ECLI:NL:RBALM:2008:BD1114

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
260581
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering en aansprakelijkheid bij aanrijding onder invloed van drugs

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Almelo, stond de vordering van Univé Schade N.V. centraal, die gedaagde aansprakelijk stelde voor schade die was ontstaan door een aanrijding. De aanrijding vond plaats op 10 december 2005, waarbij een Daihatsu Cuore, eigendom van gedaagde, schade toebracht aan een geparkeerde auto. Univé vorderde terugbetaling van een schadevergoeding van € 2.935,--, die eerder aan gedaagde was uitgekeerd, op basis van de stelling dat gedaagde ten tijde van de aanrijding onder invloed van drugs verkeerde, wat volgens het Speciaal Reglement Motorrijtuigverzekering (MOR-5) een uitsluitingsgrond voor dekking vormt.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde, ondanks dat hij niet op de hoogte was van het drugsgebruik van de bestuurder van zijn auto, niet kon ontsnappen aan zijn verantwoordelijkheid. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde onvoldoende had gedaan om te verifiëren of de bestuurder in staat was om de auto te besturen. De verklaring van de bestuurder over zijn drugsgebruik, in combinatie met de resultaten van het bloedonderzoek, leidde de rechtbank tot de conclusie dat de bestuurder ten tijde van de aanrijding onder invloed was van drugs, wat de dekking van de verzekering uitsloot.

De rechtbank oordeelde dat Univé recht had op terugvordering van het uitgekeerde bedrag, omdat de schade onverschuldigd was betaald. De vordering van Univé werd toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf 1 juni 2007. De rechtbank wees echter de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 260581 CV EXPL 11062-07
Uitspraak : 6 mei 2008 (s)
Vonnis in de zaak van:
De naamloze vennootschap Univé Schade N.V.
gevestigd te Zwolle
eisende partij, hierna ook wel “Univé” te noemen
gemachtigde: Tijhuis & partners gerechtsdeurwaarders te Almelo
tegen
wonende te Enschede
gedaagde partij, hierna ook wel gedaagde te noemen
gemachtigde: mw. mr. M.E. Kikkert, advocaat te Enschede
1. procedure
Deze blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 14 november 2007
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.
2. feiten
2.1 Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende betwist en/of blijkend uit overgelegde producties het volgende vast.
2.2 Op 10 december 2005 rond 00.27 uur heeft er een botsing plaatsgevonden tussen een Daihatsu Cuore met het kenteken 32-DG-HG en een aan de Lasondersingel te Enschede geparkeerd staande auto. Hierdoor is aan beide voertuigen schade ontstaan.
2.3 De Daihatsu behoorde in eigendom toe aan gedaagde en was all-risk verzekerd bij Univé. De auto werd ten tijde van het ongeval met toestemming van gedaagde bestuurd door ….
2.4 Op het door gedaagde ingevulde en ondertekende gedeelte van het aanrijdingsformulier is achter de vraag: “Was er sprake van drankgebruik of andere middelen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden ?” handgeschreven het woord “nee” vermeld.
2.5 De schade aan de Daihatsu werd vastgesteld op € 2.935,--. Op grond van de door gedaagde bij Univé afgesloten personenautoverzekering heeft Univé voornoemd bedrag op of omstreeks 12 januari 2006 aan gedaagde betaald.
2.6 Op de tussen partijen gesloten verzekering zijn (onder meer) het Algemeen Reglement (ALG-3) van toepassing en het Speciaal Reglement Motorrijtuigverzekering (MOR-5). Artikel 35 van het MOR-5 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Naast de in het Algemeen Reglement genoemde uitsluitingen is (zijn) van de verzekering uitgesloten: (…)
35.7. Alcohol
schade die de bestuurder van het motorrijtuig veroorzaakt terwijl hij ten tijde van de gebeurtenis verkeert onder invloed van alcoholhoudende drank of enig bedwelmend middel, zodanig dat hij niet in staat moet worden geacht een motorrijtuig naar behoren te besturen, dan wel dat hem dit door de wet of overheid is of zou zijn verboden. (…).
De uitsluitingen genoemd onder artikel 35.7 (…) gelden niet voor de verzekeringnemer en degene aan wie hij het motorrijtuig had toevertrouwd, die aantonen dat de daarin bedoelde omstandigheden zich buiten hun weten en tegen hun wil hebben voorgedaan en dat hen ter zake van de omstandigheden in redelijkheid geen verwijt treft.”.
2.7 De politie Twente heeft onderzoek gedaan naar de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden en daarvan proces-verbaal opgemaakt.
2.8 De verbalisanten … en …., hoofdagenten van politie, relateren, voor zover hier van belang, het volgende in een proces-verbaal van aanhouding gesloten en getekend op 10 december 2005: “(…) Op zaterdag 10 december 2005 omstreeks 00.27 uur kregen wij verbalisanten een melding om te gaan naar de Lasondersingel te Enschede. Aldaar zou een aanrijding hebben plaatsgevonden en de bestuurder die de aanrijding had veroorzaakt, had de plaats van het ongeval verlaten. (…) Ter plaatse troffen wij een rode Daihatsu Cuore voorzien van het kenteken 32-DG-HG aan. (…) Ter plaatse gesproken met getuige …. Hij vertelde dat hij gezien had dat de Daihatsu tegen de Subaru was aangereden en dat de bestuurder uit de auto was gestapt. De bestuurder rende vervolgens naar de overkant van de straat en ging de Nicolaas Beetstraat in.(…). De getuige omschreef de bestuurder als een lange man met een zwarte jas aan. Hierop gelijk met meerdere auto’s in de omgeving gezocht naar de bestuurder. Collega … is gelijk naar de woning van de tenaamgestelde van de Daihatsu gereden. (…) Bij de woning sprak collega .. met gedaagde. Hij gaf aan dat hij zijn auto omstreeks 00.15 uur had uitgeleend aan …. Deze was met de auto weggegaan om shag te halen.(…) Door collega … werd telefonisch contact opgenomen met … (…) Collega … kreeg … aan de lijn. … maakt (…) een verwarde indruk. … kon niet aangeven waar hij was. …gaf wel aan dat hij de mogelijke veroorzaker van de aanrijding was. Hij kon zich dit echter niet meer voor de geest halen. Collega … gaf dit door en er werd verder gezocht naar …. (…) Omtreeks 02.00 uur kregen wij van collega … te horen dat hij weer telefonisch gesproken had met ….. Hij had met … afgesproken dat hij op de Edo Bergsmabrug zou wachten op onze komst. Omstreeks 02.05 uur troffen wij op de Edo Bergsmabrug … aan. Wij roken bij … een cannabislucht (…) Hij werd hierop door ons aangehouden (…)”.
2.9 Genoemde hoofdagenten hebben voorts in een proces-verbaal gedateerd en gesloten op 3 maart 2006, gerelateerd dat: “(…) Op zaterdag 10 december 2005 om 02.05 uur, had ik het eerste directe contact met deze bestuurder. (…) Wij (…) namen waar dat verdachte … de geur van cannabis bij zich droeg. Verdachte … maakte op ons(…) een verwarde indruk. Wij (…) namen waar dat verdachte … onsamenhangend sprak. Nadat aan verdachte … was meegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde verdachte… dat hij een joint had gerookt, cocaïne had gebruikt en medicijnen had genomen (…).”.
2.10 …, gehoord als verdachte heeft in het politieverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard: “ (…) Ik gebruik op dit moment Librium om rustig te blijven. Deze heb ik meegekregen van het Johannes Wierhuis. Ik ben ongeveer 10 dagen opgenomen geweest in het Johannes Wierhuis. Ik ben verslaafd aan marihuana. Daarnaast ben ik ook cocaïne gaan gebruiken. (…) De laatste tijd gebruikte ik gemiddeld tussen de halve en hele gram cocaïne per dag. (…) Ik kan u verklaren dat ik op vrijdag 9 december 2005 omstreeks 22.00 uur bij gedaagde was. Ik ken gedaagde van vroeger. Gedaagde had mij opgehaald van het Johannes Wierhuis. Gedaagde heeft daar ook gezeten. Bij gedaagde heb ik een joint gerookt. Ik heb toen geen alcohol gedronken. Voordat gedaagde mij had opgehaald bij het Johannes Wierhuis heb ik cocaïne gebruikt. Ook heb ik toen nog Librium gehad. Op een gegeven moment heb ik de auto van gedaagde geleend. (…) U vraagt mij waar ik een aanrijding heb gehad. Ik weet niet precies waar dat is geweest. Ik weet nog wel dat ik een geparkeerd staande personenauto heb aangereden. (…) Ik ben direct na de aanrijding uit de auto gestapt en weggerend. (…) Ik werd op een gegeven moment gebeld door een politie-agent. Deze agent vertelde mij dat ik mij moest melden (…). Uiteindelijk ben ik nog bij het Johannes Wierhuis geweest en ik heb daar nog een tijdje gezeten. Daar heb ik met gedaagde gesproken en heb ik uiteindelijk besloten om zelf met de politie te bellen. Ik heb toen de agent teruggebeld en ben naar de Burg. Edo Bergsmabrug gelopen. Onderweg heb ik nog een snuifje cocaïne gehad, heb ik nog een joint gerookt en heb enkele tabletten Librium genomen. (…) Ik denk dat (…) de combinatie van medicijn en drugsgebruik de oorzaak zijn geweest dat ik een geparkeerd staande personenauto heb aangereden. (…)”.
2.11 Van … zijn door de GGD-arts P.P.S. Tiehatten op 10 december 2005 om 03.15 uur bloedmonsters afgenomen die door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn onderzocht enerzijds op de aanwezigheid van alcohol en daarnaast op andere stoffen dan alcohol, die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, met name drugs. Uit het eerste onderzoeksrapport van 15 december 2005 van het NFI blijkt dat in de van …afgenomen bloedmonsters 0,00 milligram alcohol per milliliter bloed is aangetroffen.
2.12 Het tweede onderzoeksrapport van het NFI d.d. 30 maart 2006 is door Univé bij repliek in het geding gebracht. Daaraan kan worden ontleend dat in de van … afgenomen bloedmonsters sporen zijn aangetroffen van stoffen die duiden op het gebruik van cocaïne, MDMA en cannabis. Er is onder meer een THC-COOH concentratie aangetroffen van 0,062 milligram per liter. De onderzoeker relateert dat een concentratie THC-COOH van 0,010 tot 0,020 milligram per liter bloed wijst op het gebruik van één joint. Bij regelmatig gebruik of gebruik van grotere hoeveelheden cannabis is de concentratie THC-COOH hoger. Effecten van cannabisgebruik zijn volgens de onderzoeker euforie, algemeen welbehagen, vrolijkheid, gestegen bewustzijn, moeheid, desinteresse, visuele stoornissen, veranderde kleurwaarneming en muziekbeleving, dromerigheid. Over het gebruik van cannabis in het verkeer merkt de onderzoeker op dat het kan leiden tot slingerend rijden, het niet verlenen van voorrang, te snel rijden, opvallend langzaam rijden en het niet adequaat reageren op verkeerstekens en andere weggebruikers. Ook wordt het reactievermogen beïnvloed. De invloed van cannabis op de rijvaardigheid kan ook aanwezig zijn wanneer er geen uiterlijke kenmerken van gebruik waarneembaar zijn. Op grond van de aangetroffen concentraties stoffen concludeert de onderzoeker “dat er een zodanig negatief effect op de rijvaardigheid te verwachten is dat de verdachte ten tijde van de bloedafname niet meer tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht”.
3. geschil
de vordering
3.1 Univé vordert dat gedaagde wordt veroordeeld tot (terug)betaling aan haar van het uitgekeerde schadebedrag ad € 2.935,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2007 en te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten ad € 535,50 (inclusief BTW).
3.2 Univé baseert haar vordering op de vaststaande feiten en zakelijk weergegeven de navolgende stellingen. Anders dan op het aanrijdingsformulier stond vermeld is volgens Univé in een later stadium gebleken dat … ten tijde van de aanrijding onder invloed verkeerde van verdovende middelen. Zij verwijst daartoe naar de overgelegde processen-verbaal van politie waaruit kan blijken dat … na 22.00 uur bij gedaagde een joint heeft gerookt en dat uit onderzoek van het NFI is gebleken dat hij ten tijde van de bloedafname niet in staat was tot behoorlijk besturen van een auto. Gelet op de aangetroffen hoge concentratie THC-COOH kan het niet anders dan dat … reeds voorafgaand aan het ongeval drugs heeft gebruikt, die de rijvaardigheid hebben beïnvloed. Op grond van het bepaalde in artikel 35 van het Speciaal Reglement MOR-5 is de schade daardoor uitgesloten van verzekering en is het uitgekeerde schadebedrag onverschuldigd betaald, zodat Univé op grond van het bepaalde in artikel 6:203 BW tot terugvordering van het door haar betaalde gerechtigd is.
het verweer
3.3 Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert daartoe, samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende aan. Uit de door Univé overgelegde gegevens blijkt niet dat gedaagde op de hoogte was van drank- of drugsgebruik door … voorafgaand aan het ongeval. Anders dan Univé heeft gesteld blijkt nergens uit dat gedaagde aanwezig was bij het gebruik van een joint door …. Uit de onderzoeksresultaten van het NFI kan voorts niet worden afgeleid dat … ten tijde van het ongeval zodanig onder invloed van drugs was dat dit de rijvaardigheid beïnvloedde. Het NFI-onderzoek is immers gebaseerd op bloedmonsters genomen om 03.15 uur, derhalve ruimschoots na het ongevalstijdstip, terwijl …heeft verklaard dat hij in de periode vanaf het ongeval tot zijn aanhouding door de politie cocaïne, librium en cannabis heeft gebruikt. De in de bloedmonsters aangetroffen hoeveelheid drugs kan derhalve ook veroorzaakt zijn door druggebruik in de periode kort na het ongeval.
3.4 Gedaagde merkt ook nog op dat uit het klinisch onderzoek door de GGD-arts Tiehatten blijkt dat de gang van … zeker was, zijn gedrag beheerst, dat hij rechtop kon blijven staan met zijn armen gestrekt voor zich, zowel met de ogen open als gesloten. Er waren op dat moment kortom geen zichtbare tekenen die wezen op drugsgebruik. Gedaagde heeft op geen enkel moment kunnen constateren dat …onder invloed van drugs was. Bovendien was … opgenomen in het Johannes Wierhuis, een instelling voor verslavingszorg, waar een voorwaarde voor verblijf is dat men vrij is van drugs. Hij mocht er derhalve vanuit gaan dat … geen drugs gebruikt had. In ieder geval hoefde hij er, toen hij de auto uitleende, geen rekening mee te houden dat dit wel het geval was. Hij betwist dat hij het aanrijdingsformulier onjuist heeft ingevuld. Ook betwist hij dat de door Univé aangehaalde uitsluitingsgrond van toepassing is. Van onverschuldigde betaling is in de visie van gedaagde dan ook geen sprake.
3.5 Gedaagde betwist daarnaast ook afzonderlijk de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten stellende dat geen voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komende werkzaamheden zijn verricht. Voor zover al incassowerkzaamheden zijn verricht dan zijn die zodanig van aard en omvang dat de gevorderde vergoeding disproportioneel is.
4. beoordeling
4.1 De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de verklaring van … in combinatie met de resultaten van het bloedonderzoek als vaststaand heeft te gelden dat … ten tijde van het ongeval drugs had gebruikt. De exacte hoeveelheden ten tijde van het ongeval zijn op basis van de beschikbare gegevens achteraf niet meer vast te stellen. De bloedmonsters zijn afgenomen ruim anderhalf uur na het ongeval, terwijl … heeft verklaard na het ongeval nog drugs te hebben gebruikt, waarbij hij niet exact heeft aangegeven welke drugs hij in welke hoeveelheden heeft gebruikt. Enkel op basis van het NFI-rapport kan dan ook niet gezegd worden dat … ten tijde van het ongeval zodanig onder invloed was van drugs dat hij niet tot behoorlijk besturen van een motorrijtuig in staat was. In zoverre heeft gedaagde het gelijk aan zijn zijde.
4.2 Feit is echter evenzeer dat … zonder aanwijsbare (andere) oorzaak tegen een geparkeerde auto is aangereden. Geparkeerde auto’s plegen nu eenmaal, net als bomen en lantarenpalen, niet plotsklaps de weg over te steken en daardoor een bekwaam en kundig bestuurder zodanig te verrassen dat een aanrijding buiten diens schuld of toedoen onvermijdelijk blijkt. Op grond van de verklaring van … omtrent zijn druggebruik, de bevindingen van het NFI én het feit dat het ongeval heeft plaatsgevonden, zonder dat voor het ontstaan daarvan … een redelijke verklaring heeft kunnen geven, neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat … ten tijde van het ongeval onder een zodanige invloed verkeerde van een bedwelmend middel dat hij niet in staat was de auto van gedaagde naar behoren te besturen. Daaraan kunnen de bevindingen van de GGD-arts bij de bloedafname om 03.15 uur niet afdoen, nu uit het NFI-rapport ook blijkt dat cannabis de rijvaardigheid negatief kan beïnvloeden zonder dat er uiterlijke kenmerken waarneembaar zijn. Bovendien kan de (gemoeds)toestand van … ten tijde van de bloedafname totaal anders zijn dan ten tijde van het ongeval.
4.3 Tegen deze vaststelling van de kantonrechter staat uiteraard tegenbewijs open. Gedaagde heeft dienaangaande evenwel niets gesteld en te bewijzen aangeboden. Daarmee staat in deze procedure tussen partijen vast dat de uitsluitingsgrond van artikel 35 van het Speciaal Reglement de MOR-5 is vervuld.
4.4 Het slot van dit artikel 35 bepaalt nog dat de uitsluitingsgronden niet gelden voor de verzekeringnemer en degene aan wie hij het motorvoertuig had toevertrouwd, die aantonen, dat de daarin bedoelde omstandigheden zich buiten hun weten en tegen hun wil hebben voorgedaan en dat hen ter zake van de omstandigheden in redelijkheid geen verwijt treft.
4.5 Gedaagde heeft aangevoerd dat hij onbekend was met het druggebruik van … en dat hij ook niet kon bevroeden dat … wel eens onder invloed van drugs zou kunnen zijn. Voor zover deze stellingen opgevat moeten worden als een beroep op deze uitzonderingsbepaling moet worden geoordeeld dat deze niet kunnen slagen. Uit de formulering van deze uitzonderingsbepaling volgt dat de verzekeringnemer en degene aan wie hij de auto heeft toevertrouwd zich moeten kunnen disculperen, in die zin dat hen voor het bestaan van de grond voor uitsluiting van de verzekering in redelijkheid geen verwijt treft. Dat nu kan van … bezwaarlijk worden gezegd. Hij heeft voorafgaand aan het ongeval willens en wetens drugs gebruikt, had kunnen weten dat daardoor de rijvaardigheid negatief wordt beïnvloed, althans heeft het risco daarvan op de koop toegenomen en is desondanks in de auto van gedaagde gestapt en er met diens toestemming mee gaan rijden.
4.6 Ook gedaagde kan zich niet verontschuldigen met de enkele stelling dat hij niet op de hoogte was en evenmin op de hoogte kon zijn van het druggebruik door …. Van iemand die zijn auto uitleent mag immers worden verwacht dat hij zich er terdege van vergewist dat degene aan wie hij de auto uitleent tot besturen van die auto bevoegd en in staat is. Doet de uitlener dat niet of onvoldoende dan dient het risico dat die persoon tot het besturen van het voertuig onbevoegd of onbekwaam was naar verkeersopvattingen voor rekening van de uitlener te blijven. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde, voorafgaand aan het uitlenen van zijn auto aan …, zich op enigerlei wijze ervan heeft vergewist dat … tot het behoorlijk besturen van de auto in staat was. Daartoe bestond temeer aanleiding nu …, naar gedaagde bekend was, kampte met een drugsprobleem van een zodanige aard en omvang dat dit reden was voor opname in een instelling voor verslavingszorg. Om die reden kan niet gezegd worden dat hem in redelijkheid geen verwijt treft en kan ook gedaagde zich niet beroepen op de uitzonderingsbepaling van voornoemd artikel 35.
4.7 Uit het vorenstaande volgt dat Univé zich met recht beroept op het bepaalde in artikel 35 van het Speciaal Reglement MOR-5, dat de schade aan de auto van gedaagde niet door de tussen partijen gesloten verzekering gedekt was en dat de schade-uitkering derhalve zonder rechtsgrond is geschied en als onverschuldigd betaald kan worden teruggevorderd. De vordering van Univé is dan ook in hoofdsom toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2007 is toewijsbaar nu de verschuldigdheid ervan niet wordt betwist.
4.8 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten acht de kantonrechter evenwel niet toewijsbaar. De werkzaamheden zijn, zo blijkt uit de in het geding gebrachte stukken, beperkt gebleven tot enkele herhaalde aanmaningen van een zodanige aard en omvang dat een afzonderlijke vergoeding hiervoor niet op zijn plaats is. Ook de administratieve handelingen die worden genoemd rechtvaardigen geen afzonderlijke vergoeding voor invorderingskosten, nu deze werkzaamheden ook aangemerkt kunnen worden als te kunnen dienen ter voorbereiding van de procedure waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden.
4.9 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. beslissing
5.1 Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Univé te voldoen een bedrag van € 2.935,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2007 tot aan de dag van algehele voldoening.
5.2 Veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Univé begroot op € 286,59 wegens verschotten en € 350,-- wegens het salaris van de gemachtigde.
5.3 Verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.4 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. M. Melaard, kantonrechter, en op 6 mei 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.