikking uit de machine. Dat zijn restanten stof bij de filter. Dat stof komt in een stalen rond vat, welk vat weer in een beschermbak staat. Sensora neemt dat vat om de zoveel tijd mee.
3. De rechtbank overweegt dat op grond van de getuigenverklaringen en de in het gedinggebrachte technische rapporten onomstotelijk is vast te stellen dat de onderhavige verontreiniging zijn oorsprong vindt in de stomerij gevestigd aan de Windmolenbroeksweg 6 te Almelo. Alleen in die stomerij is gewerkt met PER. Andere in die buurt gelegen winkels/bedrijven hebben niet met die stof gewerkt. De uitwaaiering van de verontreiniging westwaarts met de stroming van het grondwater mee met als kern de directe omgeving van de aansluiting van de waterleiding vanaf de stomerij met het riool geeft het vorenstaande ook al aan.
4. De vraag is nu of die verontreiniging zijn oorzaak vindt in onrechtmatig handelen van [X]. De onderhavige verontreiniging zou immers zeer wel kunnen zijn ontstaan door handelingen van de voorganger van [X] in de stomerij, Ascot Cleaners, omdat de PER verontreiniging via leidingen en aansluitingen op het riool met vertraging optreedt doordat corrosie en lekkage pas na verloop van enige tijd optreden. De leeftijd van de verontreiniging is ook niet met zekerheid vast te stellen. Echter, ook al zou Ascot Cleaners verontreiniging hebben veroorzaakt, dan nog blijft dat [X] medeveroorzaker is van de onderhavige verontreiniging door onzorgvuldig en dus onrechtmatig handelen van [X] zelf.
Ook al zou [X] al in 1985 machines met een gesloten systeem hebben gebruikt voor de chemische reiniging van kleding, dan blijft de handelwijze van [X] bij het vullen van de machine met PER, zoals beschreven door de getuige [F] uiterst risicovol en zonder enige waarborg omgeven. De vloeibare PER moet geregeld, een paar keer per jaar, handmatig, middels het optillen van een jerrycan, in de machine uitgegoten worden en daarna wordt de jerrycan, waaraan dan nog druppels PER kleven of druppen, middels doeken schoongeveegd. Het kan dan niet anders dan dat daarbij ook gemorst wordt. Hetzelfde geldt voor het leeghalen van het filter van het residu van stof vermengd met PER. Dat residu komt in een vat dat slechts een paar keer per jaar opgehaald wordt. Dat residu moet PER bevatten, omdat geregeld PER bijgevuld moet worden. PER blijft dan achter tijdens de reiniging in het stof (en in de kleding?). Een zeer kleine hoeveelheid gemorste PER kan al een verontreiniging veroorzaken, zoals de getuige [G], projectleider bodemsaneringen Dumea, heeft verklaard als deskundige.
5. De vraag is voorts of de machine met gesloten systeem in 1985 of 1987 (pleitnota mr. Breuning ten Cate d.d. 17 december 2003) of later in 1993 is aangeschaft.
In het rapport van Ing. J.D. Dijkstra d.d. 27 februari 1997 staat vermeld dat de toenmalige reinigingsmachine (merk Multimatic) volgens de eigenaar vier jaar in gebruik is en vanaf het begin boven een vloeistofdichte bak is geplaatst. Het PER-residu wordt in een opvangvat (ca
200 liter) opgevangen dat in de beurt van de stoomketel wordt bewaard. In de nabijheid van de stoomketel bevindt zich het schrobputje dat op het riool uitkomt. Volgens informatie van de eigenaar is in 1985 de toen aanwezige reinigingsmachine (merk Böwe) overgenomen van Ascot Cleaners.
6. Volgens een rapport van de gemeente Almelo van 24 april 2002 is de wasserij op
15 april 2002 bezocht door M.H.J.A. Hofman in het kader van de naleving van de milieuregelgeving. Volgens deze is toen onder meer geconstateerd dat op de tegelvloer met voeg een vat met PER-residu is geplaatst zonder bodembeschermende voorziening.
[X] diende na te vragen of de bedrijfsriolering in opdracht van VastNed vervangen PER-bestendig is uitgevoerd.
7. Als dan de getuige [C] in 2001 in peilbuis 110, vlakbij het schrobputje een redelijk grote concentratie aan verontreiniging laat zien, terwijl die er in 1996 niet was en in 2003 een bijzonder hoge concentratie, namelijk 15.000 (1 liter PER geeft 10.000 kuub verontreiniging) bij peilbuis 106, vlakbij het riool, terwijl die verontreiniging er in 1996 er niet zat, kan het niet anders zijn, zoals die getuige ook concludeert dat het komt door lozing en lekkage en bij de concentratie 15.000 bij peilbuis 106 door puur product (ongeveer 1,5 liter PER); deze verontreinigingen kunnen niet anders dan door handelen van [X] zijn veroorzaakt.
[X] moet hebben geweten dat lozen of morsen van PER onzorgvuldig en onrechtmatig was, daar het nader Milieukundig Bodemonderzoek in 1996 door Ir. W.A.C. Lexmond in de stomerij is uitgevoerd en er in oktober en november 1996 boringen zijn uitgevoerd en peilbuizen geplaatst, onder andere in de wasserij van [X] en vlak ervoor. Niettemin vertoonden die peilbuizen in 2003 een bijzonder hoge concentratie verontreiniging, zoals de getuige [C] heeft verklaard, alleen terug te voeren op morsen en lozen in het lozingsputje.
De getuige [A] heeft, naar hij dacht in 2002, op de tegelvloer van de wasserij een oliedrum met PER zien staan zonder opvangplateau. Het stonk er ook naar chemicaliën in de kruipruimte onder de vloer.
8. Naar het oordeel van de rechtbank dient de vraag of [X] door onrechtmatig handelen verontreiniging heeft veroorzaakt, bevestigend te worden beantwoord. VastNed is geslaagd in haar bewijsopdracht.
Gelet ook op het vooroverwogene kan [X] de oorzaak van de verontreiniging niet afschuiven op de voorganger Ascot Cleaners. Zo deze enige verontreiniging heeft veroorzaakt is het merendeel daarvan, gelet op de bevindingen in 2002 en 2003 toch toe te rekenen aan [X].
Aangezien niet te bewijzen valt welk deel van de totale verontreiniging is veroorzaakt door Ascot Cleaners, zal de rechtbank in navolging van het zeer redelijke voorstel van VastNed 70% van de totale saneringskosten voor rekening van [X] laten komen.
9. Hoewel [X] het meest in het ongelijk is gesteld, acht de rechtbank toch termen aanwezig de proceskosten te compenseren, inclusief de buitengerechtelijke en andere (deskundigen)kosten en de kosten van het beslag.
Rechtdoende
I. Veroordeelt gedaagden, des dat de één presterende, de ander zal zijn gekweten, tot betaling van 70% van de door eiseres geleden en nog te lijden schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, 7 februari 2003, tot de dag der voldoening, nader op te maken bij staat.
II. Compenseert de proceskosten, beslagkosten en andere kosten, waaronder buitengerechtelijke en deskundigenkosten, des dat iedere partij de hare draagt.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mr. August de Meijer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.