Sector kanton – locatie Almelo
Zaaknummer 302929 EJ VERZ 09 – 634
Beschikking 16 juni 2009 (jho)
Beschikking
van de kantonrechter te Almelo in de rechtbank Almelo in de zaak van
de besloten vennootschap met besloten aansprakelijkheid [Verzoekster]
gevestigd en kantoorhoudende te Rijssen,
verzoekster, hierna ook wel verzoekster te noemen,
gemachtigde mr L.J. Krijgsman, advocaat te Enter
[Verweerster],
wonende te [Woonplaats verweerster],
verweerster, hierna ook wel mevrouw verweerster te noemen,
gemachtigde mevrouw mr M.L.C.M. van Kalmthout, advocaat te Enschede.
1. Op 16 april 2009 is ter griffie ingekomen het verzoekschrift met bijlage van [Verzoekster], strekkende tot ontbinding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van der partijen arbeidsovereenkomst.
2. Het verweerschrift van verweerster is op 13 mei 2009 ontvangen.
3. Bij brief van 13 mei 2009 heeft mr Krijgsman gereageerd op het verweerschrift.
4. De mondelinge behandeling heeft op 14 mei 2009 plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten nader mondeling toegelicht en door hun raadslieden doen bepleiten. Mr Van Kalmthout heeft zich daarbij bediend van een pleitnotitie. De griffier heeft aantekeningen van de behandeling gemaakt.
5. Bij brief van 20 mei 2009 heeft mr Krijgsman doen weten dat tussen partijen na de zitting geen regeling in der minne is bereikt. Hij verzoekt een beschikking te geven.
6. De inhoud van alle processtukken geldt als hier ingelast en herhaald.
7. De beschikking is uiteindelijk op vandaag bepaald.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak wordt uitgegaan van de uit de stukken en het daaromtrent over en weer ter zitting verklaarde genoegzaam aannemelijk geworden feiten. Verweerster is 19 jaar oud. Op 1 januari 2009 is zij voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij verzoeker. Zij werkte laatstelijk als pompbediende tegen een bruto maandsalaris van € 870,18, exclusief vakantietoeslag. Verzoeker heeft haar op 17 maart 2009 op non-actief gesteld met behoud van salaris.
2. Op de in het verzoekschrift vooralsnog summier genoemde en bij brief van 13 mei 2009 en vervolgens ter zitting nader mondeling toegelichte gronden verzoekt verzoeker ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Verkort zakelijk weergegeven is zij van mening dat verweerster door gedrag en woorden zich zodanig negatief heeft gedragen dat haar situatie binnen het bedrijf onhoudbaar is geworden en dat daarom wegens gewichtige redenen, bestaande uit gewijzigde omstandigheden, zou moeten worden ontbonden. Nader stelt zij dat verweerster samen met de inmiddels ontslagen collega mevrouw [...] door overheersend gedrag de sfeer op de werkvloer verziekten en een collega ([...]) treiterden en buitensloten. Mededirecteur [...] zegt zich in hoge mate gegriefd en in goede eer en naam aangetast te voelen door beweringen van verweerster dat hij met een medewerkster [...] een buitenechtelijke relatie zou hebben.
3. Verweerster betwist niet dat zij en [...] zich onheus jegens medewerknemers hebben gedragen, in het bijzonder tegenover [Verzoekster]. Evenmin ontkent zij dat zij heeft gezegd dat [Mededirecteur] een relatie met [...] zou hebben. Zij stelt evenwel dat het eerste onvoldoende grond voor beëindiging van de arbeidsrelatie zou zijn en dat de opmerking over de relatie slechts als een grapje was bedoeld, in de context over een beweerdelijke relatie tussen haar, verweerster, en de andere mededirecteur [..] geplaatst moest worden en (dus) door verzoeker ten onrechte zo zwaar wordt opgenomen. Door en namens verweerster wordt in het verweerschrift en in de mondelinge toelichting ter zitting uiteengezet waarom het voorgevallene onvoldoende grond voor ontbinding is. En voorts dat verzoeker zich als een slecht werkgeefster tegenover haar heeft gedragen door in een gesprek op 17 maart 2009 vertrouwelijke informatie van haar aan derden ([...] en haar familie) te verstrekken en door vervolgens via een derde (haar ex-vriend) aan verweerster te laten weten dat niet alleen [...], maar ook zij, verweerster, zou worden ontslagen.
4. Indien toch zou worden ontbonden verzoekt verweerster toekenning van een billijke vergoeding ad € 6.000,00 omdat zij immer goed heeft gefunctioneerd, geen aandeel heeft in de beweerdelijk verstoorde relatie en omdat zij niet de gelegenheid heeft gekregen een verbeterproject te volgen. Bovendien is zij nog maar 19 en heeft het een en ander haar erg aangegrepen.
5. De kantonrechter stelt vast dat verzoekster in het inleidende verzoekschrift relatief terughoudend is geweest in het noemen van gronden die het ontbindingsverzoek zouden kunnen onderbouwen. Nadat verweerster haar verweerschrift heeft ingediend heeft verzoekster nader uitgelegd in de brief van mr Krijgsman en mondeling ter zitting wat er zich, volgens haar, heeft voorgedaan. De kantonrechter leidt uit een en ander af dat verzoekster er kennelijk de voorkeur aan heeft gegeven om op redelijk minnelijke wijze tot ontbinding te komen, zonder in details te treden over wat verweerster in haar beleving niet goed heeft gedaan. Op zich is dat, gelet op datgene wat in het bijzonder mededirecteur [...] lijkt te grieven, niet onbegrijpelijk. Procedures als de onderhavige zijn in beginsel openbaar en niet ondenkbaar is dat een Twents dagbladjournalist op de publieke tribune plaatsneemt en kennisneemt van wat voorgevallen zou zijn. Waar of niet waar. Verslaglegging daarvan kan in een plaats als Rijssen voor een bedrijf als verzoeker redelijk killing zijn.
6. Verweerster ontkent, als overwogen, niet dat zij en [...] bitcherig tegen [...] zijn geweest. Hoewel ze dat wel betwist is voorts door verzoekster genoegzaam aannemelijk gemaakt dat de medewerkster [...], een zuster van de ex-vriend van verweerster zo schoon genoeg had van het sfeerverzieken door [...] en verweerster dat deze, in afwachting van het ondernemen van actie door verzoekster tegen beide dames, vrijwillig op non-actief zonder behoud van salaris thuis is gebleven. Dat mede door houding en opmerkingen van verweerster een onwerkbare situatie was ontstaan is voldoende aannemelijk. Overigens was voorafgaand aan de gesprekken met verweerster en [...] op 14 en 17 maart 2009 niet eerder sprake van een negatieve beoordeling van verweerster door verzoekster. Dan ligt de vraag voor of verzoekster in redelijkheid als goed werkgeefster heeft kunnen beslissen om ([...] en) verweerster op non-actief te stellen en beëindiging van de arbeidsrelatie na te streven. Volgens verweerster had een en ander uitgepraat moeten worden en had zij de kans moeten krijgen haar gedrag te verbeteren. Verweerster heeft daar niet voor gekozen en de kantonrechter kan deze keuze billijken.
7. Hoewel verweerster onder verwijzing naar haar jeugdigheid, impulsiviteit en opmerkingen van anderen over een relatie van haar met mededirecteur [Mededirecteur] wil doen geloven dat haar bewering over de relatie van [...] met [...] als een grap beschouwd zou moeten worden, kan de kantonrechter haar in dat standpunt niet volgen. Het een en ander speelt zich af in Rijssen. Het is een ieder bekend hoe dodelijk een bewering over een buitenechtelijke relatie met een medewerkster kan zijn voor een persoon in privé en als zakenman. Waar of niet waar. Bedoeld als grap of serieus gemeend. Andere medewerkers en het publiek dat kennisneemt van de opmerking brengt de door verweerster bedoelde nuancering niet aan. Verzoekster heeft hem, blijkens eigen mededelingen ter zitting daaromtrent, in elk geval niet zo ervaren. Voor hem is verweerster een grens overgegaan en dat is gelet op de context waarin een en ander zich afspeelt goed invoelbaar.
8. De arbeidsrelatie tussen partijen is door het gedrag en de opmerking van verweerster onherstelbaar verstoord. Excuses en verbetertraject kunnen daar geen verandering in brengen. Daarom moet ontbinding volgen, zoals door de kantonrechter aan het eind van de zitting al aan partijen is kenbaar gemaakt. Een regeling in der minne (zeg: een afspraak over een vergoeding) is niet tot stand gekomen. Het is intussen 16 juni 2009 geworden en de ontbindingsdatum zal op 1 juli 2009 worden bepaald. Verweerster heeft ruim een jaar bij verzoekster gewerkt. Aanvankelijk tot tevredenheid, later opeens niet meer toen van het bovenstaande bleek. Haar salaris was bescheiden. Haar eigen aandeel in de verstoorde relatie groot. Zij heeft de pech dat het economisch tij op dit moment niet best is, ook niet in Rijssen. Het zal haar mogelijk niet makkelijk vallen om binnenkort een andere baan te vinden waarmee zij een vergelijkbaar salaris kan genereren. Dat is echter wel grotendeels aan haarzelf te wijten. Grond om een hoger dan het na te melden bedrag als billijke vergoeding toe te kennen, is er niet. Ook voor verweerster is het niet ongunstig dat zich in de zittingszaal geen journaille heeft bevonden. Die omstandigheid verkleint haar toekomstmogelijkheden niet.
9. De proceskosten zullen worden gecompenseerd. Tenzij verzoekster het verzoek alsnog zou intrekken. In dat geval dient zij de proceskosten te betalen.
Ontbindt der partijen arbeidsovereenkomst per 1 juli 2009 tenzij het verzoek tot ontbinding uiterlijk
25 juni 2009 wordt ingetrokken.
Kent in geval van ontbinding aan verweerster ten laste van verzoekster een billijke vergoeding toe ter grootte van € 500,00 (vijfhonderd euro) bruto ter fine van suppletie op uitkering of elders te verdienen lager inkomen en veroordeelt verzoekster om in dat geval dit bedrag aan verweerster te voldoen.
Compenseert in geval van ontbinding de proceskosten met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Veroordeelt verzoekster in de kosten van de procedure indien zij het verzoek zou intrekken. Die kosten worden in dat geval aan de zijde van verweerster begroot op € 400,00 vanwege het salaris van zijn gemachtigde.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr J.H. Olthof, kantonrechter te Almelo in de rechtbank Almelo, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.