RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Registratienummers: 102682 / FA RK 09-602 en 104479 / FA RK 09-957
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
[naam eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. drs. C. Verrillo, advocaat te Oldenzaal
de burgemeester van de gemeente Enschede,
gevestigd te Enschede, verweerder.
Derde-partij: [naam partner], partner van eiser.
1. Aanduiding bestreden besluiten
Besluit van verweerder d.d.16 april 2009 en besluit van verweerder d.d. 15 mei 2009.
2.1 Bij besluit van 16 april 2009 heeft verweerder aan eiser een huisverbod opgelegd als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). Dit verbod gold van 16 april 2009, 20.00 uur, tot 26 april 2009, 20.00 uur.
2.2 Bij besluit van 15 mei 2009 heeft verweerder wederom aan eiser een huisverbod opgelegd als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de Wth. Dit verbod gold van 15 mei 2009, 01.00 uur, tot 25 mei 2009, 01.00 uur.
2.3 Tegen deze besluiten heeft eiser op 20 mei 2009 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Het beroep voor zover het ziet op het huisverbod dat op 16 april 2009 is opgelegd is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 102682 / FA RK 09-602; het beroep voor zover het ziet op het huisverbod dat op 15 mei 2009 is opgelegd is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 104479 / FA RK 09-957. Gelijktijdig met het beroepschrift heeft eiser aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.4 Op 25 mei 2009 heeft eiser het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
2.5 Verweerder heeft op 22 juli 2009 een verweerschrift ingediend.
2.6 Op 28 augustus 2009 heeft [naam partner] te kennen gegeven als partij aan dit geding te willen deelnemen.
2.7 Op 2 oktober 2009 heeft eisers gemachtigde een kopie van een e-mailbericht van eisers dochter [naam dochter] d.d. 30 september 2009 aan de rechtbank overgelegd.
2.8 De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de rechtbank van 13 oktober 2009. Deze zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden. Ter zitting is eiser niet in persoon is verschenen; eisers gemachtigde is wel verschenen. Voor verweerder is [naam gemachtigde verweerder] verschenen, vergezeld van [naam procesmanager], procesmanager huisverbod bij deze gemeente. [Naam partner] is eveneens verschenen. [Naam dochter] is afzonderlijk gehoord.
3.1 Verweerder heeft aan zijn besluiten, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat een gevaar of een ernstig vermoeden van een gevaar bestaat als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wth en dat de omstandigheden van het geval het opleggen van een huisverbod noodzakelijk maken.
3.2 Eiser heeft, samengevat, aangevoerd dat dit gevaar of ernstig vermoeden van gevaar niet bestaat en dat bij het opleggen van de huisverboden feiten en omstandigheden zijn betrokken die niet zijn opgenomen in de bijlage bij het Besluit tijdelijk huisverbod.
3.3 Allereerst dient te worden beoordeeld of eiser nog procesbelang bij deze procedures heeft, nu de periodes waarvoor de huisverboden zijn opgelegd, beiden zijn verstreken.
3.4 Verweerder heeft zich in het verweerschrift primair op het standpunt gesteld dat eiser gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij thans, na afloop van de beide huisverboden, nog enig (proces)belang heeft bij de behandeling van zijn beroepen.
3.5 Namens eiser is ter zitting aangegeven dat dit belang er wel degelijk is. Eiser stelt dat er een op zichzelf staand algemeen belang is dat dient komen vast te staan of de wettelijke instrumenten juist zijn gehanteerd. Indien dit niet wordt aanvaard, zou dit tot volstrekte willekeur kunnen leiden bij degene die de huisverboden mogen opleggen. Daarnaast heeft eiser een persoonlijk belang. De drie kinderen van eiser zijn onder toezicht gesteld en Bureau Jeugdzorg schermt met voortduring met de huisverboden om daarin een reden te vinden om de ondertoezichtstelling te kunnen verlengen en om over te gaan tot een verzoek tot uithuisplaatsing van de drie kinderen. Eiser wordt derhalve getroffen indien hij zich niet zou kunnen verweren tegen de opgelegde huisverboden.
3.6 Volgens vaste rechtspraak bestaat slechts voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van het beroepschrift nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener ook feitelijk betekenis kan hebben. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze situatie zich hier niet voordoet, nu het resultaat dat eiser nastreeft, namelijk vernietiging van de bestreden besluiten, eiser niet meer kan baten. De rechtbank onderkent dat het niet reëel is te verwachten dat op een beroep tegen een huisverbod vóór de afloop van de termijn waarvoor dit is toegekend wordt beslist. Het is in verband hiermee dat de wetgever in de Wth heeft voorzien in de mogelijkheid voor belanghebbenden op zeer korte termijn uitspraak in een voorlopige voorzieningprocedure te verkrijgen. Daarmee wordt de belanghebbende een effectief rechtsmiddel geboden om de voortduring van de tenuitvoerlegging van het huisverbod te beletten. De memorie van toelichting op artikel 6 Wth vermeldt in dit verband dan ook dat het veelal de voorkeur zal hebben dat de voorzieningenrechter van de mogelijkheid gebruik maakt om de bodemzaak met toepassing van artikel 8:86 Awb af te doen. Het belang van het beroep zal dan vooral gelegen zijn in het verkrijgen van een schadevergoeding.
Eiser heeft geen schadevergoeding gevorderd, zodat er uit dien hoofde geen aanleiding bestaat om de rechtmatigheid van de bestreden besluiten te beoordelen.
3.7 Ten aanzien van eisers vrees dat de aan hem opgelegde huisverboden gevolgen kunnen hebben in toekomstige procedures bij de kinderrechter overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat het besluit tot het opleggen van een huisverbod niet punitief van aard is. Het huisverbod kan worden opgelegd teneinde de veiligheid van personen met wie een huishouding wordt gedeeld te waarborgen en een periode te creëren waarin maatregelen kunnen worden genomen om de dreiging van huiselijk geweld te doen wegnemen. Voorts kennen de procedures bij de kinderrechter een eigen regelgeving en dient Bureau Jeugdzorg een eigen onderzoek te doen naar de relevante feiten en omstandigheden. Ook uit dien hoofde bestaat er derhalve geen aanleiding om de rechtmatigheid van de bestreden besluiten te beoordelen.
3.8 Uit het vorenstaande vloeit voort dat het beroep wegens verlies aan belang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.9 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. dr. E. Venekatte, in tegenwoordigheid van mr. S. Rhebergen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2009
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.