ECLI:NL:RBALM:2008:BH6626

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
97298 FT RK 852/08
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Blankestijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing faillissementsverzoek wegens gebrek aan goede trouw van de verzoeker

Op 19 december 2008 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak van M, die een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling had ingediend. M, geboren op 14 januari 1978 en woonachtig in Oldenzaal, had eerder een drukkerij geëxploiteerd, maar deze was in juli 2008 beëindigd. M had een aanzienlijke schuldenlast van € 550.278,25, waarvan het merendeel aan Xerox Financial Services BV. De rechtbank oordeelde dat M niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek, omdat hij zijn schulden niet had betaald en er aanwijzingen waren dat hij zijn activa had ondergebracht in een nieuwe BV, waarvan zijn partner en accountant aandeelhouders waren. Dit wekte de indruk dat hij zijn grootste schuldeiser, Xerox, opzettelijk had benadeeld.

De rechtbank merkte op dat M had geprobeerd zijn onderneming zo goed mogelijk te liquideren, maar dat er geen redelijke prijs was bedongen voor de overname van het klantenbestand. De rechtbank was van mening dat M niet het onderste uit de kan had gehaald bij de verkoop van zijn activa, vooral gezien de betrokkenheid van zijn partner en accountant bij de nieuwe BV. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden, en wees het verzoek tot schuldsanering af.

De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw in faillissementsprocedures en de noodzaak voor schuldenaren om transparant te zijn over hun financiële situatie en de afwikkeling van hun schulden. M had het recht om binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
Zaaknummer: 97298 FT RK 852/08
Verklaring: OLZ 0210800321
Datum uitspraak: 19 december 2008 (mbh)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
M,
geboren op 14 januari 1978,
wonende te 7577 KE Oldenzaal, Sicilialaan 17.
verzoeker, verder ook M te noemen.
Het procesverloop
Op 2 oktober 2008 is door Xerox Financial Services BV het faillissement van M aangevraagd. De behandeling van dit verzoekschrift is geschorst doordat M op 9 oktober 2008 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend.
Dit verzoek is behandeld op 4 en op 25 november 2008. Van die behandelingen is proces-verbaal opgemaakt. M heeft zijn verzoek aangevuld met de benodigde verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet met bijlagen en heeft op verzoek van de rechtbank op 11 november 2008 en op 3 december 2008 een aantal stukken overgelegd.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling:
Uit de verklaring van M en de door hem overgelegde stukken is – zakelijk weergegeven – het volgende gebleken:
1. M heeft onder de naam M Drukwerkverzorging een drukkerij uitgeoefend vanaf oktober 1997 tot juli 2008. De onderneming is op 22 oktober 2008 uitgeschreven uit de kamer van koophandel.
2. De onderneming werd gedreven in een door M van zijn ouders gehuurd pand aan de -- te --, tegen een huurprijs van € 12.300,00 exclusief BTW per jaar. Deze huurovereenkomst is beëindigd.
3. M werkt thans in loondienst bij Copyallright BV (voorheen genaamd Santa Gertrudis Meat BV), van welke BV de heer X (met 60 aandelen), mevrouw Y (met 62 aandelen) en de heer Z (met 60 aandelen) sinds 5 augustus 2008 aandeelhouder zijn, waarbij de heer X als bestuurder is ingeschreven. Y is de levenspartner van M en Z is de accountant van M. De onderneming wordt gedreven vanuit het huurpand als genoemd onder 2.
4. M heeft een schuldenlast opgegeven van € 550.278,25. Daarvan ziet een bedrag van
€ 484.166,74 op de totale schuld aan Xerox, een bedrag van € 45.000,00 op een schuld aan - M, vader van verzoeker, wegens een lening en een bedrag van
€ 8.850,00 heeft betrekking op een (restant)schuld aan de vader wegens achterstallige huurpenningen.
5. M heeft zijn onderneming moeten staken nadat Xerox op 24 juli 2008 de geleasde kopieermachines heeft teruggenomen. M heeft vervolgens de activa van de onderneming op 8 augustus 2008 voor een bedrag van € 21.912,00 exclusief BTW verkocht aan Santa Gertrudis Meat BV, evenals de Audi A4 Avant voor een bedrag van € 6.050,00 en de telefoonlijnen, internet en handelsnaam voor een bedrag van € 1.000,00 exclusief BTW. De koopprijs is voldaan. De twee werknemers van M zijn overgenomen door Santa Gertrudis Meat BV. Voor goodwill en/of overname van het klantenbestand is door de BV niets betaald.
6. De koopprijs van bovengenoemde goederen is gebaseerd op een taxatierapport van Lubbes Taxaties, waarin de goederen zijn getaxeerd op liquidatiewaarde. De betaalde prijs is de liquidatiewaarde vermeerderd met 10%.
7. In juli 2008 heeft M een bedrag van € 35.000,00 overgemaakt aan accountant Z, volgens hem met de bedoeling nog tot onderhandeling met Xerox te komen. Omdat dit niet mogelijk bleek zijn op 31 juli 2008 van dit bedrag een aantal schuldeisers voldaan, waaronder voornamelijk de adviserende advocaat mr. Stekelenburg, accountant Z en adviseur C. Het restant van € 5.700,00 is door de accountant aan M teruggestort.
8. In augustus 2008 heeft M in totaal € 26.000,00 betaald op de huurschuld aan zijn vader, die volgens opgave van M € 34.850,00 exclusief BTW beliep, maar die blijkens de jaarstukken 2007 op dat moment € 11.975,00 bedroeg. Uit de door M op 3 december 2008 overgelegde stukken blijkt dat dit laatste bedrag tot stand is gekomen door op de destijds bestaande huurschuld van € 26.000,00 een bedrag van € 15.000,00 in mindering te brengen wegens een door de verhuurder bedongen pandrecht op een aan M toebehorende machine (Docucolor 2), die destijds een waarde van € 15.000,00 vertegenwoordigde maar die in het taxatierapport van Lubbers Taxaties op een bedrag van € 900,00 is getaxeerd.
De –zakelijk weergegeven- toelichting van M:
De drukkerij liep goed tot 2004. Toen is bedrijfsmatig een verkeerde beslissing genomen. Er is toen, mede op advies van Xerox, een grotere machine geleased die bij nader inzien te duur bleek te zijn. Er ontstonden betalingsachterstanden die niet meer konden worden ingelopen. Er is zoveel mogelijk geprobeerd bij te blijven met de betalingen en er is al heel veel geld aan Xerox betaald. De schuldenlast is geheel zakelijk, er zijn geen schulden in de privésfeer. Er is geprobeerd de onderneming zo goed mogelijk te liquideren, daarom is de activa ook getaxeerd en is een prijs bedongen van taxatiewaarde plus 10%. Voor goodwill c.q. klantenbestand is niets betaald, er zijn wel besprekingen over geweest maar er is niets uitgekomen. Inmiddels is een grote klant, Cannondale, weggevallen. M werkt nu in loondienst bij Copyallright BV. Hij verricht werkzaamheden in de drukkerij en heeft de dagelijkse leiding. Hij staat onder toezicht van de heer van der Heijden.
De overwegingen van de rechtbank
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is tijdig en voorzien van de vereiste bijlagen ingediend.
Uit de overgelegde stukken en de verklaring van M blijkt dat hij verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank acht het, gelet op hetgeen door M ter zitting en door middel van de overgelegde stukken naar voren is gebracht, voldoende aannemelijk dat M ten aanzien van het ontstaan van zijn schuldenlast te goeder trouw is geweest.
Met betrekking tot de goede trouw ten aanzien van het onbetaald laten van de schulden overweegt de rechtbank het volgende.
Uit hetgeen hiervoor, zoals onder 1 tot en met 8 is opgenomen, is gebleken, is bij de rechtbank de indruk ontstaan dat toen in juli 2008 duidelijk werd dat er van Xerox geen medewerking te verwachten viel, door M is getracht zijn onderneming op zo’n wijze onder te brengen c.q. voort te zetten, waarbij Xerox, zijnde de grootste schuldeiser, iedere mogelijkheid tot verhaal zou worden ontnomen. Deze indruk heeft M niet weg kunnen nemen.
De rechtbank wijst er in dit verband op dat de schuldeisers die hun rekeningen in juli/augustus 2008 (wat betreft de verhuurder: grotendeels) betaald hebben gekregen, te weten de advocaat, de accountant, de adviseur en de verhuurder/vader, alle betrokken zijn geweest bij de afwikkeling van de onderneming van M en het onderbrengen van de activa en de activiteiten in de nieuwe BV, terwijl Xerox bij die afwikkeling geen betaling meer heeft ontvangen.
Door M is aangevoerd dat er is geprobeerd alles zo netjes mogelijk op te lossen en dat er een redelijke prijs is betaald voor de activa, te weten de getaxeerde liquidatiewaarde vermeerderd met 10%.
De rechtbank merkt daarover op dat de conclusie, dat er een redelijke prijs is betaald, wat al te kort door de bocht is. Kennelijk doelt M op de in een faillissement of schuldsaneringsregeling gehanteerde richtlijnen bij verkoop van activa. In een faillissement of wettelijke schuldsaneringsregeling is het echter vaste praktijk dat zowel de onderhandse verkoopwaarde als de liquidatiewaarde worden getaxeerd, dat er door curator/bewindvoerder moet worden getracht een zo hoog mogelijke prijs te krijgen, waarbij de liquidatiewaarde vermeerderd met 10% als uiterste ondergrens heeft te gelden. Daarbij merkt de rechtbank op, dat indien blijkt dat een onderneming wordt overgenomen door familie c.q. bekenden van de gefailleerde, hetgeen in casu het geval is nu zowel de partner van M als zijn accountant beiden aandeelhouder van de BV zijn, er in het algemeen genomen niet snel genoegen wordt genomen met die uiterste ondergrens.
De rechtbank is er daarom niet van overtuigd dat M bij het te gelde maken van zijn onderneming het onderste uit de kan heeft gehaald, te meer nu er evenmin een bedrag is bedongen voor de overname van het klantenbestand. M heeft nog wel verklaard dat een grote opdrachtgever zich inmiddels heeft teruggetrokken, maar het komt de rechtbank niet aannemelijk voor dat dit klantenbestand ten tijde van de overname geen waarde zou hebben vertegenwoordigd, nu de drie aandeelhouders van de BV, waaronder de accountant, kennelijk wel brood hebben gezien in het feitelijk voortzetten van de onderneming van M, waarbij door hen met dat doel ook geld is gestoken in de aankoop van de BV.
De rechtbank acht het op grond van al het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, niet voldoende aannemelijk dat M ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest, zodat het verzoek op grond van artikel 288 lid 1 onder b Fw. moet worden afgewezen.
Omstandigheden op grond waarvan de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Fw. kan worden toegepast zijn gesteld noch gebleken.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. Blankestijn, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 19 december 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem. Wanneer de schuldenaar tevens een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord heeft ingediend, wordt dit verzoek eveneens aan het Gerechtshof voorgelegd (art. 292 lid 3 en 361 Fw.).