ECLI:NL:RBALM:2009:BH0287
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ingezetenschap en kinderbijslag: beoordeling van sociale en economische binding met Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 14 januari 2009 uitspraak gedaan over de vraag of eiseres op de peildatum 1 januari 2008 als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiseres, die Nederlandse is, had een sterke juridische binding met Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat haar sociale en economische binding op de peildatum onvoldoende was. Eiseres had in de jaren voorafgaand aan de peildatum langdurig in het buitenland gewoond en was slechts voor korte periodes teruggekeerd naar Nederland. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de intentie van eiseres om zich definitief in Nederland te vestigen, haar maatschappelijke leven op de peildatum nog niet in Nederland was gevestigd.
De rechtbank behandelde het procesverloop waarin eiseres bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden had geoordeeld dat eiseres per 1 januari 2008 niet als verzekerde ingevolge de AKW kon worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn voor de beoordeling van ingezetenschap en dat de sociale binding met Nederland onvoldoende was, ondanks het feit dat haar kinderen naar school gingen in Nederland.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Sociale Verzekeringsbank, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven. Eiseres werd in het gelijk gesteld wat betreft de onzorgvuldigheid van de besluitvorming, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot een andere uitkomst. De rechtbank veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres, die op € 651,30 werden vastgesteld, en bepaalde dat het griffierecht van € 39,-- door de Sociale Verzekeringsbank aan eiseres moest worden vergoed.