RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 94635 / KG ZA 08-151
datum vonnis: 25 juni 2008 (af)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
Eiser,
wonende te Delden,
eiser,
verder te noemen eiser,
procureur: mr. R.F.A. Rorink,
Stichting
Stichting Twickel,
gevestigd te Delden,
gedaagde,
verder te noemen Stichting Twickel,
advocaat: mr. D.M.H.M. van Dijk.
Eiser heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 18 juni 2008. Ter zitting zijn verschenen: De heer [naam] vergezeld door mr. Rorink en mr. Van Dijk voor Stichting Twickel. De standpunten zijn toegelicht.
Na afloop van de zitting is op verzoek van partijen niet meteen uitspraak bepaald. Dit om partijen in de gelegenheid te stellen een vergelijk te beproeven. Vervolgens hebben partijen middels de brief/fax van mr. Rorink van 19 juni alsnog vonnis gevraagd. De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.
1. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling van het geschil van het volgende uit:
- Bij vonnis van deze rechtbank, sector Kanton, van 11 december 2007 is tussen partijen geoordeeld dat de huurovereenkomst van partijen met betrekking tot het pand Hengelosestraat 8 te Delden is ontbonden. Om die reden is – voor zover thans relevant – eiser in dat vonnis tevens veroordeeld het gehuurde te ontruimen en ontruimd te houden. Deze veroordeling tot ontruiming is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Eiser exploiteerde in het door hem gehuurde, Hotel Restaurant “Het Witte Paard”. Eiser heeft hoger beroep aangetekend van dat vonnis. Dit hoger beroep dient nog steeds en is niet ingetrokken;
- Tegen de ontruiming is eiser tevergeefs in kort geding opgekomen, want diens vorderingen zijn afgewezen bij vonnis van de voorzieningenrechter van 4 februari 2008. Het door eiser tegen dat vonnis ingestelde (spoed) hoger beroep is wel ingetrokken, en wel om reden dat de ontruiming op 8 april 2008 een feit was geworden, en eiser daarom geen dan wel onvoldoende belang meer had bij handhaving van dat hoger beroep naast het bestaande hoger beroep van de in de bodemzaak gewezen beslissing;
- Door eiser en Stichting Twickel in de persoon van haar rentmeester de heer [naam] is op 8 april 2008 – en kennelijk vlak voor de ontruiming mondeling alsnog overeenstemming bereikt over het door Stichting Twickel overnemen van een aantal (al dan niet onroerend geworden) zaken alsmede een vergoeding voor gedane werkzaamheden (waaronder de badkamer, het dak van de carport, het schilderwerk, houtwerk, vloerreparaties, tuinrenovatie, investeringen in de keuken en de bijkeuken, waaronder de oven met afzuiging, koeling bar, alsmede investeringen in en rond het zwembad enz.) Overeengekomen is voorts dat Stichting Twickel daarvoor aan Eiser betaalt het bedrag van € 80.500,-. Partijen hebben deze afspraak zelfstandig en zonder inmenging van hun advocaten gemaakt. Nadien is hun afspraak ook niet schriftelijk vastgelegd/bevestigd;
- Door Stichting Twickel is betaling van voormeld overeengekomen bedrag geweigerd om reden dat door eiser niet het hoger beroep is ingetrokken van het meergenoemde vonnis van 11 december 2007. Stichting Twickel is weer “heer en meester” geworden van het ontruimde, inclusief de goederen, zoals die hiervoor zijn aangeduid;
- Eiser bevindt zich door de ontruiming in een moeilijke situatie. Hij is doende zich te oriënteren op een doorstart elders van zijn onderneming en wordt daarnaast geconfronteerd met onkosten van de ontruiming. Ook heeft hij arbeidsrechtelijk afscheid te nemen van personeel.
2. Standpunt eiser
Eiser verzoekt Stichting Twickel te veroordelen tot betaling van het bedrag ad
€ 80.500,= aan eiser te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
25 april 2008, subsidiair vanaf 2 mei 2008 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3. Standpunt Stichting Twickel
Stichting Twickel stelt zich op het standpunt dat eiser onvoldoende heeft gesteld om spoedeisend belang te kunnen aannemen. Voorts stelt Stichting Twickel dat is overeengekomen dat zij € 80.500,= aan eiser zal betalen onder de onlosmakelijke voorwaarde dat eiser alle lopende procedures zal intrekken. Nu eiser de hoger beroep tegen het vonnis van 11 december 2007 niet intrekt, meent Stichting Twickel het overeengekomen bedrag niet te hoeven betalen.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet komen vast te staan dat van de op
8 april 2008 gemaakte mondelinge afspraak deel uit maakt de (opschortende) voorwaarde dat door eiser wordt ingetrokken diens hoger beroep tegen de het vonnis van 11 december 2007 en dat de afspraak (dus) strekt “ter finale kwijting over en weer”. Dit oordeel behoeft de volgende uitleg.
5. Namens Stichting Twickel is hierover ter zitting verklaard dat bij het maken van hun mondelinge afspraak hierover door eiser en [naam rentmeester] inderdaad niet is gesproken. Deze kijk op de zaak onderschrijft de juistheid van de stellingname van eiser dat in het geheel niet is gesproken over deze voorwaarde, noch op 8 april 2008 noch eerder, en dat hier evenmin is gesproken over het aangaan van een afspraak die strekt ter finale kwijting over en weer.
6. Van de zijde van Stichting Twickel is aangevoerd dat [naam rentmeester] er gewoon vanuit is gegaan en mocht gaan dat het hier een ook voor de wederpartij kenbare belangrijke voorwaarde betrof, omdat van meet af aan voor eiser duidelijk moet zijn geweest dat Stichting Twickel de gehele kwestie van partijen definitief wilde afdoen. De voorzieningenrechter begrijpt deze stellingname aldus dat Stichting Twickel aanvoert dat partijen de meer genoemde voorwaarde stilzwijgend zijn overeengekomen.
7. De voorzieningenrechter heeft hiervoor echter geen steun kunnen vinden. De door partijen beoogde afspraken hadden haast, immers betroffen zij deels de omvang van de ontruiming die even daarna werd geëffectueerd. Eiser moest weten wat hij die dag moest achterlaten en wat niet, en daarin voorzag de gemaakte afspraak deels. Dat de voorwaarde niet “hard” is benoemd voor en tijdens die besprekingen, betreft een omstandigheid die rentmeester [naam] moet worden aangerekend. Hij wordt door de voorzieningenrechter ingeschat als een met contracteren (zeer) ervaren contractspartij, op wiens weg het - evident - had gelegen om duidelijk en tijdig voor en/of bij de onderhandelingen aan te voeren dat de te maken afspraak alleen gold als deze ging strekken ter finale kwijting over en weer, en dus na de intrekking van het meergenoemde hoger beroep. Het wil er bij de voorzieningenrechter dan ook niet in dat rentmeester [naam] “vergeten” is de gestelde finale kwijting over en weer duidelijk en onomwonden te benoemen en “mee te nemen” in de onderhandelingen. Daarvoor was het belang van Stichting Twickel ook te groot. Kortom, aannemelijk is geworden dat door partijen deze afspraak is gemaakt met reservering van de rechten en verplichtingen die kunnen voortvloeien uit het door het gerechtshof in Arnhem tussen partijen nog te wijzen arrest.
De slotsom luidt dat het genoemde verweer van Stichting Twickel faalt. Het door eiser gevorderde bedrag strookt met de gemaakte afspraak. Dat is ook door Stichting Twickel erkend. Tegen de gevorderde rente is als zodanig geen verweer gevoerd.
8. Door eiser is voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij betaling van het gevorderde. Het niet alsnog snel verkrijgen van het afgesproken bedrag, brengt hem in een moeilijke positie, waarbij het nagenoeg onmogelijk wordt om nog een “doorstart”” te maken.
Bij wijze van verweer is door Stichting Twickel nog gewezen op het restitutierisico. Daarbij dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter (onder meer) de hardheid van de vordering van eiser te worden afgezet tegen het risico van het niet terug kunnen betalen van dat bedrag.
Over de hardheid van de vordering van eiser is hiervoor al het nodige overwogen. De kans dat dat bedrag moet worden terugbetaald, komt de voorzieningenrechter gering voor, mede omdat in de situatie dat het in hoger beroep mocht komen tot een ongedaanmaking van de ontbinding van de huurovereenkomst, daarmee nog niet zal zijn gegeven dat eiser terug komt in het gehuurde. Het pand is – naar de voorzieningenrechter begrijpt – inmiddels door Stichting Twickel verhuurd aan een derde, zodat in een dergelijke – voor Stichting Twickel onverhoopte – situatie, een financiële afwikkeling tussen partijen zal moeten plaatsvinden, waarbij vanwege het eigene van de afspraak (deels overname van goederen en deels betaling voor inspanningen verricht ten gunste en ter verbetering van het gehuurde) niet valt te duchten dat het (deels) moet komen tot een terugbetaling van het bedrag dat thans wordt gevorderd. Kortom, het valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee met dat restitutierisico.
9. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten zal de voorzieningenrechter afwijzen, nu eiser heeft nagelaten deze kosten te onderbouwen.
10. Stichting Twickel zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
I. Veroordeelt Stichting Twickel tot betaling van en bedrag ad € 80.500,= aan eiser, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2008 tot de dag der algehele voldoening.
II. Veroordeelt Stichting Twickel in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiser begroot op € 1865,44 aan verschotten en € 816,= aan salaris van de procureur.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.