Op 28 oktober 2005 heeft de gemachtigde van eiseres een bezwaarschrift ingediend tegen de brief van de algemeen directeur van Top Craft van 29 september 2005. Daarin is aangevoerd dat eiseres zich niet kan verenigen met de ontheffing uit haar functie Hoofd Sociale Zaken met ingang van 24 mei 2005 en de onmogelijkheid van herplaatsing in een andere passende functie binnen de organisatie vanwege een vertrouwensbreuk met de ondernemingsraad en het managementteam.
Verweerder heeft bij brief van 1 mei 2006 aan eiseres een aantal voorstellen gedaan om te komen tot een compromis waarmee het dienstverband van eiseres eindigt, waaronder outplacement, inplacement en plaatsing in een passende functie bij Soweco te Almelo respectievelijk bij SWB te Hengelo.
Nadat het overleg tussen partijen dat gedurende de daarop volgende maanden van 2006 heeft plaatsgevonden over een oplossing van het gerezen arbeidsconflict niet tot resultaat had geleid, heeft verweerder bij besluit van 18 december 2006 aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt haar disciplinair ontslag te verlenen met toepassing van artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling WOT (hierna te noemen: WOT). Daarbij is overwogen dat eiseres niet heeft gehandeld zoals van een goed functionerende ambtenaar van WOT mag worden verwacht door elke mogelijkheid tot redelijk overleg over een oplossing van het arbeidsconflict te blokkeren en daardoor feitelijk werk te weigeren. Eisers is daarbij in de gelegenheid gesteld verweer te voeren tegen dit voorgenomen ontslag.
Bij schrijven van 8 januari 2007 heeft mr. Van Wessum het verweer van eiseres tegen het voorgenomen ontslag ingediend.
Bij besluit van 25 januari 2007 heeft verweerder overeenkomstig zijn voornemen besloten eiseres disciplinair ontslag te verlenen op grond van artikel 8:13 van de WOT.
Bij schrijven van 8 maart 2007 heeft mr. Van Wessum namens eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Zij heeft de gronden van het bezwaar ingediend bij schrijven van 12 april 2007.
Eiseres is op 19 juli 2007 over haar bezwaar gehoord door de Commissie voor bezwaarschriften personeel NOT-gemeenten (hierna te noemen: bezwarencommissie).
Deze commissie heeft op 29 juli 2007 aan verweerder geadviseerd om het bezwaarschrift van eiseres gegrond te verklaren en een nieuw besluit te nemen met inachtneming van het advies.
Bij het bestreden besluit van 21 augustus 2007 heeft verweerder in afwijking van het advies van de bezwarencommissie het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Namens eiseres heeft mr. A.E.M. van Wessum, voornoemd, bij schrijven van 2 oktober 2007 tegen dit besluit beroep ingesteld. Zij heeft de gronden van het beroep ingediend bij schrijven van 30 oktober 2007.
Verweerders gemachtigde heeft op 4 december 2007 een verweerschrift ingediend.
Op 31 januari 2008 heeft de rechtbank een inlichtingencomparitie gehouden om nadere informatie te verkrijgen over de vraag of het bestreden besluit van 17 augustus 2007 bevoegd is genomen.
Op 18 februari 2008 heeft verweerder het besluit van 21 augustus 2007 ingetrokken en een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van eiseres tegen de ontheffing uit haar functie wederom ongegrond is verklaard, teneinde daarmee het ten aanzien van eerstgenoemd besluit geconstateerde bevoegdheidsgebrek te herstellen. Het besluit van 18 februari 2008 is bij schrijven van 22 februari 2008 aan eiseres bekend gemaakt.
De rechtbank heeft het lopende beroep met toepassing van artikel 6:19 van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen het nieuwe besluit van 18 februari 2008.
De gemachtigde van eiseres heeft bij schrijven van 11 maart 2008 aanvullende beroepsgronden ingediend naar aanleiding van het nieuwe besluit op bezwaar.
Verweerders gemachtigde heeft vervolgens op 14 april 2008 een aanvullend verweerschrift ingediend.