2.1 In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet-betwiste producties thans al het navolgende vast.
2.2 X drijft een autobedrijf op het adres Weg 27 te Hengelo (Ov.). Bij dit bedrijf behoren drie ondergrondse tanks. Het bedrijf is een tankstation waarop het Besluit tankstations milieubeheer van toepassing is. Volgens onderdeel 5.4.8 van bijlage I van deze algemene maatregel van bestuur geldt de volgende regel:
“ Een tank moet ten hoogste 15 jaar nadat deze is geïnstalleerd worden vervangen, tenzij de tank wordt goedgekeurd volgens KC 106/02 door een onafhankelijke inspectie-instelling. Indien de tank niet wordt vervangen moet voornoemde beoordeling na ten hoogste 15 jaar worden herhaald.”
De drie tanks van het bedrijf van X zijn geplaatst op 11 april 1986.
2.3 De drie tanks worden door een onafhankelijke inspectie-instelling gekeurd op 22 februari 2006. Als gevolg daarvan wordt één van de tanks buiten gebruik gesteld. Voor de andere twee tanks noemt de inspectie-instelling verbeteringen.
2.4 Bij besluit van 23 maart 2006 leggen burgemeester en wethouders van de gemeente aan X een last onder dwangsom op. Verwijzend naar onder andere een eerdere, dan al ingetrokken last van 8 november 2005 en citerend de hiervoor genoemde bepaling 5.4.8, overwegen burgemeester en wethouders onder andere nog het volgende:
“ Inmiddels hebben wij moeten ervaren dat per [7 februari 2006] nog steeds niet aan de last tot het vervangen dan wel het ná inspectie doen goedkeuren van de 3 ondergrondse tanks is voldaan. Wel hebben wij informeel vernomen dat recentelijk de 3 tanks (ná voorafgaande reiniging door het KIWA-gecertificeerd bedrijf Wenau Transport & Cleaning) door Mokobouw zijn afgekeurd, al dan niet vanwege loslatende coating of defect leidingwerk, en dat er in ieder geval al 1 tank definitief buiten gebruik is gesteld. (…)
Wij gaan er van uit dat de vervanging als bedoeld in het door u overtreden voorschrift 5.4.8 mede kan bestaan uit het niet feitelijk vervangen van de tanks maar uit het met toepassing van de hiervoor bedoelde voorschriften 10.1.1 t/m 10.4.3 verwijderen dan wel onklaar maken van de 3 tanks.
Nu wij er van uitgaan dat goedkeuring van de 3 tanks kennelijk niet meer aan de orde is, dienen deze tanks dus alsnog te worden vervangen c.q. verwijderd dan wel onklaar gemaakt (…) Wij stellen u daarom bij dit, op de voet van artikel 20.5 van de Wet milieubeheer terstond in werking te treden besluit nog tot vrijdag 16 april 2006, 16.00 uur, in de gelegenheid alsnog aan de last tot naleving van voorschrift 5.4.8 te voldoen. De termijn tot 16 april 2006 dient u te beschouwen als begunstigingstermijn als bedoeld in artikel 5:32, 5e lid van de Algemene wet bestuursrecht. Bij gebreke van adequate voldoening aan de last verbeurt u bij wijze van dwangsom voor elke week dat hieraan niet voldaan wordt ten laste van deze gemeente een bedrag van € 2.000,- , één en ander tot een maximum van € 20.000,-…”
(productie 6 bij dagvaarding).
2.5 De hiervoor genoemde last onder dwangsom van 8 november 2005 luidt onder andere:
“ Gelet op vorenstaande overwegingen hebben wij besloten om u (…) te gelasten om vóór 1 februari 2006 overeenkomstig voorschrift 5.4.8 van bijlage I van het Besluit tankstations milieubeheer de drie ondergrondse brandstoftanks die volgens het installatiecertificaat zijn geplaatst op 11 april 1986 te laten vervangen, tenzij uit een keuring conform KC 106/02 door een onafhankelijke inspectie-instelling blijkt dat de tanks zijn goedgekeurd.”
(productie 3 bij dagvaarding).
2.6 Op 11 april 2006 reageert X met een brief op de opgelegde last onder dwangsom van 23 maart 2006.
2.7 Op 15 mei 2006 wordt een aanvang gemaakt met verwijdering van de buiten gebruik gestelde tank en het uitvoeren van de verbeteringen aan de andere twee tanks. Deze sanering is op 19 mei 2006 gereed.
2.8 Vervolgens trekken burgemeester en wethouders de last onder dwangsom van 23 maart 2006 in. In het betreffende besluit van 30 mei 2006 overwegen zij daartoe onder andere:
“ …kunnen wij u hierbij bevestigen begrepen te hebben van het door u ingeschakelde bedrijf (…) dat de sanering van één van uw drie ondergrondse brandstoftanks op 19 mei j.l. is voltooid. Tevens zijn de beide andere tanks hersteld en alsnog goedgekeurd conform KC 106/02. Ervan uitgaande dat dit juist is, mag worden aangenomen dat door u inmiddels in voldoende mate wordt voldaan aan het gestelde in voorschrift 5.4.8 in Bijlage I van het Besluit tankstations milieubeheer. Daarmee is er géén reden de eerder bij besluit van 23 maart 2006 aan u opgelegde last onder dwangsom nog langer te handhaven. Wij gaan bij deze dan ook tot intrekking hiervan over.
(…)
Nu er vanaf de datum waarop uiterlijk aan de last had moeten worden voldaan vier volle weken zijn verstreken zonder dat hieraan is voldaan, bent u vier maal een dwangsom, ofwel 4 x € 2.000,- = € 8.000,-, ten laste van deze gemeente verschuldigd geworden.”
(productie 10 bij dagvaarding).
2.9 Burgemeester en wethouders vaardigen op 7 mei 2007 een dwangbevel uit. Dit dwangbevel luidt onder andere:
“ dat door ons is vastgesteld, dat de overtreding van voorschrift 5.4.8 vanaf het verstrijken van de in het besluit genoemde begunstigingstermijn gedurende vier weken heeft voortgeduurd, hetgeen betekent dat de heer H.M. X vier dwangsommen van € 2.000,- (tweeduizend euro) zijnde groot € 8.000,- (achtduizend euro) heeft verbeurt.
(…)
VAARDIGT TEGEN DE HEER H.M. X (…) DIT DWANGBEVEL UIT:
a. voor de somma van € 8.000,- (ACHTDUIZEND EURO);
b. voor de kosten van het exploot van betekening en bevel, alsmede de verdere executiekosten;”
(productie 11 bij dagvaarding).
Dit dwangbevel is op 30 mei 2007 betekend bij X door het achter te laten in een gesloten envelop op zijn woonadres.