RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummers: 10/74 WET AQ1 V, 10/75 WET AQ1 V en 10/76 WET AQ1 V
10/77 WET AQ1 A, 10/78 WET AQ1 A en 10/79 WET AQ1 A
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:86 Algemene wet bestuursrecht
1. [naam] Onafhankelijk APK Keuringstation V.O.F. gevestigd te [vestigingsplaats];
2. [naam verzoeker sub 2], wonende te [woonplaats];
3. [naam verzoeker sub 3], wonende te [woonplaats], verzoekers,
gemachtigde: mr. J. Wassink, advocaat te ‘s-Hertogenbosch,
De directie van de Dienst Wegverkeer, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluiten van verweerder van 15 januari 2010.
2. Procesverloop
Bij besluiten van 26 februari 2009, kenmerken RN2009/0132, RN2009/0130 en
RN 2009/0131, heeft verweerder de aan verzoeker sub 1 verleende erkenning en de aan verzoekers sub 2 en 3 verleende bevoegdheid voor het uitvoeren van periodieke keuringen door verzoekers voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kilogram respectievelijk ingetrokken en ingetrokken voor zes maanden.
Bij de bestreden besluiten van 15 januari 2010 heeft verweerder de daartegen door verzoekers gemaakte bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige, onder aanvulling en verbetering van de motivering, ongegrond verklaard. Wat betreft de hoogte van de sancties heeft verweerder deze ten aanzien van verzoeker sub 1 gehandhaafd en ten aanzien van verzoekers sub 2 en 3 gewijzigd in die zin dat de aan hen verleende keuringsbevoegdheid wordt ingetrokken voor zes weken.
Tegen deze besluiten is op 18 januari 2010 beroep ingesteld bij deze rechtbank
(zaaknummers 10/77 t/m 10/79 WET). Gelijktijdig is aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende schorsing van de bestreden besluiten (zaaknummers 10/74 t/m 10/76 WET).
Verweerder heeft op 20 januari 2010 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Partijen hebben respectievelijk op 5, 8 en 9 februari 2010 de voorzieningenrechter nadere schriftelijke informatie verstrekt.
De verzoeken zijn gevoegd behandeld ter openbare zitting van 11 februari 2010, waar verzoekers zijn verschenen bij hun gemachtigde en verzoekers sub 2 en 3 in persoon, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. T. Bosboom.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, door een partij in de hoofdzaak aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd. Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Indien naar het oordeel van de voorzieningenrechter na de zitting als bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij op grond van het bepaalde in artikel 8:86 van die wet onmiddellijk uitspraak doen op het door de verzoeker bij de rechtbank ingediende beroep tegen het bestreden besluit. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel, dat nader onderzoek geen relevante bijdrage meer kan leveren voor de oordeelsvorming. Derhalve zal tevens worden beslist op de door verzoekers ingestelde beroepen.
Kern van de geschillen is of op de in de bestreden besluiten genoemde data onvolledige APK-keuringen zijn uitgevoerd en of verweerder de sancties heeft kunnen opleggen.
Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 87a, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de Dienst Wegverkeer de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen intrekken of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien degene aan wie die bevoegdheid is verleend in strijd handelt met een of meer uit de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK (hierna: de Regeling) stelt, indien bij de erkenninghouder een keuringsrapport wordt aangevraagd, deze, na overleg met de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.
Ingevolge artikel 28, derde lid, van de Regeling wordt de keuring verricht door een keurmeester.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Regeling wordt door de keurmeester het resultaat van elke keuring schriftelijk vastgelegd op het keuringsrapport.
Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Regeling wordt na afloop van elke keuring het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager.
Ingevolge het tweede lid van artikel 30 van de Regeling wordt, alvorens tot het afmelden van een voertuig als bedoeld in het derde lid wordt overgegaan door de keurmeester die het voertuig afmeldt aan de hand van het kentekenbewijs nagegaan of de keuring van dat voertuig heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 30, derde lid, aanhef en onder e, f, g en h, voor zover hier van belang, wordt het voertuig door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens: indien het voertuig is goedgekeurd de reparatiepunten en indien van toepassing de adviespunten, indien het voertuig wordt afgekeurd, de afkeurpunten en indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie de reparatiepunten en indien van toepassing de adviespunten en de bevestiging dat de in het tweede lid voorgeschreven controleverplichting is nagekomen, waarna acceptatie van de afmelding de transactie en het tijdstip van de afmelding wordt weergegeven.
.
Ingevolge 41 van de Regeling wordt, indien door de erkenninghouder de in de artikelen 25 tot en met 32 neergelegde verplichtingen of voorschriften niet worden nageleefd, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.
Ingevolge artikel 46 van de Regeling wordt, indien door de keurmeester de in de artikelen 25 tot en met 32 neergelegde verplichtingen of voorschriften niet worden nageleefd, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.
Met betrekking tot het toezicht op de APK-erkenninghouders en het opleggen van sancties voert verweerder een beleid dat is neergelegd in de zogeheten Toezichtsbeleidsbrief Erkenninghouders RDW (hierna: Beleidsbrief) van mei 2008, die aan elke erkenninghouder is verstrekt. Aan de Beleidsbrief zijn twee bijlagen toegevoegd, te weten de bijlage Erkenninghouder APK en de bijlage APK Keurmeester. Het beleid wordt sinds 1 juni 2008 gevoerd.
In hoofdstuk 3 van de bijlagen Erkenninghouder APK en APK Keurmeester zijn voorschriften voor de APK-keuring, respectievelijk technische keuring en het afmelden van voertuigen opgenomen, welke hier als herhaald en ingelast worden beschouwd.
Bij het bepalen van de aard en hoogte van de sanctie hanteert verweerder categorieën van overtredingen. In hoofdstuk 4 van de bijlagen Erkenninghouder APK en APK Keurmeester zijn voorbeelden opgenomen van welke overtredingen tot welke categorie worden gerekend.
Blijkens de bestreden besluiten heeft verweerder de aan verzoekers verleende erkenning en bevoegdheid ingetrokken naar aanleiding van de constatering, middels controle van het zogenoemde APK-register, dat op de in de bestreden besluiten genoemde data en tijdstippen onvolledige keuringen zijn uitgevoerd, aangezien deze niet binnen 1 tot 4 minuten kunnen plaatsvinden. Gesteld wordt dat met grote regelmaat voertuigen worden gemeld als afkeur (met één of meerdere gebreken) waarna binnen één tot enkele minuten later deze worden afgemeld als goedkeur. Volgens verweerder zijn met het onvolledig keuren de artikelen 41 tot en met 44 van de Erkenningsregeling APK, thans de artikelen 27 tot en met 30 van de Regeling, overtreden. Op grond van het sanctiebeleid heeft verweerder in bezwaar de erkenning voor onbepaalde tijd en de bevoegdheid voor bepaalde tijd ingetrokken. Daarbij heeft verweerder het onvolledig uitvoeren van keuringen aangemerkt als één overtreding van de categorie III. Omdat verzoeker sub 1 bij zes verschillende voertuigen niet volledig heeft gekeurd, alvorens deze zijn afgemeld in het APK-register, komt dit volgens verweerder samen neer op een categorie IV overtreding. Omdat verzoekers sub 2 en 3 bij één voertuig niet volledig hebben gekeurd, alvorens dat is afgemeld in het APK-register komt dit volgens verweerder neer op een eerste overtreding van de categorie III.
Verzoekers bestrijden dat zij de artikelen 41 tot en met 44 van de Erkenningsregeling APK, thans de artikelen 27 tot en met 30 van de Regeling, hebben overtreden, kort gezegd, omdat daarin niet staat beschreven wat de minimale tijd mag zijn tussen een afkeur en een goedkeur. Verzoekers zijn zelfs van mening dat uit de Regeling en het beleid van verweerder moet worden afgeleid dat hun handelwijze is geoorloofd.
Daarnaast zijn verzoekers van mening dat de opgelegde sancties te zwaar zijn en hebben daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. De sancties zijn niet voldoende bepaalbaar en duidelijk neergelegd in de Regeling en het beleid. Verzoekers hebben louter te goeder trouw gehandeld wat verweerder soms niet sanctioneert. De onderhavige wijze van keuren is door verzoekers immer op dezelfde wijze gedaan, waartegen verweerder in het kader van gehouden steekproeven en herschouwingen nimmer heeft geageerd. De manier van keuren door verzoekers is door verweerder aangeleerd en aangewakkerd. Daartoe wordt aangevoerd dat verzoeker sub 2 ruim tien jaar lang bij verweerder in dienst is geweest en deze wijze van keuren heeft aangeleerd. Verder blijkt onomstotelijk dat verweerder bij keuringen die hij zelf verricht, exact dezelfde keuringsmethode hanteert als waarvoor verzoekers thans worden gesanctioneerd.
Het voorgaande leidt verzoekers tot de slotsom dat de bestreden besluiten niet in rechte in stand kunnen blijven, ofwel op grond van het feit dat geen sprake is van een overtreding, ofwel op grond van strijd met onder meer het gelijkheidsbeginsel.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Verzoekers bestrijden niet de door verweerder in het APK-register geconstateerde meldingen van afkeur en goedkeur van de in de bestreden besluiten vermelde voertuigen, data en tijdstippen. Bij die afmeldingen wordt het betreffende voertuig eerst afgemeld als afkeur met afkeerpunt(en) en 1 tot 4 minuten later afgemeld als goedkeur zonder reparatiepunt of als goedkeur zonder reparatiepunt, maar met adviespunt(en).
Onweersproken staat vast dat zes voertuigen, waaronder in ieder geval de voertuigen met de kentekens [kenteken 1], [kenteken 2], [kenteken 3] en [kenteken 4], op verschillende data bij het bedrijf van verzoeker sub 1 ter keuring zijn aangeboden. Verzoekers sub 2 en 3 hebben deze voertuigen vervolgens gezamenlijk in hun geheel gekeurd op APK en deze afgekeurd, waarna één van beide de voertuigen heeft afgemeld in het APK-register onder vermelding van de afkeurpunten. Hierna hebben de eigenaren van de eerder vermelde voertuigen die tijdens het keuren aanwezig waren in het bedrijf het geconstateerde gebrek ter plekke zelf gerepareerd waarna ofwel door verzoeker sub 2 ofwel door verzoeker sub 3 wordt gecontroleerd of het geconstateerde gebrek is hersteld. Indien dat gebrek is hersteld, wordt het voertuig afgemeld in het APK-register als goedgekeurd zonder reparatiepunt dan wel goedgekeurd zonder reparatiepunt, maar met adviespunt.
Gelet op de door verzoekers zelf geschetste handelwijze is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat de betreffende voertuigen na een onvolledige keuring zijn afgemeld in het APK-register. Bij de tweede keer dat de genoemde voertuigen ter keuring worden aangeboden, wordt immers slechts gecontroleerd of het eerder geconstateerde gebrek is hersteld; er vindt dan geen volledige keuring meer plaats.
Uit de artikelen 29 en 30, tweede en derde lid, onder h, van de Regeling, in onderlinge samenhang bezien, vloeit voort dat een voertuig eerst mag worden afgemeld nadat de keurmeester heeft gecontroleerd of een volledige keuring heeft plaatsgevonden, hetgeen ook wordt bevestigd door constante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) inzake de Erkenningsregeling APK, onder andere de uitspraak van 15 april 2009, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN BI1059. De grond van verzoekers dat het afmelden of goedkeuren van één en hetzelfde voertuig binnen één of enkele minuten niet in strijd is met de hiervoor vermelde artikelen, aangezien hierin niet is vermeld dat er een volledige keuring dient plaats te vinden voorafgaand aan de afmelding, treft dan ook geen doel en vindt, zoals verweerder terecht heeft overwogen, ook geen steun in de jurisprudentie van de Afdeling. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een volledige kering van een voertuig niet mogelijk is binnen tijdspanne van 1 tot 4 minuten, maar dat is hier ook niet ter zake doende omdat verzoekers zelf aangeven dat bij de tweede keuring slechts wordt gecontroleerd of het eerder geconstateerde gebrek is hersteld en dat het voertuig vervolgens wordt afgemeld als goedgekeurd.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wijst verweerder er terecht op dat de APK-keuring een momentopname betreft zodat na het afmelden van het voertuig zich gewijzigde omstandigheden (kunnen) voordoen met betrekking tot het voertuig. Wanneer er een nieuwe APK-keuring wordt uitgevoerd dient deze derhalve volledig te worden uitgevoerd vanwege het belang van de verkeersveiligheid. De keurmeester moet daarom vóór iedere afmelding een volledige APK-keuring uitvoeren en via de datacommunicatie bevestigen dat die ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Het resultaat moet worden vastgelegd op een volledig en juist ingevuld keuringsrapport. In de Bijlagen Erkenninghouder APK en APK Keurmeester wordt in de hoofdstukken 3 het een en ander nog eens benadrukt. In verband hiermee verwijst de voorzieningenrechter eveneens naar de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 15 april 2009.
Dat verzoekers, zoals zij stellen, volledig te goeder trouw hebben gehandeld en dat zij, ingeval eigenaren van voertuigen het gebrek graag door een ander bedrijf willen laten repareren, dan wel zelf willen repareren, niet wisten noch bekend waren met een andere wijze van afmelden, kan geen doel treffen. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling, onder andere de uitspraak van 24 april 2008, LJN BD0741, dat verzoekers met de aanvaarding van de publieke taak van APK erkenninghouder, respectievelijk APK keurmeester, om, ter bevordering van het algemeen belang van de verkeersveiligheid, keuringsbesluiten te nemen, een risico hebben genomen van verlies van deze erkenning, respectievelijk van deze keuringsbevoegdheid wegens het maken van fouten dat niet tot verwijtbare misslagen is beperkt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder dan ook met juistheid vastgesteld dat de artikelen 41 tot en met 44 van de Erkenningsregeling APK, thans de artikelen 27 tot en met 30 van de Regeling, zijn overtreden. Gelet hierop was verweerder bevoegd om op grond van de artikelen 87 en 87a van de Wegenverkeerswet 1994 over te gaan tot intrekking van de erkenning en de bevoegdheid.
De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat hier sprake is van een ernstige overtreding. Dit blijkt niet alleen uit de artikelen 41 en 46 van de Regeling die bepalen dat bij niet-naleving van de artikelen 25 tot en met 32 neergelegde verplichtingen of voorschriften, terstond wordt begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning, respectievelijk de keuringsbevoegdheid.
Ook in de Beleidsbrief van 1 juni 2008, met name punt 3.1 (erkenninghouder) en de punten 3.3 en 3.4. (keurmeester), wordt er op gewezen dat de bedrijfsvoering c.q. de werkzaamheden zondanig worden ingericht dat aan alle verplichtingen wordt voldaan. Zoals tijdig en op de juiste wijze aan verzoekers is bekendgemaakt, wordt de sanctiezwaarte bepaald aan de hand van de gemaakte overtredingen, alsmede de historie van het bedrijf, alsmede de keurmeester.
Het toezichtbeleid behelst een gedifferentieerd systeem van in ernst en gewicht oplopende overtredingen met daaraan gekoppelde, in zwaarte oplopende sancties, waarbij in algemene zin reeds rekening is gehouden met de bedrijfseconomische belangen van de erkenninghouders c.q. de keurmeesters alsmede met hun staat van dienst. Dit beleid is niet onredelijk geoordeeld door de Afdeling, onder andere de uitspraak van 17 november 2009, LJN BK4289. De voorzieningenrechter ziet in navolging van deze uitspraak van de Afdeling en de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 10 februari 2010, registratienummers 09/51 en 09/53 WET, geen aanleiding om hier anders over te oordelen.
In de Beleidsbrief staat in paragraaf 4.5 van de bijlagen Erkenninghouder APK en APK Keurmeester per categorie een aantal voorbeelden van overtredingen omschreven, zonder weergave van de artikelen van de Regeling. Het niet volledig keuren van een voertuig is niet opgenomen hierin, maar volgens verweerder betreft het een overtreding van de categorie III. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, wanneer een overtreding niet expliciet is benoemd, verweerder bevoegd is zo’n overtreding te categoriseren en te sanctioneren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was dit onder het oude beleid niet anders en volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling dat deze omstandigheid er niet aan in de weg staat om aan te nemen dat het beleid niet onredelijk is. Aangezien het bij het niet volledig keuren gaat om overtredingen die kunnen leiden tot aantasting van de verkeersveiligheid is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter verenigbaar dat zij worden gecategoriseerd als een categorie III overtreding.
Conform de Beleidsbrief komen de hier door verzoeker sub 1 bij zes voertuigen begane overtredingen van de categorie III gezamenlijk neer op een overtreding van categorie IV wat volgens het stroomschema leidt tot intrekking van de erkenning voor onbepaalde tijd.
De door verzoekers sub 2 en 3 begane eerste overtreding van de categorie III komt volgens het stroomschema neer op een intrekking van de keuringsbevoegdheid voor de duur van zes weken.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de opgelegde sancties, gelet op de ernst van de geconstateerde overtredingen en de afwezigheid van bijzondere omstandigheden niet onevenredig zijn te achten. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet en overweegt daartoe het volgende.
Verzoekers hebben in voldoende mate aangetoond dat zij over meerdere jaren op precies dezelfde wijze hebben gekeurd en afgemeld en dat verweerder daar nooit wat van heeft gezegd. Om aan te tonen dat wel degelijk wat is gezegd over de wijze van keuren door verzoekers heeft verweerder een brief gedateerd 23 november 2007 in het geding gebracht. De voorzieningenrechter constateert dat daarin is geconstateerd dat voertuigen eerst worden gemeld voor goedkeur en kort daarna voor afkeur en dat een voertuig meerdere malen wordt gemeld voor afkeur wat kan oplopen tot wel negen meldingen binnen één maand. Doordat deze brief alleen is toegespitst op deze twee verschillende afmeldingen, terwijl verzoekers op dat moment ook al dezelfde keuringssystematiek toepasten als hier aan de orde, heeft verweerder het al die jaren juist doen voorkomen alsof deze keuringssystematiek anders en in orde was. De brief van 23 november 2007, handelend over andersoortige overtredingen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter juist tot de opvatting bij verzoekers leiden dat de werkwijze, die thans in het geding is, in overeenstemming met de regels is.
Daarnaast neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat in de thans aan de orde zijnde overtredingen de verkeersveiligheid niet in het geding is geweest. Ondanks de foute manier van keuren gaat in het onderhavige geval gelet op het korte tijdsbestek wel altijd een goedgekeurd voertuig de weg op. De reparaties van de afkeurpunten worden in het bedrijf van verzoeker sub 1 uitgevoerd zonder dat het voertuig het bedrijf verlaat. Het is ook niet zo dat de werkwijze van verzoekers leidt tot het onttrekken van voertuigen aan toezicht omdat met hun werkwijze wel alles wordt gemeld. Tot slot acht de voorzieningenrechter het van belang dat verweerder heeft erkend dat hij zelf ook een keuringssysteem hanteert waarbij een voertuig na afkeur wordt goedgekeurd na een gedeeltelijke keuring. Daarbij mag zelfs een afgekeurd voertuig de weg op waarna dat na honderden kilometers te hebben gereden alleen wordt gekeurd op de herstelde gebreken, alvorens deze goed te keuren, en niet alsnog volledig wordt gekeurd. Deze handelswijze werpt een ander licht op het belang dat verweerder hecht aan het bevorderen van de verkeersveiligheid, los van de formele omstandigheid dat de wettelijke regels die thans aan de orde zijn niet gelden voor keuringen door verweerder.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot de intrekking van de erkenning voor onbepaalde tijd en de intrekking van de keuringsbevoegdheid voor zes weken. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten zullen worden vernietigd. De voorzieningenrechter ziet aanleiding op de voet van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien als hierna te melden.
De voorzieningenrechter zal, zelf in de zaak voorziend, de besluiten van 26 februari 2009 herroepen en bepalen dat de aan verzoeker sub 1 verleende intrekking van de erkenning wordt ingetrokken voor de duur van zes weken en de aan verzoekers sub 2 en 3 verleende keuringsbevoegdheid wordt ingetrokken voor de duur van drie weken en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten op bezwaar.
De voorzieningenrechter zal, gelet op het tijdig door verzoekers gedane verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van hun bezwaren redelijkerwijs hebben moeten maken, verweerder met toepassing van de artikelen 8:75 en 7:15 van de Awb in deze kosten veroordelen. De voorzieningenrechter merkt deze bezwaarschriften aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De kosten zijn op grond van het bepaalde in het Bpb vastgesteld op € 644,-- wegens verleende rechtsbijstand (1 punt voor de samenhangende bezwaarschriften en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,--) en de reiskosten ad € 45,10 (1x Hoge Hexel-Veendam v.v.).
De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die verzoekers redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van de verzoeken en de beroepen. De voorzieningenrechter merkt de hier aan de orde zijnde verzoeken en beroepen eveneens aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Bpb. De kosten zijn op grond van het bepaalde in het Bpb vastgesteld op € 1.311,-- wegens verleende rechtsbijstand (2 punten voor de samenhangende verzoek- en beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 437,--) en de reiskosten voor het verschijnen ter zitting ad € 8,90 (1x Hoge Hexel-Almelo v.v. + 1x Vroomshoop-Almelo v.v.).
Vanwege de beslissing op het beroep in de hoofdzaak wordt niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, zodat de voorzieningenrechter
het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zal verklaren.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
I Op het beroep in de hoofdzaak:
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten van 15 januari 2010;
- herroept de besluiten van 26 februari 2009, kenmerken RN2009/0132, RN2009/0130 en RN2009/0131, voor zover hierin is bepaald dat de aan verzoekers verleende erkenning onderscheidenlijk keuringsbevoegdheid voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kilogram respectievelijk wordt ingetrokken en ingetrokken voor zes maanden;
- bepaalt dat de aan verzoeker sub 1 verleende erkenning en de aan verzoekers sub 2 en 3 verleende keuringsbevoegdheid voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kilogram respectievelijk voor de duur van zes (verzoeker sub 1) en drie (verzoekers sub 2 en 3) weken worden ingetrokken;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de besluiten van 15 januari 2010;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.126,10 door verweerder te betalen aan verzoekers;
- gelast verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 597,-- te vergoeden.
Tegen dit onderdeel van de uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
II Op het verzoek om voorlopige voorziening:
- verklaart de verzoeken niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 882,90, door verweerder te betalen aan verzoekers;
- gelast verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 597,-- te vergoeden.
Tegen dit onderdeel van de uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elferink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
J. Wenniger, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2010