ECLI:NL:RBALM:2009:BI2164

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
770478-08
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bestuurder na dodelijke aanrijding door vermeend negeren van rood verkeerslicht

Op 24 april 2009 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bestuurder die ervan werd verdacht door rood licht te zijn gereden, wat leidde tot een dodelijke aanrijding op 21 januari 2008 in Wierden. De verdachte werd beschuldigd van onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, omdat hij met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur het verkeerslicht negeerde dat op rood stond. De officier van justitie stelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gereden, gebaseerd op zijn eigen verklaring en technische analyses van de verkeerssituatie.

Tijdens de rechtszitting werd echter duidelijk dat er getuigen waren die verklaarden dat het verkeerslicht voor de verdachte op groen stond op het moment dat hij de kruising naderde. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de technische rapportages zorgvuldig gewogen. De verdediging voerde aan dat de verdachte mogelijk door oranje licht was gereden, wat zou kunnen zijn veroorzaakt door een lantaarn die oranje licht uitstraalde.

Na het horen van de getuigen en het bestuderen van het bewijs, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om vast te stellen dat de verdachte door rood licht was gereden. Hierdoor viel de grondslag voor de beschuldiging van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag weg. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, waarmee de zaak werd afgesloten zonder veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/770478-08
datum vonnis: 24 april 2009.
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres]
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. M.S. de Waard, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er primair, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
21 januari 2008 in de gemeente Wierden erg onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door met zijn auto niet te stoppen voor een rood verkeerslicht en daardoor een aanrijding heeft veroorzaakt met een andere auto. Door deze aanrijding is de bestuurder van die andere auto overleden.
Subsidiair bestaat de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, uit dat verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht door een rood stoplicht te negeren en op de kruising tegen een auto aan te rijden.
Meer subsidiair wordt verdachte verweten dat hij door rood licht is gereden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 januari 2008, in de gemeente Wierden,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nijverdalsestraat, en bij
nadering van de kruising en/of splitsing van die weg en de voor het openbaar
verkeer openstaande weg(en), de Vossenbosweg en de Nottermorsweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend te rijden,
immers heeft hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig, bij het
naderen van een drie kleurig verkeerlicht, welke voor het verkeer in zijn
richting rood licht uitstraalde, gereden met een snelheid van ongeveer 80
kilometer per uur zonder (tijdig) zijn snelheid te minderen, althans heeft
hij, verdachte, zodanig met dat hem bestuurde motorrijtuig gereden dat hij,
verdachte, zijn motorrijtuig niet (tijdig) tot stilstand kon brengen voor
genoemde kruising en/of splitsing,
(vervolgens) is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig,
genoemde kruising en/of splitsing opgereden en tegen een op die kruising
en/of splitsing rijdende personenauto aangereden en/of gebotst waardoor een
ander (slachtoffer) werd gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 21 januari 2008, in de gemeente Wierden,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de
weg, de Nijverdalsestraat, en bij nadering van de kruising en/of splitsing
van die weg en de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de
Vossenbosweg en de Nottermorsweg,
met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, bij het naderen van een
drie kleurig verkeerlicht, welke voor het verkeer in zijn richting rood licht
uitstraalde, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur
zonder zijn snelheid te minderen, althans heeft hij, verdachte, zodanig met
dat door hem bestuurde motorrijtuig gereden dat hij, verdachte, zijn
motorrijtuig niet tot stilstand kon brengen voor genoemde kruising en/of
splitsing,
(vervolgens) is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig,
genoemde kruising en/of splitsing opgereden en tegen een op die kruising en/of
splitsing rijdende personenauto aangereden en/of gebotst;
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 21 januari 2008, in de gemeente Wierden,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Nijverdalsestraat, geen gevolg heeft gegeven aan
een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor
een voor zijn rijrichting bestemd driekleuring verkeerslicht dat rood licht
uitstraalde;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van oordeel dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Het betoog van de officier van justitie komt er in de kern op neer dat verdachte het kruisingsvlak van genoemde wegen is opgereden op het moment dat het verkeerslicht voor hem op rood stond. Daardoor heeft verdachte aanmerkelijk en onoplettend gereden.
De officier van justitie baseert zijn conclusie zowel op verdachtes bij de politie afgelegde verklaring waarin hij ondermeer zegt door oranje te zijn gereden, als op het door [verbalisant 1] opgemaakte proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse en het door [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal onderzoek Verkeersregelinstallatie. In die processen-verbaal is bij het vaststellen van de afzonderlijke conclusies, telkens uitgegaan van de verklaring van verdachte dat hij aanvankelijk groen licht heeft gezien en dat groene licht op een bepaald moment heeft zien verspringen naar oranje licht. Uit deze analyse blijkt dat de verkeersregelinstallatie voorzien is van een zogenoemde veiligheidslus die er voor zorgt dat het verkeerslicht op de Nijverdalsestraat pas op oranje springt als een auto rijdend met de maximaal toegestane snelheid tenminste op 113 meterafstand van het verkeerslicht is. In de visie van de officier van justitie moet verdachte, ervan uitgaande dat hij het verkeerslicht op oranje heeft zien springen, bij normale oplettendheid voldoende tijd hebben gehad om zijn auto tijdig tot stilstand te brengen. Hij heeft dat niet gedaan en is dientengevolge noodzakelijkerwijs door het rode licht gereden.
De verdediging is van mening dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken nu op basis van de in deze zaak afgelegde getuigenverklaringen en het uitgevoerde technisch onderzoek geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat verdachte, op het moment dat hij het kruisingsvlak opreed, groen licht had. Verdachtes eigen verklaring dat hij dacht door oranje te zijn gereden kan, naar het oordeel van de verdediging, worden verklaard door de aanwezigheid van een bovenop de verkeerslichten geplaatste lantaarnpaal waarvan de lamp op het moment van de aanrijding oranje licht uitstraalde. De raadsman verwijst in dat verband naar een door [verbalisant 3] in zijn proces-verbaal op blz. 25 en 26, onder de rubriek “verklaring van verdachte”geplaatste opmerking.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van het primair, subsidiair of meer subsidiair tenlastegelegde kan alleen volgen indien in voldoende mate vast staat dat verdachte het bewuste kruisingsvlak is opgereden terwijl het verkeerslicht voor hem op rood stond. In verband hiermee is een aantal getuigen gehoord en heeft een technisch onderzoek plaatsgevonden. Voor wat betreft de getuigenverklaringen zijn, ter beantwoording van de vraag welke kleur het verkeerslicht had op het moment dat verdachte de kruising opreed, alleen de verklaringen van de [getuige 1 en getuige 2] van belang. Zowel [getuige 1 als getuige 2], die beiden op een afstand van 25 a 30 meter getuige zijn geweest van de aanrijding, heeft verklaard dat, op het moment dat de personenauto uit de richting Wierden de kruising naderde, het verkeerslicht voor het verkeer van Nijverdal naar Wierden, op groen stond en dat er op datzelfde moment een personenauto vanuit een zijweg van links richting de kruising reed. De [getuige 1] heeft bovendien verklaard dat, op het moment van de aanrijding, het verkeerslicht voor het verkeer komende uit de richting Nijverdal en gaande in de richting Wierden, nog steeds op groen stond.
Bij het technisch onderzoek en de naar aanleiding daarvan opgenomen conclusies, is als uitgangspunt verdachtes bij de politie afgelegde verklaring genomen, te weten dat hij, toen hij bij het garagebedrijf reed, zag dat het licht op groen stond en dat, toen hij verder richting de kruising reed, zag dat het licht op oranje sprong.
Ter terechtzitting zegt verdachte zich niet te kunnen herinneren dat hij het licht van groen op oranje heeft zien springen. Wel zegt hij nog te weten enkele keren te hebben geroepen dat hij door oranje was gereden. Wat hij daarover bij de politie heeft verklaard herinnert hij zich naar zijn zeggen ook niet meer.
De technische rapportage houdt voorts de mogelijkheid open dat de bestuurder van de Mazda (het dodelijke slachtoffer) door rood is gereden.
Gelet op het vorenstaande en op hetgeen verder uit de technische rapportage is gebleken omtrent de werking van de verkeerslichten en de situatie ter plaatse, acht de rechtbank het niet uitgesloten dat verdachte met zijn voertuig, op het moment dat de Mazda vóór de kruising gedetecteerd werd, de detectielus van de comfortzone ( 113 meter voor de stopstreep) reeds was gepasseerd en dat de Mazda, op het moment dat verdachte het conflictpunt bereikte, geen groen licht heeft gehad. De waarnemingen van [de getuige 1 en de getuige 2] wijzen in die richting.
Het door verdachte waargenomen oranje licht kan mogelijk worden verklaard door de aanwezigheid van de direct boven de verkeerslichten aangebrachte lantaarns die ten tijde van de aanrijding oranje licht uitstraalden.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende concludeert de rechtbank dat niet op basis van wettig en overtuigend bewijs als vaststaand kan worden aangenomen dat verdachte ter plaatse door rood is gereden, waarmee de grondslag voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag komt te vervallen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
6. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. M. Melaard, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 24 april 2009.