ECLI:NL:RBALM:2009:BK1260

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
20 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/770593-08
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval tussen taxi en fietser in Enschede

Op 20 oktober 2009 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een taxichauffeur die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 10 oktober 2008 in Enschede. De verdachte, die met een snelheid van ongeveer 80 km/u reed, heeft een fietser aangereden die de Hengelosestraat wilde oversteken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de toegestane 50 km/u reed en dat hij niet voldoende op de weg lette. De officier van justitie had primair ten laste gelegd dat de verdachte een aan zijn schuld te wijten ongeval had veroorzaakt, resulterend in de dood van een ander. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar verklaarde het primair tenlastegelegde feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor acht maanden, waarvan 123 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn erkenning van de laakbaarheid van zijn gedrag en zijn pogingen om contact op te nemen met de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/770593-08
datum vonnis: 20 oktober 2009
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] aan [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 oktober 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. B.J. van Beek, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Primair:
als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft laten ontstaan als gevolg waarvan een ander is overleden.
Subsidiair:
met zijn auto een ongeval heeft veroorzaakt en daarmee gevaar op de weg heeft veroorzaakt, dan wel het verkeer heeft gehinderd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie wijziging van de tenlastelegging gevorderd.
De wijziging is toegestaan, nu de verdediging daartegen geen bezwaar heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2008, in de gemeente Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto (taxi)), daarmede rijdende over de weg, de Hengelosestraat, gelegen binnen de bebouwde kom, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, hoogst, althans aanmerkelijk roekeloos, en/of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk, althans aanmerkelijk, hogere snelheid dan de ter plaatse wettelijk toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse, met die door hem bestuurde personenauto/taxi over de Hengelosestraat gereden en – toen verdachte met zijn motorrijtuig was gekomen nabij de kruising of splitsing van die weg en de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Uranusstraat – niet in staat is geweest dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, hierin bestaande dat hij met die (veel) te hoge snelheid die kruising of splitsing genaderd en/of vervolgens opgereden en/of is gaan oprijden (juist) op het moment dat een bestuurder van een fiets bezig was vanaf -gezien zijn rijrichting- rechts vanaf de Uranusstraat, genoemde Hengelosestraat over te steken, althans zich op genoemde Hengelosestraat bevond, tengevolge waarvan er een aanrijding of botsing is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en de bestuurder van die fiets en of zijn fiets, waardoor een ander [slachtoffer] werd gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 10 oktober 2008, in de gemeente Enschede, als bestuurder van een voertuig (personenauto (taxi)), daarmee rijdende op de weg, de Hengelosestraat, gelegen binnen de bebouwde kom, met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans met een snelheid welke veel te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en gekomen nabij de kruising of splitsing van die weg en de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Uranusstraat, niet in staat is geweest dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij tegen een -gezien zijn rijrichting- van rechts vanaf de Uranusstraat komende fietser, welke bezig was genoemde Hengelosestraat over te steken, althans zich op genoemde kruising bevond, aangereden of gebotst door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal worden opgelegd voor de duur van 8 maanden waarvan 123 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder aftrek van de tijd waarin verdachtes rijbewijs al ingevorderd is geweest.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan.
Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 10 oktober 2008 reed verdachte in Enschede als bestuurder van een personenauto. Verdachte is taxichauffeur en reed met de taxi vanuit de richting Hengelo over de Hengelosestraat de bebouwde kom van Enschede binnen.
De Uranusstraat is gelegen binnen de bebouwde kom van Enschede en kruist de Hengelosestraat. De ter plaatse toegestane snelheid bedraagt 50 km/u.
Het slachtoffer [slachtoffer] reed op zijn fiets vanuit de Uranusstraat in de richting van de Hengelosestraat en wilde de Hengelosestraat oversteken. Voor verdachte kwam de fietser van rechts. Bij het oversteken van de Hengelosestraat is [slachtoffer] geraakt door de taxi waarin verdachte reed. [slachtoffer] is als gevolg van die aanrijding overleden .
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van mening dat het primair tenlastegelegde feit bewezen kan worden, met dien verstande dat verdachte niet roekeloos, maar zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
De verdachte bekent zich schuldig te hebben gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat hij zegt dat hij niet meer weet met welke snelheid hij reed op het moment van de aanrijding, maar wel dat hij kort daarvoor (buiten de bebouwde kom) met een snelheid van circa 100 km/u reed.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De snelheid
De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden, dat verdachte met een snelheid van 80 km/u reed op het moment dat de aanrijding plaatsvond. De verdediging betwist dit standpunt; volgens haar kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte op het moment van de aanrijding met een snelheid van 80 km/u moet hebben gereden en is er geen causaal verband tussen de snelheidsovertreding en het dodelijk ongeval.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Zowel tijdens het (tweede) verhoor van verdachte door de politie als ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij voor de aanrijding nog op de kilometerteller heeft gekeken.
Op dat moment reed hij buiten de bebouwde kom op de Hengelosestraat op het viaduct bij de UT. De kilometerteller stond toen op 100 km/u. Vervolgens heeft verdachte het gaspedaal losgelaten.
De rechtbank kan, gelet op de resultaten van de gehouden proeven van nabootsing van het door verdachte beweerde loslaten van het gaspedaal, geen geloof hechten aan deze bewering dat het gaspedaal zou zijn losgelaten. Dan zou hij immers al tot stilstand zijn gekomen voor het kruispunt of dat kruispunt met een snelheid zijn genaderd die totaal haaks staat op de aan het voertuig geconstateerde schade. Verdachte kan zich niet herinneren dat hij het bord ‘bebouwde kom’ of het kort daarop volgende matrixbord heeft gezien. Evenmin heeft hij de fietser zien aankomen. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij op de botsplaats een hogere snelheid moet hebben gehad dan de toegestane 50 km/u .
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende verkeersongevallenanalyse voldoende aanknopingspunten bevat om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte met een aanmerkelijk hogere snelheid dan 50 km/u moet hebben gereden op het moment van de aanrijding. Gezien het schadebeeld van de Mercedes dat is vergeleken met aanrijdingen met voertuigen waarbij de snelheid circa 50 km/u is geweest, is de rechtbank van oordeel dat naar algemene ervaringsregels geconcludeerd kan worden dat de aangetroffen schade aan de Mercedes bij een fors hogere snelheid dan 50 km/u moet zijn ontstaan .
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u heeft overtreden. Bovendien is bewezen dat verdachte totaal niet oplettend was voor wezenlijke en zichtbare elementen in zijn gezichtsveld.
Het verkeersgedrag
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand anders is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Wanneer sprake is van zeer ernstige gedragingen, kan dit worden gekwalificeerd als roekeloos rijgedrag. In deze zaak dient te worden beoordeeld of het verkeersgedrag van verdachte roekeloos, onvoorzichtig of onoplettend is geweest.
Nu vast staat dat verdachte met snelheid hoger dan 50 km/u de bebouwde kom is binnengereden en hij de ter plaatse staande borden (het 50 km bord en het matrixbord), noch de voor hem van rechts komende fietser heeft gezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Ten tijde van het ongeval was verdachte als taxichauffeur werkzaam. Hij deed dat werk al enkele maanden naast zijn studie. Verdachte reed derhalve beroepsmatig en juist in die hoedanigheid mag van een bestuurder verwacht worden dat hij op de hoogte is van de gevaren in het verkeer die zich met name voordoen indien met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane wordt gereden.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2008 in de gemeente Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto (taxi)) daarmee rijdende over de weg, de Hengelosestraat, gelegen binnen de bebouwde kom, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de ter plaatse wettelijk toegestane snelheid van 50 kilometer per uur met die door hem bestuurde personenauto/taxi over de Hengelosestraat gereden en is hij - toen hij met zijn motorrijtuig was gekomen nabij de kruising van die weg en de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Uranusstraat – niet in staat geweest dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij met die te hoge snelheid die kruising genaderd en vervolgens opgereden - juist - op het moment dat een bestuurder van een fiets bezig was vanaf – gezien zijn rijrichting – rechts vanaf de Uranusstraat, genoemde Hengelosestraat over te steken tengevolge waarvan er een aanrijding is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en de bestuurder van die fiets en zijn fiets, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
De rechtbank heeft de telastelegging enigszins aangepast, omdat de zinsconstructie – ook in de gewijzigde telastelegging – grammaticaal niet correct was. Verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad. De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval begaan als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Ten tijde van het ongeval reed verdachte aanmerkelijk harder dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/u.
Door binnen de bebouwde kom met een hogere snelheid te rijden dan is toegestaan en daarbij niet goed op te letten, is verdachte volledig voorbijgegaan aan de gevaren en risico’s waaraan hij zichzelf en andere weggebruikers heeft blootgesteld.
Verdachte is taxichauffeur en moet naar het oordeel van de rechtbank juist als frequent weggebruiker meer op de hoogte zijn van de risico’s die deelname aan het verkeer met zich brengt. Ook kende verdachte de situatie ter plaatse; hij wist dan ook dat na het binnenrijden van de bebouwde kom na enkele meters een straat van rechts kruist.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zich ter terechtzitting ervan blijk heeft gegeven dat hij het laakbare van zijn gedragingen inziet. Hij heeft op eigen initiatief contact proberen te leggen met de nabestaanden van het slachtoffer, maar dat contact is, om niet aan hem toe te rekenen redenen, niet tot stand gekomen. Verdachte heeft daarop zijn gevoelens in een brief verwoord. Ook dit weegt de rechtbank in zijn voordeel.
Het onderhavige delict heeft begrijpelijkerwijs bijzonder veel indruk op verdachte gemaakt en bovendien heeft verdachte zeer lang op de strafrechtelijke afdoening van het door hem gepleegde feit moeten wachten.
Gelet op deze omstandigheden alsmede de omstandigheid dat de rechtbank een lagere mate van schuld heeft aangenomen dan die waar de officier van justitie van is uitgegaan, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van acht maanden waarvan 123 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend is.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
12. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
- ontzegt veroordeelde de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de
tijd van 8 (acht) maanden waarvan 123 (honderd drie en twintig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge art. 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2009.
mr. Visser is wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.