ECLI:NL:RBALM:2009:BJ1321

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
100839 FA RK 09-276
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegd huisverbod door burgemeester van Enschede

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 1 juli 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen een huisverbod dat door de burgemeester van Enschede was opgelegd aan eiser, die in Enschede woont. Het huisverbod was opgelegd op 7 maart 2009 en gold tot 17 maart 2009. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.A. Speijdel, betwistte de rechtmatigheid van het huisverbod en stelde dat hij geen pleger van huiselijk geweld was, maar juist slachtoffer. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de burgemeester het huisverbod had opgelegd op basis van een ernstig vermoeden van gevaar voor de veiligheid van eiser's partner, [Partner eiser]. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er voldoende redenen waren voor het opleggen van het huisverbod in de eerste periode, maar dat de omstandigheden na 9 maart 2009 zodanig waren veranderd dat het handhaven van het huisverbod niet meer gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het beroep voor de periode van 7 maart tot 9 maart ongegrond verklaard, maar het beroep voor de periode van 9 maart tot 17 maart gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Eiser is in de proceskosten vergoed door de gemeente Enschede.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Registratienummer: 100839 / FA RK 09-276
uitspraak van de meervoudige kamer
in het geschil tussen:
[Eiser],
wonende te Enschede, eiser,
gemachtigde: mr. P.A. Speijdel, advocaat te Enschede,
en
de burgemeester van de gemeente Enschede,
gevestigd te Enschede, verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 7 maart 2009.
2. Procesverloop
2.1 Bij besluit van 7 maart 2009 heeft verweerder aan eiser een huisverbod opgelegd als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). Dit verbod gold van 7 maart 2009, 11.00 uur, tot 17 maart 2009, 11.00 uur.
2.2 Tegen dit besluit heeft eiser op 9 maart 2009 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Gelijktijdig heeft eiser aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 12 maart 2009 is dit verzoek toegewezen en het bestreden besluit met onmiddellijke ingang geschorst.
2.3 Verweerder heeft op 14 mei 2009 een verweerschrift, alsmede een overzicht van registraties in het politiesysteem en een melding met rapportage van politie d.d. 7 maart 2009 ingediend.
2.4 Op 18 mei 2009 heeft verweerder aanvullende stukken ingediend.
2.5 Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 28 mei 2009. Deze zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen. Ter zitting is eiser niet in persoon verschenen; eisers gemachtigde is wel verschenen. Voor verweerder zijn J. B en P. H verschenen, beiden ambtenaar bij de gemeente Enschede, vergezeld van J. H, procesmanager bij deze gemeente. [Partner eiser] (hierna: [Partner eiser]), de partner en huisgenoot van eiser, is -hoewel daartoe uitgenodigd- niet verschenen ter zitting. Ook anderszins heeft zij zich niet als partij in het geding gevoegd.
3. Overwegingen
3.1 Verweerder heeft aan zijn besluit, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat een gevaar of een ernstig vermoeden van een gevaar bestaat als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wth en dat de omstandigheden van het geval het opleggen van een huisverbod noodzakelijk maken.
3.2 Eiser heeft, samengevat, aangevoerd dat hij geen pleger is van huiselijk geweld, maar juist slachtoffer. Ten onrechte is aan hem in plaats van aan [Partner eiser] een huisverbod opgelegd. De vereiste belangenafweging had ertoe moeten leiden dat werd afgezien van oplegging van een huisverbod aan hem.
3.3 Allereerst dient te worden beoordeeld of eiser nog procesbelang bij deze procedure heeft, nu de periode waarvoor het huisverbod is opgelegd, is verstreken. Ter zitting heeft eiser gesteld een schadevergoedingsactie te willen instellen indien onderhavig beroep gegrond wordt verklaard. Eiser heeft derhalve een rechtens te honoreren belang bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige beroep.
3.4 Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten en omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
3.5 Hieruit volgt dat de burgemeester alleen dan een huisverbod kan opleggen als zich een gevaar of ernstig vermoeden van een gevaar voordoet als hier bedoeld. Als dat het geval is, heeft de burgemeester echter geen verplichting een huisverbod op te leggen. Het gaat om een discretionaire bevoegdheid. Dit heeft gevolgen voor de rechterlijke toetsing van het besluit. Of het gevaar of het ernstig vermoeden daarvan bestaat, toetst de rechter vol. Hij beoordeelt zelf of de relevante feiten en omstandigheden het door de burgemeester aangenomen gevaar of vermoeden van gevaar opleveren. Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid toetst de rechter marginaal. Dat betekent dat het al dan niet gebruik maken van die bevoegdheid door de rechter slechts kan worden aangetast als zou moeten worden geoordeeld dat de burgemeester bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot zijn besluit heeft kunnen komen dan wel anderszins heeft gehandeld in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
3.6 Gelet op artikel 6, derde lid, van de Wth beoordeelt de rechter het bovenstaande niet alleen naar het moment waarop het besluit is genomen, maar gaat hij ook na of zich na het opleggen van het huisverbod feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waardoor (het handhaven van) het huisverbod niet meer rechtmatig was.
3.7 Naar het oordeel van de rechtbank levert de aanwezigheid van eiser in de woning ten tijde van het opleggen van het huisverbod een ernstig en onmiddellijk gevaar op voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen, namelijk [Partner eiser]. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.8 De rechtbank stel voorop dat de Wth ook een ingrijpen mogelijk beoogt te maken in situaties waarbij er wel een acute en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om escalatie te voorkomen, maar waarbij niet op eenvoudige wijze is vast te stellen welke partij het meest in aanmerking komt voor oplegging van het huisverbod.
In die situaties moet, naar het oordeel van de rechtbank, alleen in zeer in het oog springende gevallen worden geoordeeld dat aan de verkeerde persoon een huisverbod is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende reden was om aan eiser een huisverbod op te leggen.
3.9 [Partner eiser] heeft bij de politie verklaard dat zij op 7 maart 2009 ’s nachts door eiser met de dood is bedreigd. Hij had hierbij een mes ter hand genomen. Eén en ander was een uitvloeisel van een eerdere ruzie die dag. [Partner eiser] was toen al weggegaan uit hun woning. Toen zij ’s nachts weer aanbelde, werd eiser agressief. Om een escalatie te voorkomen wilde [Partner eiser] weg. Eiser pakte haar hierop echter vast en voornoemde bedreiging ontstond. In het proces-verbaal van aanhouding geeft een verbalisant aan dat bij haar -toen zij [Partner eiser] in het trapportaal zag- het vermoeden ontstond dat [Partner eiser] behoorlijk bang was. Toen de verbalisanten bij de woning kwamen, konden ze aan eisers houding en stem merken dat hij boos was. De verbalisanten hadden het idee dat eiser zo de controle over zichzelf kon gaan verliezen. Eiser is daarop aangehouden. Verder komt eiser -evenals [Partner eiser]- een groot aantal keren voor in het registratiesysteem van de politie. Dit zijn ook registraties van geweldsincidenten waarbij eiser -ook zeer recent nog- betrokken zou zijn geweest.
3.10 Gegeven het aldus geconstateerde ernstig vermoeden van gevaar was verweerder bevoegd het huisverbod aan eiser op te leggen. Uit het bestreden besluit volgt dat de veiligheid van [Partner eiser] ook zwaar heeft gewogen in de door hem gemaakte belangenafweging. Er zijn geen bijzondere belangen aannemelijk geworden die zich tegen het opleggen van het huisverbod verzetten. Eiser heeft gesteld dat de honden op zijn verzorging waren aangewezen, maar dit enkele feit is onvoldoende om te oordelen dat verweerder ten tijde van het opleggen van het huisverbod niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
3.11 De rechtbank zal vervolgens nagaan of zich na het opleggen van het huisverbod feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waardoor het handhaven van het huisverbod niet meer rechtmatig was. De rechtbank zal beoordelen of op enig moment in de periode van het huisverbod de feiten en omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het gevaar of het vermoeden van gevaar was geweken en een huisverbod niet langer gerechtvaardigd was danwel dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet langer het huisverbod had kunnen handhaven. De rechtbank zal bij deze beoordeling geen feiten en omstandigheden betrekken die zien op een datum gelegen buiten de periode van het huisverbod.
3.12 De rechtbank stelt vast dat zich wat betreft de af te wegen belangen sinds het bestreden besluit nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan. [Partner eiser] heeft tijdens het huisverbod meerdere keren via sms en msn contact gezocht met eiser. Op 9 maart 2009 heeft [Partner eiser] eiser via sms gevraagd weer naar huis te komen omdat de hulpverlening hem daar zou willen spreken. Daar aangekomen werd eiser echter door de politie aangehouden wegens overtreding van het huisverbod. Toen eiser de agenten de sms’jes liet zien, werd [Partner eiser] op haar beurt juist aangehouden wegens uitlokking van overtreding van het huisverbod. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op dat moment bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid het huisverbod niet langer had kunnen handhaven.
Nu op dat moment duidelijk werd dat [Partner eiser] het huisverbod gebruikte als wapen in de onderlinge strijd diende het belang van eiser om terug te keren naar de woning zwaarder te wegen dan het belang van [Partner eiser] bij het in stand houden van het huisverbod.
De rechtbank heeft bij deze belangenafweging enerzijds in aanmerking genomen dat het ernstig vermoeden van gevaar op dat moment niet meer groot was en dat het anderzijds voor [Partner eiser] mogelijk was zich, na haar vrijlating, te beschermen tegen gevaar dat van eiser uitging door zelf niet terug te keren in de woning.
3.13 Gelet hierop heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen het huisverbod vanaf 9 maart 2009 te blijven handhaven. Het beroep is derhalve in zoverre gegrond en het bestreden besluit kan wat deze periode betreft dan ook niet in rechte in stand worden gelaten.
3.14 Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand (te berekenen naar 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van een zitting, bij een zaak met gemiddelde zwaarte).
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op de periode 7 maart 2009, 11.00 uur, tot 9 maart 2009 ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op de periode vanaf 9 maart 2009 tot 17 maart 2009, 11.00 uur gegrond en vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 644,00 door de gemeente Enschede te betalen aan de griffier;
- verstaat dat de gemeente Enschede aan eiser het griffierecht ad € 150,00 vergoedt.
Aldus gedaan door mr. dr. E. Venekatte als voorzitter, en mrs. M.H.H.A. Moes en C. Verdoold als leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Rhebergen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2009
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Afschrift verzonden op