RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/710894-08
STRAFVONNIS
Uitspraak: 31 maart 2009
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [GEBOORTEPLAATS] op [1987],
wonende te [WOONPLAATS],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle.
terechtstaande terzake dat:
zij op of omstreeks 17 december 2008,
te Daarlerveen in de gemeente Hellendoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon genaamd [SLACHTOFFER] van het leven te beroven, met dat opzet die
persoon (met) een mes, althans een scherp voorwerp, in de rug en/of tussen de
schouderbladen heeft gestoken of heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op of omstreeks 17 december 2008,
te Daarlerveen in de gemeente Hellendoorn,
aan een persoon, genaamd [SLACHTOFFER], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een doorboorde long en/of een beschadigde longslagader, in elk geval
enig zwaar lichamelijk letsel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met)
een mes, althans een scherp voorwerp, in de rug en/of tussen de
schouderbladen te steken of te duwen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op of omstreeks 17 december 2008 te Daarlerveen, gemeente Hellendoorn, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [SLACHTOFFER], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een mes, althans dergelijk scherp e/of puntig voorwerp in de rug,
althans het lichaam van die [SLACHTOFFER] heeft gestoken en/of geduwd en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 december 2008 te Daarlerveen in de gemeente Hellendoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon genaamd [SLACHTOFFER] van het leven te beroven, met dat opzet die
persoon met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft primair het misdrijf:
"Poging tot doodslag",
strafbaar gesteld bij artikel 287 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht;
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert hij onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes.
De strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft kort gezegd betoogd dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond en beroept zich derhalve op noodweer. Daartoe heeft de raadsman ondermeer aangevoerd dat verdachte die avond door het slachtoffer aan de haren werd gepakt en dat haar een mes op de keel werd gezet en dat zij zich in een dusdanige positie bevond dat zij niet weg kon komen. Gelet op de relatie tussen het slachtoffer, [SLACHTOFFER], en verdachte, die wordt gekenmerkt door ruzies, agressie en mishandeling van verdachte, is de raadsman van oordeel dat verdachte zich verdedigd heeft tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Subsidiair betoogt de raadsman dat sprake is van noodweerexces. Hij voert daartoe aan dat indien de noodweersituatie al was beëindigd, het handelen van verdachte moet worden gezien als het gevolg van een hevige gemoedsbeweging.
Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de stukken en hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, die hieruit bestond dat [SLACHTOFFER] verdachte bij haar haar vastpakte, haar tegen het aanrecht in de keuken aandrukte en een mes op haar keel zette. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte tengevolge van deze wederrechtelijke aanranding bang was en in paniek is geraakt, mede gelet op de eerdere ruzies tussen haar en [SLACHTOFFER], het mes heeft gepakt waarmee zij kort daarvoor bedreigd werd en die [SLACHTOFFER] inmiddels weer op het aanrecht had gelegd en vanuit deze situatie die [SLACHTOFFER] in de rug heeft gestoken.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte, door aldus te handelen, de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Zij acht het steken met een mes op vitale delen van het lichaam niet proportioneel. Deze handelingen van verdachte hadden een voor het slachtoffer fatale afloop kunnen hebben. De rechtbank neemt echter aan dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding van verdachte door het slachtoffer is veroorzaakt. Weliswaar was, op het moment dat verdachte het slachtoffer met het mes in de rug stak, de noodweersituatie beëindigd en bestond derhalve de noodzaak tot verdediging niet meer, maar niettemin is deze gedraging van verdachte het onmiddellijk gevolg geweest van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding en daarmee van doorslaggevende aard geweest voor het handelen van verdachte. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank sprake van noodweerexces op grond waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen pizzames vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is met behulp waarvan het feit is begaan en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is de wet of het algemeen belang.
De na te melden maatregel is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte daarvoor niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen pizzames.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van heden (31 maart 2009), welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Aldus gewezen door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Vogel en mr. Lunenborg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 maart 2009.