ECLI:NL:RBALM:2010:BL2944

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-700000-09
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Stoové
  • A. Stam
  • J. Jordaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de handel in amfetamine en hennep

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 29 januari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorbereiden en uitvoeren van handelingen met betrekking tot de handel in amfetamine en hennep. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de handel in 500 kilogram amfetamine. Gedurende een periode van meer dan drie maanden heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van amfetamine, evenals het vervoeren en aanwezig hebben van 1 kilogram weed. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, waarbij rekening werd gehouden met het feit dat de verdachte in het verleden al meerdere keren voor soortgelijke delicten was veroordeeld.

De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn mededaders contacten hadden gelegd en afspraken hadden gemaakt over de productie, aankoop en verkoop van amfetamine. Er waren ook monsters van amfetamine vervoerd en afgeleverd. De rechtbank benadrukte dat de voorbereidingshandelingen voor de handel in drugs vaak gepaard gaan met andere vormen van criminaliteit en dat het gebruik van amfetamine en hennep schadelijk is voor de volksgezondheid. De rechtbank vond het noodzakelijk om streng op te treden tegen dergelijke criminaliteit, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven jaar geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, omdat zij niet alle tenlastegelegde feiten bewezen achtte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de aanklachten, maar vond voldoende bewijs voor de overige feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de opgelegde straf in verhouding stond tot de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/700000-09
STRAFVONNIS
Uitspraak: 29 januari 2010
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [Geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. Overijssel, het huis van bewaring “De Karelskamp” te Almelo.
terechtstaande ter zake dat:
1.
hij op een of meer (nader te noemen) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente(n) Enschede en/of
Losser en/of Venlo en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) en/of
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd en/althans/in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad,(een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materia(a)l(en) bevattende
amfetamine, en wel:
* in de maand januari 2009, 2 leveringen telkens van een onbekende
hoeveelheid, en/of
* op/omstreeks 8 februari 2009, 2 kilogram, en/of
* op/omstreeks 27 februari 2009, 6 kilogram, en/of
* op/omstreeks 14 maart 2009, 5 kilogram, en/of
* op/omstreeks 21 maart 2009, 5 kilogram, en/of
* op/omstreeks 3 april 2009, 3 kilogram, en/of
* op/omstreeks 11 april 2009, 3 kilogram, en/of
* op/omstreeks 19 april 2009, 2 kilogram, en/of
* op/omstreeks 8 mei 2009, 10 kilogram,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de maand april 2009 in de gemeente(n) Enschede en/of Venlo
en/of 's-Gravenhage en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren
en/of buiten het grondgebied van Nederland naar Groot-Brittannië brengen,
althans het brengen buiten het grondgebied van Nedeland, van (ongeveer) 500
kilogram, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist en/of ernstige reden had
te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- met een of meer perso(o)n(en) contacten gelegd en/of onderhouden en/of
gesproken over en/of afspraken gemaakt over:
* het produceren en/of het kopen/verkopen van 500 kilogram, althans (een)
hoeveelheid/hoeveelheden amfetamine, en/of
* het leveren van (een) monster(s) amfetamine, bestemd voor de afnemer(s)
van die 500 kilogram, althans (een) hoeveelheden/hoeveelheden, amfetamine,
en/of
* de kwaliteit van die/dat monster(s) en/of van die 500 kilogram, althans
(een) hoeveelheid/hoeveelheden amfetamine, en/of
- een of meer monster(s) amfetamine bestemd voor de afnemer(s) van die
500 kilogram, althans (een) hoeveelheid/hoeveelheden vervaardigd en/of
vervoerd en/of afgeleverd, en/of
- 95 liter, althans een grote hoeveelheid, van een stof bevattende methamol,
zijnde een stof welke kan worden aangewend voor de productie van amfetamine,
voorhanden gehad; (zakendossier 2)
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008
tot en met 8 mei 2009 in de gemeente(n) Enschede en/of te Overdinkel, in de
gemeente Losser en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/of één of
meer ander(en),
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) en/of
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd en/althans/in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) (grote) hoeveelheid/ hoeveelheden (van meer dan 30 gram) van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet; (zakendossier 3)
4.
hij op een of meer (nader te noemen) tijdstip(pen) in of omstreeks de
maand(en) maart 2009 en/of april 2009 in de gemeente(n) Enschede en/of Utrecht
en/of 's-Gravenhage en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3]en/of één of meer ander(en),
(telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/althans/in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) (grote) hoeveelheid/ hoeveelheden (van
meer dan 30 gram) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd en/of hennep, en wel:
- op/omstreeks 26 maart 2009, 300 gram hash, en/of
- op/omstreeks 27 maart 2009, 1 kilogram weed, en/of
- op/omstreeks 7 april 2009, 1 kilogram weed, en/of
- op/omstreeks 13 april 2009, 500 gram hash,
zijnde hasjiesj en/of hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij heeft gebruikt en verstrekt, maar deze bekentenis betreft uitsluitend cocaïne. Het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting hebben onvoldoende wettig bewijs in zich voor een bewezenverklaring onder feit 3 van verboden handelingen ter zake hennep en hasjiesj. Het gebruik en verstrekken van cocaïne is verdachte niet ten laste gelegd.
Voorbereidingshandelingen
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van feit 2. De raadsman heeft gepleit voor een integrale vrijspraak.
Voorbereidingshandelingen om een feit zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 10 Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen
Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - onder feit 2 onder meer verweten het
(mede) plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van strafbare voorbereidingshandelingen indien vaststaat dat de intentie van de voorbereider op het bedoelde feit is gericht en hij aan die intentie ook uiting heeft gegeven door een of meer van de in artikel 10a, eerste lid, Opiumwet omschreven voorbereidings- of bevorderingshandelingen te verrichten. Dat is niet anders indien de voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht zijn op een misdrijf dat alléén in de voorstelling van de verdachte of in de voorstelling van zijn mededader concrete vormen heeft aangenomen. Ook dan is sprake van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet . Voor beantwoording van de vraag of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet is daarom niet van belang of er daadwerkelijk een reële mogelijkheid heeft bestaan 500 kilogram amfetamine te verhandelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte met een andere persoon onder meer contacten hebben gelegd en afspraken hebben gemaakt over het produceren, kopen en verkopen van 500 kilogram amfetamine. Ook zijn er monsters bestemd voor de afnemers van die 500 kilogram vervoerd en afgeleverd. De rechtbank acht op grond daarvan bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht ten aanzien van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet.
Voorbereidingshandelingen om een feit zoals bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen
Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - onder feit 2 mede verweten het
(mede) plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid van de Opiumwet, te weten het - in casu - buiten het grondgebied van Nederland (en naar Groot-Brittannië) brengen van een hoeveelheid van ongeveer 500 kilogram amfetamine.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In casu is er slechts één bron op basis waarvan vastgesteld kan worden dat het daadwerkelijk om uitvoer van amfetamine ging en die bron is medeverdachte [medeverdachte 3]. Er is immers enkel de verklaring van [medeverdachte 3] zelf dat hij wilde proberen om speed (amfetamine) naar Engeland uit te voeren. De handel zou via tussenpersonen lopen. Die tussenpersonen vertelden hem dat zij contacten in Engeland hadden. De rechtbank heeft in het onderhavige procesdossier geen enkel ander aanknopingspunt aangetroffen dat steun biedt voor de constatering dat de voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen niet alleen op de productie, koop en verkoop van een grote hoeveelheid amfetamine gericht waren, maar óók op de uitvoer van die hoeveelheid (naar Groot-Brittannië).
Nog afgezien van de vraag of er voldoende wettig bewijs is dat de door verdachte (en zijn medeverdachte) verrichte handelingen gericht waren op uitvoer van amfetamine, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat van een dergelijke gerichtheid sprake is geweest. Dit leidt naar het oordeel van de rechtbank tot een partiële vrijspraak van feit 2 met betrekking tot de uitvoer van amfetamine.
Amfetamine
Dat het zou gaan om cafeïne en niet om amfetamine – zoals de verdediging stelt – is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk. Er is steeds sprake van eenzelfde modus operandi en er wordt in de tapgesprekken onophoudelijk gesproken in sluiertaal. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het zou gaan om in beginsel legale stoffen zoals cafeïne en taurine terwijl er gesproken wordt in sluiertaal. Ook komen de geldbedragen waarover gesproken wordt niet overeen met de in de markt gangbare prijzen voor cafeïne, al dan niet verrijkt met taurine en vitamine B. Zo blijkt uit een zich in het dossier bevindend proces-verbaal van politie dat in de vrije handel voor cafeïne prijzen betaald worden van rond de € 50,--. Ook taurine en vitamine B zijn legale middelen die vrij verkrijgbaar zijn tegen “normale” prijzen. De gemiddelde straatprijs voor een kilo van het verboden middel amfetamine ligt daarentegen tussen de € 750,-- en € 1.500,--. In de tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [verdachte] wordt nimmer gesproken over cafeïne. Ook leverancier en medeverdachte [medeverdachte] rept met geen woord over cafeïne. Daarbij is er op 8 mei 2009 door de politie amfetamine en geen cafeïne in beslag genomen.
De bewezenverklaring
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op nader te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode
van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, en wel:
* op 8 februari 2009, en
* op 27 februari 2009, en
* op 14 maart 2009, en
* op 21 maart 2009, en
* op 3 april 2009, en
* op 11 april 2009, en
* op 19 april 2009, en
* op 8 mei 2009,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
2.
hij in de maand april 2009 in de gemeenten Enschede en Venlo
en 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren
van 500 kilogram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen,
en
stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben verdachte en zijn mededaders,
- met personen contacten gelegd en/of onderhouden en
gesproken over:
* het produceren en het kopen/verkopen van 500 kilogram amfetamine en
- monsters amfetamine bestemd voor de afnemers van die 500 kilogram, vervoerd en afgeleverd.
4.
hij op een of meer nader te noemen tijdstippen in de maand april 2009 in Nederland
opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep en wel:
- op 7 april 2009, 1 kilogram weed
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, 2 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: “Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod”, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
feit 2
het misdrijf: " Om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, van de Opiumwet voorbereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen”,
strafbaar gesteld bij artikel 10a, juncto artikel 10, lid 4, van de Opiumwet;
feit 4
het misdrijf: “Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake feit 1, 2 (met uitzondering van de uitvoer), 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van
7 jaar onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met onttrekking aan het verkeer van de blijkens de beslaglijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen – hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht, van de nrs. 3, 5, 14, 24, 25, 35, 41, 44, het ingevolge art. 353 Sv bewaren ten behoeve van de rechthebbende van de nrs. 1, 15 en 33 en teruggave van het beslag onder de nrs. 4 en 13.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen.
Verdachte heeft in april 2009 samen met een ander voorbereidingshandelingen getroffen voor handel in 500 kilo amfetamine. Zo heeft hij contacten gelegd en afspraken gemaakt over het produceren, kopen en verkopen van 500 kilogram amfetamine. Ook heeft hij monsters bestemd voor de afnemers van die 500 kilo amfetamine vervoerd en afgeleverd. Niet alleen de handel in amfetamine, maar ook de ten aanzien van de verdachte bewezen verklaarde voorbereiding daarvan dient vanwege het gevaarzettend karakter ervan, krachtig te worden bestreden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat ook reeds de voorbereidings-handelingen voor handel in drugs vaak gepaard gaan met tal van andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich voorts samen met een ander of anderen gedurende een periode van ruim 3 maanden schuldig gemaakt aan het opzettelijk afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van hoeveelheden amfetamine.
Ook heeft hij in de maand april 1 kilogram weed vervoerd en aanwezig gehad.
Amfetamine en hennep zijn middelen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. Bovendien leidt het gebruik van en de handel in deze middelen veelal direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit. Handel in dergelijke stoffen, waarbij de verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn eigen geldelijke gewin, dient dan ook streng te worden bestraft. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 oktober 2009 in het vrij recente verleden veelvuldig ter zake soortgelijke delicten als hiervoor bewezen verklaard is veroordeeld, maar uit de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen kennelijk geen lering heeft getrokken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist nu zij feit 3, anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht en met betrekking tot feit 2 tot een partiële vrijspraak komt.
De raadsman heeft betoogd dat nu het inzetten van een arrestatieteam onder de gegeven omstandigheden buitenproportioneel is geweest er plaats is voor
strafvermindering.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat disproportioneel geweld is aangewend of dat de inzet van een arrestatieteam onder de gegeven omstandigheden niet geïndiceerd zou zijn. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij drugsgerelateerde criminaliteit vaak vuurwapens gebruikt worden. De rechtbank acht daarom geen plaats voor strafvermindering. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Het beslag
De onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten, hashish (IBN-code A.2.1.1.2), 8 verpakkingen kamagra 4 st. (IBNj-code A.1.2.1.1), sigarettendoosje met drugs (IBN-code A.2.1.1.2), plastic zakje verm. drugs (IBN-code A.A.1.1), silver smoke rookpatron (IBN-code A.A.1.13), amfetamine (IBN-code A.A.1.18) en ponypack (IBN-code A.A.A.1) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten bij verdachte aangetroffen verdovende middelen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De personenauto Dodge Magnum ([kenteken]), het kentekenbewijs deel I (IBN-code A.2.1.1.1) en het kentekenbewijs (IBN-code A.A.1.11) zullen ingevolge art. 353 Sv worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Ten aanzien van de in beslag genomen simkaart (IBN-code A.2.1.1.2) en het seal-apparaat (IBN-code A.2.1.1.5) is niet gebleken dat aan de vereisten voor verbeurdverklaring is voldaan. De rechtbank zal daarom gelasten dat bedoelde voorwerpen aan verdachte zullen worden teruggegeven.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het onder feit 1, 2 en 4 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen voorkomend onder de nummers 3, 5, 14, 24, 25, 35, 41 en 44 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, 2 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Beveelt bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen voorkomend onder de nrs. 1, 15 en 33 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Beveelt teruggave aan verdachte van de voorwerpen voorkomend onder de
nrs. 4 en 13 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Stam en mr. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Krooshof, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 januari 2010.
Mr. Stoové is wegens uitstedigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.