RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/710504-09
STRAFVONNIS
Uitspraak: 20 oktober 2009
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Almelo,
terechtstaande terzake, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2009 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer]vastgepakt en/of (vervolgens) de armen en/of benen [slachtoffer] (met tie raps) geboeid/vastgebonden en/of die [slachtoffer] gekneveld, althans de mond van die [slachtoffer] afgeplakt, al dan niet met tape en/of een t-shirt en/of die [slachtoffer] geblinddoekt (met een t-shirt);
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2009 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal hennepplanten en/of (gedroogde) henneptoppen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [partner van slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (al dan niet met een pistool) de woning van die [slachtoffer] zijn binnengedrongen en/of gewelddadig zijn ingedrongen op die [slachtoffer] (en haar kind) en/of die [slachtoffer] hebben vastgepakt en/of vast gegrepen en/of vastgebonden op een stoel (in de slaapkamer van haar kind).
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 juni 2009 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij en zijn mededaders met dat opzet die [slachtoffer] vastgepakt en vervolgens de armen en benen van die[slachtoffer] met tie raps geboeid en de mond van die [slachtoffer] afgeplakt met tape;
2.
hij op 23 juni 2009 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal hennepplanten en hennentoppen geheel toebehorende aan [slachtoffer] en [partner slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders de woning van die [slachtoffer] zijn binnengedrongen en die [slachtoffer] hebben vastgepakt en vastgebonden in de slaapkamer van haar kind.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft feit 1:
"medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden",
strafbaar gesteld bij artikel 47 jo. 282 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft feit 2:
"diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen",
strafbaar gesteld bij artikel 310 jo. 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en
met toewijzing van de civiele vordering tot een bedrag van € 4.000,00 en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich samen met anderen op 23 juni 2009 schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige feiten. Niet alleen hebben zij ingebroken in een woning om hennepplanten en henneptoppen te stelen; ook hebben zij – voorafgaand aan het plegen van de strafbare feiten – zich er rekenschap van gegeven dat zich in de woning een vrouw en een kind zouden kunnen bevinden. Nadat zij de woning waren binnengegaan troffen zij de vrouw én het kind van bijna twee jaar oud aan op een slaapkamer. Verdachte en de medeverdachten hebben de vrouw vastgeboden met tie-raps en tape. Zij droegen op dat moment bivakmutsen die zij van te voren hadden gemaakt en waren daardoor onherkenbaar voor de vrouw. Dit alles heeft voor de vrouw een zeer dreigende situatie opgeleverd; zij wist niet wat haar te wachten stond en werd ongevraagd blootgesteld aan fors geweld. Hoewel verdachte en de medeverdachten, op het moment dat zij de vrouw in de woning ontdekten, de woning hadden kunnen verlaten, hebben zij dat niet gedaan. Zij zijn doorgegaan met het plan en verdachte heeft vervolgens zelfs de handen en voeten van de vrouw vastgebonden en haar mond afgeplakt met tape opdat zij geen geluid zou kunnen maken.
Voor het slachtoffer is deze gebeurtenis traumatisch geweest. Niet alleen is ingebroken in haar huis, ook is zij vastgebonden en ontstond voor haar een bedreigende situatie. Zij wist niet wat de mannen van plan waren en of zij haar of haar kind iets zouden aandoen. Niet valt uit te sluiten dat ook voor het kind de gebeurtenissen een zeer dreigende situatie hebben opgeleverd.
Een overval in een woning betekent een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Zij lijdt niet alleen materieel nadeel, maar ook immaterieel in de vorm van gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid.
Het gedrag van verdachte en de medeverdachten ziet de rechtbank dan ook als een grove schending van de in de maatschappij geldende normen. Op de bewezen verklaarde strafbare feiten dient in beginsel dan ook te worden gereageerd met een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur.
Met het opleggen van de na te melden straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de door klinisch psycholoog en psychotherapeut drs. J.H.A.M. Kobussen en reclasseringsmedewerkers A. ter Maat en G.J. Prins opgemaakte rapporten betreffende verdachte en de daarin neergelegde conclusies.
De verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft meegewogen in de bepaling van de strafmaat.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat hij nauwelijks documentatie heeft.
Om ook de kans op recidive zo klein mogelijk te maken acht de rechtbank het passend en geboden om een deel van de na te melden gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en hieraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te koppelen.
Het door de reclassering gegeven advies om verdachte elektronisch toezicht op te leggen, volgt de rechtbank niet. Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf komt de rechtbank hier niet aan toe.
De civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [slachtoffer], ter zake van feit 1, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een bedrag van € 10.000,00, zijnde immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze niet door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit immateriële schade is toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is een bedrag als na te melden bij wijze van voorschot op de door [slachtoffer] geleden immateriële schade passend. Een en ander gelet op de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Wat betreft het resterende deel van het gevorderde dient [slachtoffer]niet-ontvankelijk te worden verklaard. Zij dient het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig maken.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar en
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de afdeling Reclassering Nederland te Almelo, ook als dat inhoudt een begeleiding of behandeling door derden, voor zover en voor zolang de reclassering dat noodzakelijk acht en de veroordeelde zich moet laten behandelen bij de kliniek “De Tender” te Deventer in verband met zijn persoonlijkheidsproblematiek voor zover en voor zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 1, hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag groot: € 4.000,00 (zegge: vier duizend euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 4.000,00 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 50 dagen zal worden toegepast, een en ander voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde [slachtoffer] voor een deel van € 6.000,00 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor het meerdere slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 oktober 2009.