ECLI:NL:RBALM:2009:BI2774

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08.710009-09
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging en aanranding

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 28 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in de nacht van 4 op 5 januari 2009 schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van twee agenten, poging tot zware mishandeling van een derde agent en aanranding van een verkoopster in een boekwinkel. De verdachte heeft de agenten met een bijl en een mes bedreigd en heeft geprobeerd een agent te schoppen en met een midwinterhoorn te slaan. Daarnaast heeft hij een aantal verboden wapens in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, wat betekent dat hij niet strafbaar kan worden gesteld voor de gepleegde feiten. In plaats van een straf heeft de rechtbank de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd. De civiele vorderingen van de agenten zijn toegewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat de midwinterhoorn verbeurd wordt verklaard en dat de overige verboden wapens aan het verkeer worden onttrokken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is voor de feiten die hem zijn ten laste gelegd, maar heeft hem wel schuldig verklaard voor de feiten die hij heeft gepleegd, met uitzondering van enkele feiten waarvoor hij is vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de ernst van de psychiatrische problematiek van de verdachte en de noodzaak van behandeling in een beveiligde omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710009-09
datum vonnis: 28 april 2009
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[VERDACHTE],
geboren op [GEBOORTEDATUM] 1953 in [GEBOORTEPLAATS],
wonende in [WOONPLAATS],
nu verblijvende in Hoogeveen, P.I. Noord, De Grittenborgh.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. van der Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.D. Onland, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd om twee agenten te doden dan wel heeft geprobeerd om die twee agenten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die twee agenten heeft bedreigd.
Feit 2: twee agenten heeft bedreigd.
Feit 3: heeft geprobeerd een agent zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die agent heeft bedreigd.
Feit 4: een aantal wapens, te weten een bijl, zwaarden, meerdere messen, een kris, een soort priem en een midwinterhoorn heeft gedragen.
Feit 5: twee vlindermessen voorhanden heeft gehad.
Feit 6: een balletjespistool voorhanden heeft gehad.
Feit 7: een verkoopster in een boekwinkel heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een bijl en/of een mes, in elk geval met een of meer scherpe en/of zware en/of
snijdende voorwerp(en) in zijn hand(en) naar en/of in de richting van die
[SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] is gerend of gegaan en/of die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] is achterna gerend of gegaan en/of daarmee (vervolgens) een/of meer zwaaiende en/of slaande en/of stekende beweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009,in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bijl en/of een mes, in elk geval met een of meer scherpe en/of zware en/of snijdende voorwerp(en) in zijn hand(en) naar
en/of in de richting van die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] is gerend of gegaan en/of die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] is achterna gerend of gegaan en/of daarmee vervolgens een/of meer zwaaiende en/of slaande en/of stekende beweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevond(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo, [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen in gevaar werd gebracht en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een bijl en/of mes, in elk geval een of meer
scherpe en/of zware en/of snijdende voorwerp(en) in zijn hand(en) genomen en/of is hij daarmee naar en/of in de richting van die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] gerend of gegaan en/of is die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] achterna gerend of gegaan en/of heeft hij daarmee vervolgens een/of meer zwaaiende en/of slaande en/of stekende beweging(en) gemaakt naar en/of in de richting van die [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevonden;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo, [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Jullie moeten van mij afblijven anders ga ik jullie steken, ik heb binnen allerlei messen liggen" en/of "Ik rijg jullie aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [SLACHTOFFER 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht heeft geschopt naar en/of in de richting van het
gezicht en/althans het hoofd van die [SLACHTOFFER 3] en/of met dat opzet met een
midwinterhoorn, althans met een lang en/of hard en/of zwaar voorwerp heeft
geslagen naar en/of in de richting van die [SLACHTOFFER 3], terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo, [SLACHTOFFER 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk met een
midwinterhoorn, althans met een lang en/of hard en/of zwaar voorwerp geslagen
naar en/of in de richting van die [SLACHTOFFER 3] en/of heeft verdachte daarbij
en/of daaraan voorafgaand opzettelijk voornoemde [SLACHTOFFER 3] dreigend de
woorden toegevoegd: "Als je dichterbij komt dan steek ik je verrot", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo een bijl en/of vier, althans meerdere, zwaarden, en/of acht, althans meerdere, (dolk)messen, en/of een zogenaamde midwinterhoorn en/of een zogenaamde kris, en/of een op een priem gelijkend voorwerp en/of zakmesjes zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
5.
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo, een of meer wapens van categorie I, onder 1, te weten twee vlindermessen, voor handen heeft gehad;
6.
hij in of omstreeks de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009, in de gemeente Almelo, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjes pistool, zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Beretta, model 92 FS, voorhanden heeft gehad;
7.
hij op of omstreeks 16 februari 2009, in de gemeente Almelo, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [SLACHTOFFER 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het slaan van zijn armen om het middel en/of de armen van die [SLACHTOFFER 4] en daarmee het vasthouden van die [SLACHTOFFER 4] onder haar borsten, en/of het stevig tegen zich aanduwen van die [SLACHTOFFER 4] en/of het brengen van zijn gezicht naar het gezicht van die [SLACHTOFFER 4], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [SLACHTOFFER 4] plotseling stevig vast heeft gepakt en/of vast heeft
gehouden en/of naar zich toe heeft getrokken;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 5, feit 6 en feit 7 zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat hij voor de duur van één jaar geplaatst zal worden in een psychiatrisch ziekenhuis; van feit 4 vordert de officier van justitie vrijspraak. Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten [SLACHTOFFER 2] en [SLACHTOFFER 1], met oplegging daarbij van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarnaast vordert de officier dat de inbeslaggenomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer met uitzondering van de midwinterhoorn, die verbeurd moet worden verklaard.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen , .
Feit 1
Verdachte is in de nacht van 4 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo in de richting van [SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2] gegaan met een bijl en een mes in zijn handen. Vervolgens is hij deze personen met die bijl en dat mes achterna gegaan en heeft hij daarmee zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van die twee personen toen hij vlak bij hen in de buurt was.
Feit 2
Verdachte heeft in de nacht van 4 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo [SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2] bedreigd door “jullie moeten van mij afblijven anders ga ik jullie steken, ik heb binnen allerlei messen liggen” en “ik rijg jullie aan het mes” tegen hen te zeggen.
Feit 3
In de nacht van 4 op 5 januari 2009 heeft verdachte in de gemeente Almelo geprobeerd [SLACHTOFFER 3] ernstig te verwonden door met een midwinterhoorn naar hem te slaan.
Feit 4
Verdachte heeft in de nacht van 4 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo een bijl, vier zwaarden, acht dolken, een kris, een priem, een midwinterhoorn en zakmesjes in zijn woning aanwezig gehad.
Feit 5
Verdachte heeft in de nacht van 4 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo twee vlindermessen voorhanden gehad.
Feit 6
Verdachte heeft in de nacht van 4 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo een balletjespistool voorhanden gehad.
Feit 7
Verdachte is op 16 februari 2009 in de boekhandel [BOEKHANDEL] te Almelo. Hier heeft hij de verkoopster, mevrouw [SLACHTOFFER 4], om haar middel vast gegrepen en vast gehouden, haar naar zich toegetrokken en zijn gezicht naar haar gezicht gebracht.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1 Feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte zowel van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag als van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling dient te worden vrijgesproken, nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een begin van uitvoering.
5.2.2 Feit 3
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van de primaire variant vrijgesproken dient te worden nu er geen sprake is van een begin van uitvoering. De subsidiair ten laste gelegde variant kan wel bewezen worden verklaard.
De verdediging is het ten aanzien van de bewezenverklaring eens met de officier van justitie. Indien de rechtbank toch van oordeel is dat de primaire variant bewezen kan worden verklaard, stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte de agent niet heeft geschopt of getrapt.
De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wilde dat de agenten hem zouden aanhouden. Op een gegeven moment ligt hij in de slaapkamer op de grond. Verdachte hoorde dat de agenten tegen hem zeggen dat hij de bijl weg moest gooien. Deze gooit hij vervolgens achter zich neer. Op het moment dat de agenten wederom probeerden verdachte aan te houden, probeerde hij hen met de midwinterhoorn te slaan.
[SLACHTOFFER 3] heeft onder andere verklaard dat hij op een gegeven moment samen met [SLACHTOFFER 2] geprobeerd heeft verdachte bij zijn wapens weg te krijgen om hem vervolgens aan te kunnen houden. Op het moment dat zij verdachte bij de broekspijpen vast hadden, maakte verdachte wilde en krachtige trappende bewegingen in de richting van het hoofd van [SLACHTOFFER 3]. Bij een tweede poging waarbij [SLACHTOFFER 3] en [SLACHTOFFER 2] verdachte wederom bij de broekspijpen vastpakten, zagen zij plotseling dat verdachte met beide handen een midwinterhoorn vasthield en hen daarmee probeerde te slaan.
Gelet op voornoemde vaststellingen is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het slaan met de midwinterhoorn in de richting van [SLACHTOFFER 3] naar zijn uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, zodat sprake is van een begin van uitvoering.
Gelet op voornoemde vaststellingen komt de verklaring van verdachte in grote lijn overeen met de aangifte van [SLACHTOFFER 3], alsmede met het gedetailleerde proces-verbaal van bevindingen van [SLACHTOFFER 3], [VERBALISANT] en [SLACHTOFFER 2]. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gang van zaken, zoals door aangever is geschetst, zodat de rechtbank op grond van vorenstaande concludeert dat verdachte heeft geprobeerd [SLACHTOFFER 3] tegen zijn hoofd te schoppen en met de midwinterhoorn te slaan
Vervolgens overweegt de rechtbank dat er bij verdachte sprake is van voorwaardelijk opzet om [SLACHTOFFER 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, waarbij het, omdat verdachte die [SLACHTOFFER 3] niet daadwerkelijk geraakt heeft, bij een poging is gebleven. Door bewust met kracht in de richting van het hoofd van iemand te schoppen en door bewust met een midwinterhoorn in de richting van iemand te slaan, loopt men de aanmerkelijke kans dat die persoon op een dusdanige plek en wijze geraakt wordt, dat die persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans welbewust aanvaard.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
5.2.3 Feit 4
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van het dragen van wapens in de zin van art. 1 sub 10 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). Het dragen in de zin van dit artikel wordt gedefinieerd als het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen, anders dan voor vervoer in de zin van de WWM. Hoewel verdachte een bijl en een midwinterhoorn bij zich heeft gehad om daadwerkelijk als wapen in te zetten, heeft hij zich met deze wapens niet op de openbare weg of een voor het publiek toegankelijke plaats bij zich gehad, zodat hij deze wapens niet gedragen heeft. De tenlastegelegde zwaarden, (dolk)messen, kris, priem en zakmesjes bevonden zich in verdachtes woning, zodat ook ten aanzien van deze wapens geen sprake is van dragen in de zin van de WWM. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
5.2.4 Feit 7
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er sprake is van ontuchtige handelingen. Gelet op de context waarin het zich heeft voorgedaan, zijn de door verdachte verrichte handelingen van seksuele aard. De verklaring van verdachte dat hij gevallen zou zijn en daarom die vrouw vastgegrepen heeft, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte viel en daarom die vrouw vastgreep. Verdachte had hier geen seksuele bedoelingen bij en heeft dan ook geen seksuele handelingen verricht in de zin van art. 246 Sr. De verdediging pleit dan ook voor vrijspraak nu er onvoldoende overtuigend bewijs is.
De overwegingen van de rechtbank
Mevrouw [SLACHTOFFER 4], werkzaam als verkoopster in boekwinkel [BOEKHANDEL], heeft in haar aangifte onder andere verklaard dat verdachte op 16 februari 2009 haar naar boeken van Ollie B. Bommel vroeg. Op het moment dat zij verdachte voor gaat om deze boeken aan te wijzen, loopt hij zeer dicht achter haar, zodat hij bijna over haar voeten struikelt. Verdachte verontschuldigt zich hiervoor. In de hoek bij de boeken, waar verdachte voor mevrouw [SLACHTOFFER 4] gaat staan zodat zij niet weg kan, slaat verdachte plotseling zijn armen om haar middel en armen. Verdachte heeft daarbij zijn armen onder haar borsten en over haar armen. Zij voelt dat verdachte haar naar zich toetrekt en stevig tegen zich aandrukt en tegen haar “kom eens hier” zegt. Zij voelt dat verdachte zijn gezicht naar het hare bracht en zij ruikt een sterke alcohollucht bij verdachte. Hierop wendt zij haar gezicht af, waarop verdachte tegen haar zegt “je ruikt niet zo lekker uit je mond, maar dat geeft niet hoor”. Zij heeft daarop tegen verdachte “doe maar niet” gezegd en heeft zich los weten te draaien uit de greep van verdachte. Doordat de man haar vastpakt, haar stevig naar zich toetrekt, haar stevig tegen zich aandrukt en zijn gezicht naar haar gezicht toebrengt, heeft zij het gevoel gekregen dat verdachte intiem contact met haar wilde, hetgeen zij niet wilde.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 16 februari 2009 bij boekhandel [BOEKHANDEL] is geweest om boeken van Ollie B. Bommel te bestellen. In de winkel heeft hij de verkoopster gevraagd naar deze boeken. De verkoopster gaat hem voor naar de hoek van de winkel waar deze boeken liggen. Verdachte zegt dat hij te dicht achter haar heeft gelopen en met zijn voet tegen haar voet heeft aangetikt. Daarvoor heeft hij “sorry” tegen haar gezegd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij viel doordat hij zo dicht op de verkoopster liep en dat hij haar daarom plotseling vastgreep. Hij zegt dat het wel zo gegaan zou kunnen zijn, zoals mevrouw [SLACHTOFFER 4] verklaard heeft, maar dat hij het niet meer weet. Hij heeft het in ieder geval niet zo beleefd, zoals zij in haar aangifte verklaard heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte in grote lijnen overeenkomt met de aangifte van mevrouw [SLACHTOFFER 4]. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gang van zaken, zoals door aangeefster is geschetst, zodat de rechtbank op grond van vorenstaande concludeert dat verdachte de handelingen zoals tenlastegelegd heeft gepleegd. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of voornoemde handelingen als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daarover het navolgende.
Onder ontuchtige handelingen dienen te worden verstaan handelingen van seksuele aard in strijd met de in onze samenleving heersende sociaal-ethische opvattingen. Als het gaat om seksueel getinte gedragingen van volwassenen, zoals hier het geval was, zal de beschermingsgedachte die aan de strafbaarstelling van de zedendelicten ten grondslag ligt, moeten worden afgezet tegen de individuele seksuele autonomie. De gedragingen van de ander waarvan men niet gediend is, zullen dan, mits zij een seksuele lading hebben, als ontucht hebben te gelden. De verklaring die aangeefster over het handelen van verdachte heeft afgelegd doet blijken dat zij van verdachtes fysieke seksuele toenadering niet gediend was. Vast staat ook dat verdachte aangeefster heeft vastgegrepen. Door bij dat vastgrijpen, het naar zich toetrekken, tegen zich aanduwen van het slachtoffer en het brengen van zijn gezicht naar het gezicht van het slachtoffer evenwel een opmerking te maken in de trant van “je ruikt niet zo lekker uit je mond, maar dat geeft niet hoor” en gelet op de context van de gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat die handelingen een seksuele lading kregen en kunnen deze worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen in de zin van art. 246 Sr.
5.3 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en subsidiair en sub 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 meer subsidiair, sub 2, sub 3 primair, sub 5, sub 6 en sub 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo,
[SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een bijl en een mes in zijn handen genomen en is hij daarmee in de richting van die [SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2] gegaan en is die [SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2] achterna gegaan en heeft hij daarmee vervolgens zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van die [SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2] die zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van hem verdachte bevonden;
2.
hij in de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo,
[SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [SLACHTOFFER 1] en/of [SLACHTOFFER 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Jullie moeten van mij afblijven anders ga ik jullie steken, ik heb binnen allerlei messen liggen" en "Ik rijg jullie aan het mes";
3.
hij in de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [SLACHTOFFER 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met kracht heeft geschopt in de richting van het hoofd van die [SLACHTOFFER 3] en met dat opzet met een midwinterhoorn heeft geslagen in de richting van die [SLACHTOFFER 3], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo, wapens van categorie I, onder 1, te weten twee vlindermessen, voorhanden heeft gehad;
6.
hij in de nacht van 4 januari 2009 op 5 januari 2009 in de gemeente Almelo,
een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjes pistool, zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Beretta, model
92 FS, voorhanden heeft gehad;
7.
hij op 16 februari 2009 in de gemeente Almelo, door geweld of een andere feitelijkheid [SLACHTOFFER 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het slaan van zijn armen om het middel en daarmee het vasthouden van die [SLACHTOFFER 4] onder haar borsten, en het stevig tegen zich aanduwen van die [SLACHTOFFER 4] en het brengen van zijn gezicht naar het gezicht van die [SLACHTOFFER 4], en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hierin dat verdachte die [SLACHTOFFER 4] plotseling stevig vast heeft gepakt en vast heeft gehouden en naar zich toe heeft getrokken;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 meer subsidiair, sub 2, sub 3 primair, sub 5, sub 6 en sub 7 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 246, 285 en 302 Sr, alsmede bij artikel 55 van de WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1meer subsidiair en feit 2
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3 primair
het misdrijf: Poging tot zware mishandeling;
Feit 5 en feit 6
telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Feit 7
Het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de Pro Justitia rapportage, d.d. 9 april 2009, opgemaakt door E. de Vrij, klinisch psycholoog en op de Pro Justitia rapportage, d.d. 15 april 2009, opgemaakt door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater.
De gezamenlijke conclusie van De Vrij en Gerritsen luidt zakelijk weergegeven dat verdachte lijdt aan ziekelijke stoornis in de zin van een bipolaire stemmingsstoornis, huidige episode manisch, met als differentiaal diagnose een kortdurende psychotische stoornis. Daarnaast heeft verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid in combinatie met een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur met manipulatieve en antisociale trekken. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van onderhavige feiten. De tenlastegelegde feiten kunnen vanwege deze stoornissen niet aan betrokkene worden toegerekend, zodat betrokkene ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De rechtbank merkt in dit verband op dat beide rapportages alleen betrekking hebben op de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 3. Zij is echter van oordeel dat de conclusies uit beide rapportages, gelet op het betrekkelijk korte tijdsverloop tussen de feiten 1, 2 en 3 enerzijds en feit 7 anderzijds, ook betrekking hebben op het tenlastegelegde feit 7.
De rechtbank is op grond van de inhoud van voormelde Pro Justitia rapportages en van hetgeen ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte is gebleken, van oordeel dat verdachte ter zake de bewezen verklaarde feiten 1 meer subsidiair, 2, 3 primair alsmede voor feit 7 niet strafbaar is, omdat deze feiten hem wegens zijn geestestoestand ten tijde van het plegen van de delicten, niet kunnen worden toegerekend. Verdachte dient aldus te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van de feiten 1 meer subsidiair,2, 3 primair en 7.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Gelet op de omtrent verdachte opgemaakte multidisciplinaire rapportage is er sprake van een toenemende mate van ontspoord gedrag in de agressieve sfeer. Gevoelens van onmacht worden door verdachte omgezet in krachtige uitspraken en dreigementen. Daarbij neemt verdachte een externaliserende houding aan; anderen dienen er maar rekening mee te houden dat hij is zoals hij is. Uitgaande van dezelfde leefomstandigheden is de naar verwachting aanhoudende hoge draaglast in relatie tot zijn geringe stressbestendigheid en draagkracht een risicofactor. Uit het onderzoek ter terechtzitting en uit voormelde multidisciplinaire rapportages is gebleken dat verdachtes beperkte intellectuele vaardigheden, zijn verhoogde angstniveau en paranoïdie die daarbij kan optreden en de gebrekkige impulscontrole, de kans op impulsief, ontremd en onvoorspelbaar (acting-out)gedrag en daarmee de kans op herhaling van agressie naar derden verhogen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank acht, zoals in de multidisciplinaire rapportage geadviseerd wordt en zoals de officier van justitie en de verdediging ter terechtzitting hebben aangevoerd, een klinische behandeling in een hoog beveiligd kader geïndiceerd.
Gelet op de ernst van de psychiatrische problematiek, de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte en de verhoogde kans op recidive, zoals een en ander hiervoor overwogen is, acht de rechtbank de maatregel tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat, in verband met de persoon van de dader zoals hiervoor is overwogen, met het opleggen van een straf voor de bewezenverklaarde feiten onder 5 en 6 geen van de doelen van het strafrecht wordt gediend. Zij zal om die reden verdachte voor de bewezenverklaarde feiten onder 5 en 6 schuldig verklaren zonder hem een straf of maatregel op te leggen.
8.2 Het beslag
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp onder nummer 2 van de beslaglijst vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het feit onder 1 meer subsidiair is begaan.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp onder nummer 12 van de beslaglijst vatbaar is voor verbeurdverklaring aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit onder 3 primair is begaan. Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 5 en 6 van de beslaglijst zijn de feiten onder 5 en 6 begaan.
De overige voorwerpen zijn op grond van artikel 36d Sr. vatbaar voor ontrekking aan het verkeer.
9. De schade van benadeelden
[SLACHTOFFER 1], domicilie kiezende te [PLAATS], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert ten aanzien van de schadeveroorzakende feiten 1 en 2 veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 500,- (vijfhonderd euro). Deze schade bestaat uit de volgende post:
- een immateriële schadevergoeding ad € 500,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[SLACHTOFFER 2], domicilie kiezende te ]PLAATS], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert ten aanzien van de schadeveroorzakende feiten 1 en 2 veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 500,- (vijfhonderd euro). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- een immateriële schadevergoeding ad € 500,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard of dienen te worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat indien de rechtbank verdachte ontoerekeningsvatbaar verklaart, hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, waardoor sprake is van een schulduitsluitingsgrond. Volgens de verdediging is er geen sprake van schuld ten aanzien van feit 1, waardoor er ook geen sprake kan zijn van aansprakelijkheid voor een schadeveroorzakend feit.
De rechtbank is van oordeel van dat verdachte, anders dan door de verdediging is betoogd, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door hem toegebrachte schade, gelet op het bepaalde in art. 6:162 in verband met art. 6:165 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal de benadeelde partijen dan ook in hun vorderingen ontvankelijk verklaren en zal de vorderingen, die niet zijn betwist geheel toewijzen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt of zullen maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De door de officier van justitie gevorderde schadevergoedingsmaatregel zal niet door de rechtbank worden opgelegd, nu de bewoordingen van art. 36f lid 1 Sr niet toelaten dat deze maatregel wordt opgelegd in het geval dat verdachte van alle rechtsvervolging is ontslagen.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en op de artikelen 9a, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 37, 39, 57 en 91 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 1 primair en subsidiair en het sub 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 meer subsidiair, sub 2, sub 3 primair, sub 5, sub 6 en sub 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 meer subsidiair, sub 2, sub 3 primair,
sub 5, sub 6 en sub 7 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1meer subsidiair en feit 2
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
Feit 5 en feit 6
telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Feit 7
Het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 7 bewezenverklaarde en ontslaat verdachte op die onderdelen van alle rechtsvervolging;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 5 en 6 bewezenverklaarde;
Maatregel
- gelast ten aanzien van de feiten 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 7 dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar;
Rechterlijk pardon ten zien van de feiten 5 en 6
- bepaalt ten aanzien van de feiten 5 en 6 dat aan verdachte voor deze feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [SLACHTOFFER 1] van een bedrag van € 500,- (vijhonderd euro);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [SLACHTOFFER 2] van een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een midwinterhoorn, nummer 12 op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1 tot en met 11 en 13.
Aldus gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 april 2009.