zaaknummer / rolnummer: 100104 KG ZA 2009-51 (HA)
Vonnis in kort geding van 26 februari 2009
[naam], wonende te [plaats], ,
hierna: de man,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J.G.M. Stassen,
[naam], wonende te [plaats],
hierna: de vrouw,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. R. Kaya.
De procedure
De man heeft De vrouw in kort geding gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft op
12 februari 2009 plaatsgevonden. De man werd bijgestaan door mr. Stassen. De vrouw is verschenen, bijgestaan door mr. Kaya. De vrouw heeft een reconventionele vordering ingesteld. De standpunten zijn toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting het door De vrouw gelegde beslag op het banktegoed van De man opgeheven. Ten aanzien van het overige geschilpunten is vonnis bepaald op heden.
De feiten
Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.
a) Partijen zijn zowel zakelijk als privé gewezen partners. Aan beide relaties is in 2005 een einde gekomen.
b) Op 26 november 2008 [zaaknummer] is door deze rechtbank een eindvonnis gewezen, uitvoerbaar bij voorraad, waarbij de tussen partijen bestaande gemeenschap is verdeeld en de verrekening is vastgesteld.
c) In genoemd vonnis is onder meer bepaald dat de man aan de vrouw wegens overbedeling binnen één maand na datum van de beschikking een bedrag dient te betalen van EURO.
d) Voorts is in genoemd vonnis bepaald dat aan de man wordt toebedeeld de onroerende zaken aan het [straat] en aan de [straat] en aan de vrouw de onroerende zaak aan de [straat].
e) Op 27 december 2008 heeft de man een bedrag van € 100.000,= aan de vrouw voldaan.
f) De vrouw heeft executoriaal beslag doen leggen op het woonhuis van de man aan de [straat], de inboedel in die woning, een auto van het merk en type Toyota Land Cruiser, een motor van het merk Honda en op de bankrekening van De man bij de AMB AMRO.
g) De executoriale verkoop staat gepland op 13 maart 2009.
Het geschil, in conventie en in reconventie
De man vordert -samengevat- opheffing van het door de vrouw gelegde executoriaal gelegde beslag en te bepalen dat het de vrouw niet is toegestaan beslag te leggen op de roerende zaken van De man of derdenbeslag op de bankrekening van de man, tot 30 dagen nadat in de procedure tussen partijen met [zaaknummer]onherroepelijk is beslist, alles onder verbeurte van een dwangsom. Ten slotte vordert de man te bepalen dat indien de vrouw de gevorderde dwangsom niet voldoet, na daartoe te zijn aangemaand, het in deze te wijzen vonnis uitvoerbaar zal zijn bij lijfsdwang.
De man stelt daartoe dat het aan de vrouw zelf te wijten is dat hij het aan de vrouw verschuldigde bedrag thans nog niet volledig heeft voldaan. Voorts stelt hij dat de vrouw veronderstelt een aanvullende vordering op hem te hebben maar dat dit slechts is gebaseerd op de veronderstelling van de vrouw dat het aan haar toebedeelde pand aan de [straat] vrij van huur aan haar zou worden geleverd, en voorts dat dit na de vonnisdatum door de vrouw ingenomen standpunt ter beoordeling is aan het Gerechtshof Arnhem in het inmiddels door hem ingestelde hoger beroep. Volgens de man ontbreekt iedere rechtsgrond tot het leggen van het executoriaal beslag.
De vrouw heeft verweer gevoerd. Zij betwist dat het beslag zonder enige rechtsgrond is gelegd. Zij vreest dat de man tijd rekt om tot betaling over te gaan en dat van haar niet kan worden verwacht dat zij een woning aan de [straat] in verhuurde staat accepteert terwijl door de rechtbank in het verdelingsvonnis van 26 november 2008 rekening is gehouden met een waarde van het pand vrij van huur. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. In reconventie vordert de vrouw, kort gezegd, nakoming door de man van het vonnis van 26 november 2008, waarbij het pand aan de [straat] vrij van huur aan De vrouw dient te worden geleverd ofwel dat door de man aan de vrouw een vergoeding wordt betaald van € 18.000,= zulks op straffe van een dwangsom.
De beoordeling
in conventie en in reconventie
Volgens art. 705 lid 2 Rv. dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert -met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure- aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De kort geding rechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. In dit verband verdient opmerking dat een executoriaal beslag het gevolg kan zijn van het verkrijgen van een toewijzend vonnis. Wanneer de veroordeelde daaraan niet voldoet, kan de eiser een gerechtsdeurwaarder inschakelen om over te gaan tot beslag. De deurwaarder kan maatregelen nemen om diegene te dwingen uitvoering te geven aan dat vonnis.
Uit de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat de vrouw van oordeel is dat de aan haar bij vonnis van 26 november 2008 toebedeelde woning aan de [straat] vrij van huur door de man aan haar dient te worden geleverd en dat het vonnis naar haar mening ook die uitleg bevat. De grondslag voor de executiemaatregel baseert De vrouw dan ook op benadeling door De man van het haar toekomende deel uit de gemeenschap, en dat als gevolg daarvan door de man schade wordt toegebracht aan haar. De vrouw stelt die schade op ongeveer € 18.000,=.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan uit hetgeen over en weer is verklaard en uit de door de man overgelegde producties, in het bijzonder uit de e-mailberichten met de notaris, dat de man uitvoering heeft willen geven aan zijn uit het vonnis voortvloeiende verplichtingen jegens de vrouw. De vrouw heeft dat echter gefrustreerd, zodat naar het oordeel van de voorzieningenrechter de vrouw daarmee in schuldeisersverzuim is komen te verkeren zolang die frustratie voortduurt.
Krachtens de wet, zie de artikelen 6:58 jo 61 en 62, kan de man gedurende het schuldeisersverzuim van de vrouw niet in verzuim geraken en is de vrouw niet bevoegd maatregelen tot executie te nemen. Het executoriale beslag zijdens de vrouw is derhalve in strijd met de wet en dus onrechtmatig. Het executoriale beslag wordt daarom opgeheven.
Gegeven de omstandigheid dat door het schuldeisersverzuim van de vrouw de in het vonnis van 26 november 2008 bepaalde termijn van één maand inmiddels is verstreken, dient de man naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de vrouw alsnog in de gelegenheid te worden gesteld tot nakoming van zijn betalingsverplichtingen aan de vrouw. Bij wijze van voorlopige voorziening zal de voorzieningenrechter in aanvulling op onderdeel I. van het dictum van het vonnis van deze rechtbank van 26 november 2008 bepalen dat de in dat vonnis genoemde termijn van “één maand na heden” wordt aangevuld met “een betalingsperiode van drie maanden na datum van betekening van dit kort-geding vonnis”.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de man inmiddels een hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem. In dat verband merkt de voorzieningenrechter ten overvloede op dat het de man vrij staat om gedurende de hem zojuist gegeven termijn van drie maanden een vordering in te stellen als bedoeld in artikel 235 Rv, indien hij het niet eens is met de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring van het rechtbankvonnis van 26 november 2008.
De reconventionele vordering van de vrouw wordt afgewezen. In dit executiegeschil is geen ruimte voor inhoudelijke bezwaren tegen een rechterlijke uitspraak. Evenmin is er in deze procedure gelegenheid om vast te stellen of de man de woning aan de [naam] rechtens al dan niet vrij van huur aan De vrouw dient te leveren of mogelijk kan leveren dan wel dat de vrouw recht heeft op de door haar gestelde schadevergoeding. Een en ander wordt immers door de man betwist en partijen kunnen dat aan de orde stellen in de hoger beroepprocedure.
Al het vorenstaande in aanmerking nemend beslist de voorzieningenrechter als hierna te melden op de vordering van de man in conventie en de reconventionele vordering van de vrouw.
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding de proceskosten te compenseren zoals hierna vermeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding,
1. Heft op het executoriaal beslag dat de vrouw ten laste van de man heeft doen leggen op het woonhuis van de man aan de [straat], de inboedel in die woning, een auto van het merk en type Toyota Land Cruiser met het kenteken [naam], een motor van het merk Honda met kenteken [naam], en heft op -voor zoveel nog nodig- het derdenbeslag onder de ABN AMRO bank NV.
2. Bepaalt in aanvulling op onderdeel I. van het dictum in het vonnis van deze rechtbank van 26 november 2008 dat de man aan de vrouw wegens overbedeling binnen drie maanden na datum van de betekening van dit kort-geding vonnis een bedrag dient te betalen ad EURO (zegge: euro). Bij niet tijdige betaling zal de man wettelijke rente verschuldigd zijn over het te betalen bedrag tot de dag der algehele voldoening.”
4. Wijst de vorderingen van de vrouw af.
In conventie en reconventie
5. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
6. Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt
7. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Winkel en in het openbaar in tegenwoordigheid van H.E. Abbink, griffier, uitgesproken op 26 februari 2009.??