RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/700538-07
STRAFVONNIS
datum vonnis: 24/12/2009
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
verblijvende in het huis van bewaring te [plaats detentie].
Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2009, 7 juli 2009, 25 september 2009, 8 december 2009 en 11 december 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. [naam officier van justitie] en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. [naam raadsman], advocaat te [kantooradres raadsman], naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding, te weten:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 14 februari 2009,
in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Hengelo (O) en/of in de gemeente Coevorden en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans
eenmaal (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
-in een pand aan de [a-straat] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (zakendossier 1) en/of
-in een pand aan de [b-straat] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (zakendossier 2 en 3) en/of
-in een pand aan de [c-straat] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (zakendossier 4) en/of
-in een pand aan de [d-straat] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (zakendossier 6) en/of
-in een pand aan de [e-straat] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (zakendossier 11) en/of
-in een pand aan de [f-straat] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (zakendossier 15) en/of
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk
geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep en/of (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hashish) (zaakdossier 1 t/m 4, 6, 11, 15,
18, 24),
zijnde hennep en/of hashish (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet
vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 februari 2009,
in het arrondissement Almelo en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van (ongeveer)
11 kilogram hennep (marihuana), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 14 februari 2009,
in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Hengelo (O) en/of in de gemeente Coevorden en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
opzettelijk (als leider) heeft deelgenomen aan een organisatie, welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel
11 derde en/of vijfde lid, te weten het (telkens)
-(in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk telen en/of bereiden
en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van hennepplanten en/of delen daarvan en/althans
(telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish) en/of
-(al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) buiten het
grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van meer
dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep en/of hashish (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet
vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 19 december 2008,
in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit/bij een pand aan de [d-straat] heeft weggenomen
(een) hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de Cogas, in elk geval (telkens)
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit
(telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 14 februari 2009,
in de gemeente Almelo en elders in Nederland, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen opzettelijk heeft geteeld en bewerkt
-in een pand aan de [d-straat] te Almelo, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en
-in een pand aan de [f-straat] te Almelo, een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en
heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd een groot aantal hennepplanten en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hashish),
zijnde hennep en hashish telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 februari 2009,
in het arrondissement Almelo en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van ongeveer
11 kilogram hennep (marihuana), zijnde hennep een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 14 februari 2009,
in de gemeente Almelo en de gemeente Hengelo (O),
opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel
11 derde en vierde lid van de Opiumwet, te weten het
-in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen
en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en vervoeren van
hennepplanten en/of delen daarvan en/of
-al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet buiten het
grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van meer
dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
hij in de periode van 1 juli 2008 tot en met 19 december 2008,
in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand aan de [d-straat] heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan de Cogas, waarbij verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen elektriciteit
onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het ten laste gelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een criminele organisatie waarvan de verdachte deel uitmaakte, dan wel waaraan hij op de een of andere wijze medewerking verleende.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Naar aanleiding van CIE-informatie is door de politie en justitie onder de naam Oceanside een onderzoek gestart naar -kort gezegd- mogelijke criminele activiteiten van een aantal verdachten dat zich bezig zou houden met het produceren, verwerken en verhandelen van soft drugs. Hiertoe zouden hennepkwekerijen worden opgezet en geëxploiteerd in woningen en/of bedrijfsruimten. Uit het onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van diverse opsporingsmethoden, zoals telefoontaps en observaties, kwam verder naar voren dat er een levering van in totaal circa 12 kilogram hennep met als bestemming Berlijn heeft plaatsgevonden. Ook werd een groot aantal hennepkwekerijen opgerold. Uiteindelijk is een groot aantal verdachten aangehouden.
Onder 3 in de dagvaarding wordt verdachte -zakelijk weergegeven- verweten gedurende de periode van 1 januari 2008 tot en met 14 februari 2009 te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, bestaande deze misdrijven uit -kortweg- het al dan niet bedrijfs- en/of beroepsmatig telen en verhandelen van hennep aan afnemers in binnen- en buitenland.
Voor deze misdrijven geldt dat het deelnemen aan een dergelijke organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, hierna aan te duiden als Sr. Ten aanzien van opiumdelicten heeft artikel 140 Sr. evenwel te gelden als de generalis-bepaling. Bij wet van 1 juni 2006, Stb. 292 (in werking getreden op 1 juli 2006) is namelijk een nieuw artikel aan de Opiumwet toegevoegd, te weten artikel 11a van de Opiumwet, waarin eveneens het deelnemen aan een criminele organisatie die tot oog merk heeft het plegen van een misdrijf is strafbaar gesteld, echter slechts ten aanzien van enkele bij de Opiumwet strafbaar gestelde misdrijven. Laatstgenoemd artikel heeft te gelden als een gekwalificeerde logische specialis van artikel 140 Sr. Derhalve zal indien alle bestanddelen van de specialis in de bewezenverklaring voorkomen, zoals in de voorliggende dagvaarding het geval is, op deze specialis gekwalificeerd dienen te worden.
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr. c.q. artikel 11a Opiumwet te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van (Opiumwet)misdrijven. Het gestructureerde en duurzame samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid van het samenwerkingsverband en/of een rolverdeling tussen en positie van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband.
Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning verleent aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk (HR 29 januari 1991. DD 91/168,169). Voor deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd is niet vereist (HR 18 november 1997, NJ 1998, 225); als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is ook niet vereist dat betrokkene heeft samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie (HR 9 november 2004, LJN AP 8400).
In het verlengde daarvan overweegt de rechtbank dat het doel dat met de criminele organisatie wordt beoogd breed kan zijn. Deelname aan de criminele organisatie kan dan ook betrekking hebben op uiteenlopende activiteiten van deze organisatie. Dat hoeft echter niet te betekenen dat er sprake is van verschillende criminele organisaties, aangezien binnen één en dezelfde organisatie uiteenlopende activiteiten worden ontplooid en in verschillende personele samenstelling wordt gewerkt.
In dit geval gaat het -kort gezegd- om het exploiteren van hennepkwekerijen, het verwerken van de geoogste hennep en de verkoop daarvan in binnen- en buitenland. Niet iedere deelnemer van deze criminele organisatie levert een bijdrage aan de verkoop van hennep, evenmin als iedere deelnemer zijn aandeel heeft in het exploiteren van hennepkwekerijen. Wel is duidelijk dat de personen die de harde kern van deze organisatie vormen van elkaars activiteiten op de hoogte zijn en daarin een meer of minder sturende rol hebben.
De rechtbank acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen meer personen met een zekere organisatiegraad, waarbij de organisatie en daarmee verdachte en zijn medeverdachten tot oogmerk hadden alles te doen wat nodig is om hennep en hennepplanten te telen en de eindproducten te verkopen, waaraan verdachte -voor zijn deel- heeft deelgenomen. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het navolgende.
Verdachte en zijn medeverdachten hadden binnen de organisatie ieder een eigen taak. Zo hielden sommigen zich bezig met het uitzoeken van locaties voor hennepkwekerijen en richtten anderen de kwekerijen in, daarbij geadviseerd door deskundigen, waarbij indien een kwekerij werd opgerold veelal snel werd zorg gedragen dat de energievoorziening werd hersteld en opnieuw werd ingericht. Vervolgens namen weer anderen de dagelijkse verzorging van de hennepplanten op zich en hielpen velen met de oogst en het knippen van de henneptoppen. Tevens waren er personen die zorg droegen voor het vervoer en een snelle afzet, aansluitend aan de knipdagen, van het eindproduct: wiet. Om deze keten van werkzaamheden efficiënt op elkaar te doen aansluiten, was een goed georganiseerde taakverdeling onontbeerlijk. Hiertoe hadden verdachte en zijn medeverdachten veelvuldig telefonisch contact waarbij zij zich, ter voorkoming van ontmaskering, vaak bedienden van versluierd taalgebruik.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte worden aangemerkt als deelnemer aan een criminele organisatie. Hij vervulde ook een vooraanstaande rol binnen die organisatie. Dit volgt uit de diverse contacten die verdachte onderhield met zijn medeverdachten en de diverse belastende getuigenverklaringen die over verdachte zijn afgelegd. Uit die verklaringen komt naar voren dat verdachte (mede)zeggenschap had over kwekerijen en over de oogsten en dat hij zorgde voor de afzet daarvan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het sub 1 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 11, lid 2 en 3 van de Opiumwet, juncto artikel 47, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het sub 2 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 11, lid 4 van de Opiumwet, juncto artikel 47, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het sub 3 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 11a van de Opiumwet en het sub 4 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 311, lid 1 onder 4° en 5°, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: “Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”.
en het misdrijf: “ Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”.
feit 2
het misdrijf: “Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod”.
feit 3
het misdrijf: “Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vierde lid van de Opiumwet”.
feit 4
het misdrijf: “Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”.
De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte mede gelet op het door [naam] psychiater, omtrent de persoon van de verdachte uitgebrachte rapport. Genoemde gedragsdeskundige heeft vastgesteld dat er ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten bij verdachte weliswaar sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, die zijn gedragskeuze en/of zijn gedragingen hebben beïnvloed, doch niet in die mate dat het hem ten laste gelegde, indien bewezen, niet aan verdachte is toe te rekenen. De gedragsdeskundige adviseert verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft de conclusie en het advies van de gedragsdeskundige overgenomen en tot de hare gemaakt.
De verdachte is derhalve strafbaar, aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, waarbij verdachte met betrekking tot feit 3 op de tenlastelegging door haar is aangemerkt als leider van de organisatie, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft -voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zal komen- voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straf verwezen naar een door hem ter terechtzitting overgelegd, door de rechtbank Middelburg in een soortgelijke zaak als de onderhavige gewezen strafvonnis.
Het oordeel van de rechtbank.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van ruim één jaar deelgenomen aan -kort gezegd- een criminele organisatie, die zich onder meer bezig hield met het telen, bereiden en bewerken van hennepplanten. Hiertoe waren op diverse locaties in woningen en bedrijfspanden kwekerijen ingericht, waarin door veelal een vaste groep van personen met eigen -op hun kennis en ervaring gebaseerde- taken, werkzaamheden werden verricht. Er waren deskundigen op het gebied van de hennepteelt, als ook planters, verzorgers en knippers. Weer anderen hielden zich bezig met het uitvoeren van technische werkzaamheden, waartoe mede behoorde de illegale afname en daarmee diefstal van elektriciteit ten behoeve van de stroomvoorziening van de kwekerijen. Energiebedrijven zijn hierdoor aanzienlijk financieel benadeeld.
Verdachte opereerde in dit kader veelal achter de schermen en liet de feitelijke werkzaamheden ten behoeve van de teelt over aan zijn medeverdachten. Hennepplantages zoals verdachte en zijn medeverdachten die aanwezig hebben gehad, zijn naast brandgevaarlijke objecten, ook aan te merken als een economische illegale activiteit, waarmee op gemakkelijke wijze aanzienlijke “zwarte”winsten kunnen worden geboekt.
In het kader van deze professioneel opgezette hennepteelt heeft verdachte ook samen met anderen een aanzienlijke hoeveelheid hennep naar Duitsland uitgevoerd. Hoewel in de onderhavige strafzaak sprake is van diverse strafbare feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, ligt het zwaartepunt bij de bepaling van de precieze hoogte van de straf bij de uitvoer van soft drugs naar Duitsland in georganiseerd verband en de rol van verdachte binnen de organisatie bij de afzet van partijen hennep op de binnenlandse markt. Dat verdachte daarbij een vooraanstaande rol vervulde staat op grond van de aard en de omvang van de contacten die hij daarover onderhield wel vast. Dat verdachte de leider was binnen de organisatie heeft de rechtbank niet bewezen geacht. Daarvoor is onvoldoende bewijs voorhanden.
Dat de feiten in georganiseerd verband hebben plaatsgevonden, waarbij verdachte
-zoals gezegd- een belangrijke rol heeft gespeeld, dient hem naar het oordeel van de rechtbank te worden aangerekend. Verdachte heeft -met veronachtzaming van de aan zijn handelen voor anderen verbonden gevaren- kennelijk uitsluitend gehandeld om er zelf financieel beter van te worden.
Mede in aanmerking genomen de strafoplegging in soortgelijke gevallen van uitvoer van een dergelijke hoeveelheid soft drugs, is de rechtbank van oordeel dat een gecombineerde gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden is. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister [datum uittreksel], in het vrij recente verleden eerder ter zake soortgelijke delicten als hiervoor bewezen verklaard is veroordeeld, maar uit de in die veroordeling gelegen waarschuwing kennelijk geen lering heeft getrokken. Aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank overeenkomstig de door de reclassering in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport opgenomen optie, als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht verbinden, teneinde de kans op mogelijk hernieuwd delictgedrag en middelengebruik door verdachte te doen verminderen. Blijkens voormeld rapport dat met verdachte is besproken, gaat verdachte ook akkoord met de inhoud en strekking daarvan.
De onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten: een pastic zak met hennepresten (IBN-code D.1.2.5.4), een pastic zak met ampullen (IBN-code D.1.2.5.11), een plastic zakje met hennep (IBN-code D.1.2.5.12), een plastic zakje met wiet (IBN-code D.1.2.11), een plastic zak met hennep (IBN-code D.1.2.4.1.2) en brokje hash (IBN-code D.1.2.5.8) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten bij verdachte aangetroffen verdovende middelen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan soortgelijke feiten.
De eveneens onder verdachte in beslag genomen tas (big shopper) is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met betrekking tot dit aan veroordeelde toebehorende voorwerp de hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn begaan, dan wel dat voorwerp tot het begaan van die feiten is bestemd.
Ten aanzien van de in beslag genomen bankpas is niet gebleken dat aan de vereisten voor verbeurdverklaring is voldaan. De rechtbank zal daarom gelasten dat bedoelde pas aan verdachte zal worden teruggegeven.
De wettelijke voorschriften.
De beslissing berust naast de hiervoor reeds vermelde artikelen, mede op de artikelen 10,14a,14b,14c,14d,27,57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen dat het ten laste gelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van dertig maanden.
Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot tien maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt,
of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen tas (big shopper).
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen hennep, hennepresten, wiet, hash en ampullen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen bankpas aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. [naam rechter], voorzitter, mr. [naam rechter] en mr. [naam rechter], rechters, in tegenwoordigheid van [naam], griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 december 2009.