ECLI:NL:RBALM:2009:BH2184

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08.710740-08
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging tot diefstal door verdachte in Enschede

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 6 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 21 oktober 2008 in Enschede meerdere diefstallen heeft gepleegd, waaronder gewelddadige overvallen. De verdachte heeft op één dag drie diefstallen gepleegd, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in zijn zoektocht naar cocaïne, een vrouw in een scootmobiel heeft achtervolgd en haar tas heeft afgenomen, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. Daarnaast heeft hij samen met een ander een overval gepleegd op een snackbar, waarbij hij een mes heeft gebruikt om de medewerkers te bedreigen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot diefstal in een woning, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om te stelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden, rekening houdend met zijn eerdere veroordelingen en verslaving aan cocaïne. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die door zijn daden schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 2.099,53, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710740-08
datum vonnis: 6 februari 2009
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[Verdachte],
geboren op [1978] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Karelskamp in Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 januari 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Dronkers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. A.T. Brouwer, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
Namens het slachtoffer, [slachtoffer 2], was op de zitting een medewerkster van slachtofferhulp aanwezig. Zij heeft namens het slachtoffer een toelichting gegeven op de, door het slachtoffer ingediende, civiele vordering.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander een portemonnee en/of geld uit een auto heeft gestolen;
Feit 2: met geweld een vrouw in een scootmobiel van haar tas met inhoud heeft beroofd waardoor die vrouw letsel heeft opgelopen danwel dat verdachte die vrouw zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
Feit 3: geprobeerd heeft geld en/of goederen uit een woning te stelen;.
Feit 4: samen met een ander met een mes een overval heeft gepleegd op een snackbar danwel een of meerdere personen in die snackbar met een mes heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit een auto)
een portemonnee en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
op de [straatnaam], in elk geval op/aan de openbare weg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met
inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij genoemde [slachtoffer 2] (gezeten op
een scootmobiel) heeft achtervolgd en/of (vervolgens) een garage (waar
genoemde [slachtoffer 2] is ingereden) is binnengedrongen en/of de deur van de
garage heeft dichtgegooid en/of genoemde [slachtoffer 2] van de scootmobiel heeft
afgetrokken en/of afgeduwd en/of de scootmobiel omvergegooid en/of tegen het
lichaam van die [slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt en/of doende is geweest om
in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gebeten en/of de scootmobiel heeft
gepakt en/of opgetild en/of (vervolgens) de scootmobiel tegen/op het lichaam
van die [slachtoffer 2] gegooid, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk
letsel althans enig lichamelijk letsel (gekneusde heupen en/of gekneusde
longen) voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk genoemde persoon
van een scootmobiel af te trekken en/of af te gooien en/of trappen tegen/op
het lichaam van die persoon en/of die scootmobiel vast te pakken en/of tegen
en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] te gooien,
althans een poging daartoe;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen in/uit een woning aan de
[straatnaam] geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, zich heeft begeven naar die woning en/of (vervolgens) de woning
naar binnen is gegaan en/of (aldaar) heeft gezocht naar geld en/of goederen
van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
4.
hij op of omstreeks 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een pand
aan de [straatnaam] en/of [straatnaam] een (deel van
een) kassa inhoudende/en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of een persoon genaamd [slachtoffer 6],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, dat pand naar binnen is gegaan en/of (vervolgens) een mes
althans een scherp voorwerp ter hand heeft genomen en/of dat mes althans
scherp voorwerp getoond aan die perso(o)n(en) en/of met dat mes/voorwerp
gemanipuleerd ten overstaan van die perso(o)n(en) en/of tegen die personen
heeft geschreeuwd/gezegd: "OVERVAL, NIET DICHTERBIJ KOMEN";
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede een of meerdere perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 6] heeft bedreigd
= met enig misdrijf tegen het leven gericht althans
= met zware mishandeling
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes althans een scherp
voorwerp ter hand genomen en/of dat mes/voorwerp getoond aan die
perso(o)n(en) en/of daarmee ten overstaan van die perso(o)n(en) gemanipuleerd.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 primair, 3 en 4 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 2000,- (tweeduizend euro), bij wijze van voorschot, en oplegging daarbij van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr, en met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de inbeslaggenomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Feit 1
Verdachte heeft op 21 oktober 2008 in Enschede uit een auto geld gestolen toebehorende aan [slachtoffer 1]; hij heeft dit feit alleen gepleegd.
Feit 2
Verdachte heeft op 21 oktober 2008 in Enschede [slachtoffer 2] achtervolgd tot in een parkeergarage en heeft haar daar beroofd van haar tas met inhoud. Daarbij heeft verdachte geweld gebruikt door met kracht aan de tas van [slachtoffer 2] voornoemd, te trekken waardoor zij van de scootmobiel werd afgetrokken. [slachtoffer 2] voornoemd heeft daardoor lichamelijk letsel opgelopen, te weten gekneusde heupen en longen.
Feit 3
Verdachte is op 21 oktober 2008 de woning aan de [woonadres] in [woonplaats] binnengegaan, zonder toestemming van de bewoonster, [slachtoffer 3].
Feit 4
Verdachte heeft op 21 oktober 2008 samen met een ander uit een pand, te weten een cafetaria, aan de [straatnaam] in Enschede een kassa met geld gestolen.
Deze kassa met inhoud behoort toe aan [slachtoffer 5]. Verdachte is deze snackbar binnengegaan en heeft een mes, dat hij bij zich had, gepakt. Dit mes heeft hij aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6], beiden werkzaam in de cafetaria, laten zien, waarbij hij gezegd heeft “overval, niet dichterbij komen”, waarna hij de kassa met geld mee naar buiten heeft genomen.
5.2 Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van mening dat het tenlastegelegde feit, inclusief het tenlaste gelegde geweld met uitzondering van het bijten in het lichaam van [slachtoffer 2], bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie is van mening dat het door verdachte gebezigde geweld zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt bij mevr. [slachtoffer 2], nu zij een aantal dagen in het ziekenhuis opgenomen is geweest met gekneusde heupen en longen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat, op het moment dat verdachte de tas van [slachtoffer 2] gepakt heeft en zij deze niet los wilde laten, er een worsteling tussen hen is ontstaan. Door die worsteling is mevr. [slachtoffer 2] gevallen en viel de scootmobiel op haar. De verdediging betwist dat verdachte [slachtoffer 2] heeft getrapt, de scootmobiel op haar heeft gegooid en geprobeerd heeft haar te bijten. Ook betwist de verdediging dat het door verdachte gebezigde geweld zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt bij [slachtoffer 2]. Volgens de verdediging is er wel sprake van enig lichamelijk letsel.
De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2], gezeten op een scootmobiel, heeft achtervolgd tot in de parkeergarage. Doordat hij aan haar tas begint te trekken en zij deze niet los wil laten, valt zij en valt haar scootmobiel bovenop haar. Verdachte verklaart tevens dat hij haar heeft horen zeggen dat hij het geld wel mocht pakken of dat ze hem wel geld zal geven. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij op de borst van [slachtoffer 2] is gaan staan.
[slachtoffer 2] heeft in haar aangifte bij de politie onder andere verklaard dat verdachte achter haar aan de parkeergarage is ingelopen en de scootmobiel, waar zij nog op zat, heeft omgegooid. Terwijl zij op de grond lag, is verdachte op haar borst gaan staan, waarna hij haar krachtig tegen haar rug en heupen heeft getrapt. Tijdens het trappen heeft [slachtoffer 2] tegen verdachte geschreeuwd en gevraagd of hij geld van haar moest hebben. Vervolgens heeft verdachte haar linkerarm gepakt en zag [slachtoffer 2] dat verdachte haar in haar arm wilde bijten. Door haar arm weg te trekken, wist zij dit te voorkomen. Daarna zag [slachtoffer 2] dat verdachte de scootmobiel optilde en deze op haar gooide. Door dit alles heeft zij hevige pijn in haar rug, schouders en heupen gevoeld.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte in grote lijn overeenkomt met de gedetailleerde aangifte van [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gang van zaken, zoals door aangeefster is geschetst, zodat de rechtbank op grond van vorenstaande concludeert dat verdachte de geweldshandelingen zoals tenlastegelegd heeft gepleegd.
[slachtoffer 2] heeft in haar aangifte bij de politie onder andere verklaard dat zij door de geweldshandelingen van verdachte gekneusde longen en gekneusde heupen heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel geen zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr oplevert. Wel levert dit enig lichamelijk letsel op, zoals door de raadsman betoogd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de diefstal met geweld is gepleegd op de openbare weg, nu het voorval zich heeft afgespeeld in een privé-parkeergarage. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.
5.4. Feit 3
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 3 bewezen kan worden verklaard. Hij voert daartoe aan dat de verklaring van verdachte, dat hij zich in de woning bevond om te schuilen voor mensen die hem achtervolgden, ongeloofwaardig is, gelet op het verloop van die dag en op het feit dat verdachte een op een portefeuille lijkende brillenkoker in zijn handen heeft gehad en daaraan heeft gevoeld De officier van justitie is van mening dat verdachte in die woning aanwezig was om daar iets te stelen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte op de vlucht was voor mensen die nog geld van hem te goed hadden. Hij heeft zich dan ook enkel en alleen in die woning begeven om te schuilen en niet om geld of iets van zijn gading te stelen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte in de woning de bedoeling heeft gehad om geld en/of goederen weg te nemen of daar naar heeft gezocht. De door de officier van justitie daartoe aangevoerde omstandigheden zijn daarvoor onvoldoende.
De rechtbank zal verdachte voor dit feit vrijspreken.
5.5. De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2 primair en sub 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een auto geld toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met
inhoud toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij genoemde [slachtoffer 2] (gezeten op een scootmobiel) heeft achtervolgd en genoemde [slachtoffer 2] van de scootmobiel heeft afgetrokken en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft getrapt en doende is geweest om in het lichaam van die [slachtoffer 2] te bijten en de scootmobiel heeft gepakt en vervolgens de scootmobiel tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gegooid en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (gekneusde heupen en gekneusde longen) voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op 21 oktober 2008
in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een pand
aan de [straatnaam] een kassa inhoudende geld, toebehorende aan
[slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 4] en een persoon genaamd [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij dat pand binnen is gegaan en vervolgens een mes ter hand heeft genomen en dat mes heeft getoond aan die personen en tegen die personen
heeft gezegd: "OVERVAL, NIET DICHTERBIJ KOMEN".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 primair en sub 4 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het sub 1 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 310 Sr, het sub 2 primair en sub 4 primair bewezenverklaarde bij de artikelen 310 en 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal;
feit 2 primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 4 primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich in zijn honger naar cocaïne op één dag schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten, waaronder twee diefstallen met geweld. Verdachte heeft bekend dat hij onderhavige feiten heeft gepleegd om cocaïne te kunnen kopen en dat hij ten tijde van het plegen ook onder invloed van cocaïne was. Allereerst maakt verdachte zich op die bewuste 21 oktober 2008 schuldig aan diefstal van geld uit een portemonnee van een kennis van hem, die verdachte juist altijd heeft proberen te helpen. De rechtbank vindt het dan ook bijzonder schrijnend dat verdachte op een dergelijke wijze misbruikt heeft gemaakt van de goedheid van de medemens. Vervolgens wil verdachte, naar eigen zeggen, een navigatiesysteem uit een auto stelen. Daar ziet hij vanaf op het moment dat hij een vrouw in een scootmobiel ziet rijden, die door verdachte kennelijk wordt aangemerkt als een makkelijk slachtoffer. Verdachte heeft de 61-jarige vrouw achtervolgd een parkeergarage in. Om haar tas te kunnen bemachtigen heeft verdachte buitensporig geweld gebruikt door de scootmobiel, waar de vrouw nog in zat, om te gooien en haar vervolgens te trappen, de scootmobiel tegen haar aan te gooien en door te proberen haar te bijten. Al deze geweldshandelingen hebben gekneusde heupen en gekneusde longen bij het slachtoffer veroorzaakt. Zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] heeft deze brute overval een ingrijpende aantasting van haar persoonlijke levenssfeer met zich mee gebracht, zowel materieel door de ontvreemding van verschillende persoonlijke passen als immaterieel in de vorm van ernstige gevoelens van onveiligheid. Enige tijd later maakt verdachte zich schuldig aan een gewapende overval. Hij heeft, onder bedreiging met een mes, een kassa met inhoud uit een cafetaria gestolen en is er vervolgens met de la met inhoud bij zijn mededader achterop de fiets vandoor gegaan. De rechtbank acht dit zeer lafhartige feiten en rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank bij haar overwegingen allereerst de oriëntatiepunten straftoemeting betrokken voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven voor een diefstal uit een auto (feit 1) als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie weken aan. Ten aanzien van feit 2 primair en feit 4 primair zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld en zal de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen betrekken. In vergelijkbare zaken ten aanzien van feit 2 primair variëren de opgelegde straffen van een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. Terzake feit 4 primair variëren de opgelegde straffen van 21 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot een gevangenisstraf van 30 maanden onvoorwaardelijk.
De rechtbank houdt ten nadele van de verdachte voorts rekening met de omstandigheid dat hij sinds 1999 herhaaldelijk voor ondermeer gekwalificeerde vermogensdelicten is veroordeeld. Ook recent is verdachte veroordeeld. Zo heeft hij een veroordeling van april 2008 voor diefstal met geweld en veroordeling van september 2008 voor een gekwalificeerde diefstal op zijn naam staan. Van die laatste veroordeling loopt verdachte nog in een proeftijd.
Ondanks deze regelmatige veroordelingen in het verleden is verdachte er blijkbaar niet van te weerhouden zijn criminele carrière voort te zetten. Hij geeft daarmee aan zich niets aan te trekken van de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen en geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft de feiten veelal gepleegd om in zijn cocaïnegebruik te kunnen voorzien en hij is er tot op heden niet in geslaagd die levensstijl te veranderen, ondanks meerdere opnames in verslavingsklinieken. Deze opnames zijn door verdachte zelf telkens vroegtijdig afgebroken. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van verdachte dat hij deze levensstijl laat prevaleren boven het leed dat hij door zijn toedoen bij de gedupeerden teweeg heeft gebracht.
Over verdachte is door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, en door de reclassering gerapporteerd. In beide rapportages komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte zwakzinnigheid en antisociale trekken. Ook is hij ernstig verslaafd aan cocaïne. Door zijn beperkte intellectuele vermogens is verdachte niet in staat de consequenties van zijn grensoverschrijdend gedrag in te zien en laat hij zich leiden door zijn impulsen. Verdachte dient als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De kans op recidive is zeer groot. De rechtbank verenigt zich met de deze conclusie en zal hiermee bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening houden.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden. De rechtbank passeert daarmee het voorstel van de verdediging om verdachte een ISD-maatregel op te leggen, nu zij een ISD-maatregel gelet op de ernst van de feiten in dit geval niet passend vindt.
8.2 Het beslag
Door de officier van justitie is ter terechtzitting gevorderd dat de goederen die op de beslaglijst vermeld staan, te weten kolfplaten, handgrepen pistool en een plastic zak met messen en sleutels, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank is van oordeel dat voormelde voorwerpen niet kunnen worden onttrokken aan het verkeer nu deze beslaglijst geen betrekking heeft op deze verdachte.
9. De schade van benadeelden
9.1. De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] (hierna: de benadeelde partij), wonende in [woonplaats] aan [straatnaam], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert terzake feit 2 veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.199,53 (tweeduizend-hondernegen-en-negentig euro en drie-en-vijftig eurocent), (als “voorschot” voor geleden schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
1. immateriële schade € 1.700,-
2. gehandicaptenparkeerkaart, rijbewijs, identiteitsbewijs, leges
en bewijs van goed gedrag € 173,28
3. Menzis zorgpas € 7,50
4. nieuwe sleutels € 13,80
5. telefoonkosten € 20,-
6. briefgeld (2 x 10 en 3 x 20) € 80,-
7. kleingeld € 15,-
8. broek € 34,95
9. stomerij jas € 30,-
10. ziekenhuis daggeldvergoeding € 100,-
11. handtas € 25,-
De benadeelde partij heeft verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte door zijn handelen schade heeft toegebracht aan het slachtoffer en dat hij deze schade ook dient te vergoeden. Volgens de verdediging dient de hoogte van de immateriële schade te worden gematigd, nu het slachtoffer geen blijvend letsel heeft opgelopen. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat ten aanzien van de materiële schade alleen de gestolen pasjes dienen te worden vergoed.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn weliswaar deels betwist, maar de rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en aannemelijk is. De rechtbank zal het gevorderde daarom als voorschot toewijzen tot een bedrag van € 2.099,53 (tweeduizend-negen-en-negentig euro en drie-en-vijftig eurocent), inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de door de benadeelde partij opgevoerde post “ziekenhuis daggeldvergoeding” van € 100,- (honderd euro) niet eenvoudig is vast te stellen . De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2. De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 primair is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust het op de artikelen 10, 27, 36f en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2 primair en sub 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2 primair en sub 4 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: diefstal;
feit 2 primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 4 primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1, sub 2 primair en sub 4 primair bewezenverklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren en 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende in [woonplaats], [straatnaam], van een bedrag van € 2.099,53 (tweeduizend-negen-en-negentig euro en drie-en-vijftig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2008;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.099,53 (tweeduizend-negen-en-negentig euro en drie-en-vijftig eurocent) ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 40 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dat bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. H. Bloebaum en mr. S.M.M. Bordenga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 februari 2009.