ECLI:NL:RBALM:2009:BJ0029

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08 / 1206 GEMWT N1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van last onder dwangsom voor bouw van bijgebouw zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 24 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N.M. Don, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo. Eiser had een last onder dwangsom opgelegd gekregen om de bouw van een bijgebouw (tuinhuis) per direct te staken, omdat hij zonder bouwvergunning had gebouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de last onder dwangsom in strijd was met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen begunstigingstermijn was gegeven. De rechtbank overwoog dat een begunstigingstermijn verplicht is wanneer de last onder dwangsom strekt tot het voorkomen van verdere overtredingen. Eiser had aangevoerd dat de dwangsom van € 25.000,-- onevenredig hoog was, maar de rechtbank oordeelde dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding moest staan tot de zwaarte van het geschonden belang. De rechtbank herroept het primaire besluit van 7 december 2007 en handhaaft de last onder dwangsom voor het gestaakt houden van de bouwwerkzaamheden, met een wijziging van de aan deze last verbonden dwangsom naar € 25.000,--. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 644,-- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 145,-- diende door de gemeente Hengelo aan eiser te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 08 / 1206 GEMWT N1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
[naam],
wonende te [plaatsnaam], eiser,
gemachtigde: mr. N.M. Don, advocaat te Amsterdam,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 30 september 2008 (verzonden 3 oktober 2008).
2. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2007 heeft verweerder eiser gelast de bouw van een bijgebouw op het perceel [straatnaam en huisnummer] te [plaatsnaam] per direct te staken en gestaakt te houden. Daarbij is bepaald dat als eiser geen gehoor geeft aan deze lastgeving, hij een eenmalige dwangsom van € 25.000,-- verbeurt.
Op 14 december 2007 heeft verweerder een tweede besluit genomen, omdat naar zijn mening de bouw nog niet was gestaakt. In dit besluit heeft hij eiser opnieuw gelast de bouwwerkzaamheden per direct te staken en gestaakt te houden, nu op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-- ineens.
Op 7 januari 2008 heeft eiser tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze bewaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser op 13 november 2008 beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 12 juni 2009, waar eiser is verschenen bij zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door H.E.M Wolsink en B.J.A. Leferink, beiden ambtenaar van de gemeente Hengelo.
3. Overwegingen
Eiser keert zich tegen het besluit waarbij de eerder aan hem opgelegde lasten onder dwangsom in stand zijn gebleven. Aan dit besluit heeft verweerder, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat eiser zonder bouwvergunning heeft gebouwd en dat verweerder daarom bevoegd was handhavend op te treden. In dat kader was het mogelijk een last onder dwangsom op te leggen naast een bouwstop. De daarbij bepaalde dwangsom is niet buitenproportioneel.
Eiser heeft hier, samengevat, tegen aangevoerd dat ten onrechte bij de last onder dwangsom geen begunstigingstermijn is gegeven. Verder is de dwangsom volgens eiser te hoog.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is, en de rechtbank kan ermee instemmen, dat voor het bijgebouw een bouwvergunning is vereist volgens artikel 40 van de Woningwet. Omdat eiser zonder bouwvergunning bouwde, was verweerder bevoegd handhavend op te treden tegen deze werkzaamheden.
Eiser heeft aangevoerd dat eiser ten onrechte geen begunstigingstermijn is gegeven.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 5:32, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de beschikking tot het opleggen van een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, een termijn wordt gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. Een begunstigingstermijn is volgens vast jurisprudentie niet nodig als de last onder dwangsom strekt tot het voorkomen van een herhaling van een overtreding, behoudens bijzondere omstandigheden.
Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder, anders dan eerder gesuggereerd, aan eiser enkel een last onder dwangsom heeft opgelegd en niet ook een bouwstop. Een bouwstop is een vorm van bestuursdwang waarbij bouwwerkzaamheden, meestal met onmiddellijke ingang, worden stilgelegd. Dit betekent dat ten tijde van de oplegging van de eerste last onder dwangsom op 7 december 2007 de bouwwerkzaamheden nog gaande waren.
Eiser heeft aangevoerd dat de werkzaamheden op 14 december 2007 zijn gestaakt. Uit het dossier blijkt niets wat deze stelling tegenspreekt.
Dit betekent dat de last onder dwangsom niet zag op het voorkomen van herhaling van een overtreding, maar strekte tot het voorkomen van verdere overtreding. In dat geval is het stellen van een begunstigingstermijn verplicht. Dat is niet anders doordat het in dit geval slechts gaat om het nalaten van handelingen. Ook in dat geval zal de overtreder een termijn moeten worden gegeven de nodige maatregelen te nemen ter beëindiging van de overtreding.
Het besluit van 7 december 2007 bevat geen begunstigingstermijn, zodat het in strijd met artikel 5:32 van de Awb is genomen. Het had in bezwaar niet in stand mogen worden gelaten.
Het besluit van 14 december 2007 is, met name ook wat de hoogte van de dwangsom betreft, gebaseerd op de niet-nakoming van de last onder dwangsom van 7 december 2007.
Daarom is het besluit van 14 december 2007 eveneens genomen in strijd met artikel 5:32 van de Awb. Daarnaast is het in strijd met de onderzoeksplicht van artikel 3:2 van de Awb tot stand gekomen. Ook dit besluit had daarom in bezwaar niet in stand mogen worden gelaten. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Over de vraag of een definitief einde kan worden gemaakt aan dit geschil overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder kan bij een nieuwe beslissing op bezwaar niet alsnog een begunstigingstermijn stellen voor het verleden. Daarnaast zijn de bouwwerkzaamheden inmiddels gestaakt. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien en het besluit van 7 december 2007 herroepen.
Ter zitting is komen vast te staan dat eiser nog steeds niet beschikt over een bouwvergunning voor het bijgebouw. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld niet af te willen zien van handhaving. De rechtbank ziet hierin aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 14 december 2007 gewijzigd te handhaven. De last onder dwangsom kan in stand blijven voor zover wordt gelast de werkzaamheden gestaakt te houden. De daaraan verbonden dwangsom zal worden gesteld op € 25.000,-- conform het besluit van 7 december 2007.
De rechtbank verwerpt het betoog van eiser dat deze dwangsom onevenredig hoog is.
Het opleggen van een last onder dwangsom heeft als doel de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende regels. Het bedrag van de dwangsom(men) moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de werking van de oplegging van de sanctie. De hoogte van het bedrag kan worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels.
De financiële omstandigheden van de overtreder spelen hierbij in beginsel geen rol.
Evenmin hoeft de last te worden gerelateerd aan de kosten van het ongedaan maken van de strijdige situatie. In hetgeen namens eiser is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het bedrag van de verbeurde dwangsom van € 25.000,-- ineens niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
Gelet op de uit te spreken vernietiging zal de rechtbank aan eiser een proceskostenvergoeding toekennen en bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht terugbetaalt. De vergoeding voor proceskosten wordt berekend naar één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het bijwonen van de zitting, bij een zaak van gemiddelde zwaarte.
Wellicht ten overvloede wijst de rechtbank verweerder op artikel 8:80 van de Awb.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 7 december 2007;
- herroept de in het primaire besluit van 14 december 2007 gelegen last, met dien verstande dat de last gehandhaafd blijft voor het gestaakt houden van de bouwwerkzaamheden na het beëindigen van deze werkzaamheden op 14 december 2007, wijzigt de aan deze last verbonden dwangsom in € 25.000,--;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 644,--, door de gemeente Hengelo te betalen aan eiser;
- verstaat dat de gemeente Hengelo aan eiser het griffierecht ad € 145,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gedaan door mr. M.E. van Wees, rechter, en door deze en mr. S. Reesink, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Buiten staat te tekenen
Uitgesproken in het openbaar op 24 JUNI 2009
Afschrift verzonden op 24 juni 2009
AB