ECLI:NL:RBALM:2007:BB8596
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad door bestuurders van een rechtspersoon met betrekking tot betaling aan werknemer
In deze zaak heeft eiser Z, wonende te Enschede, een vordering ingesteld tegen gedaagden X en Y, beiden bestuurders van de rechtspersoon FBT, wegens onrechtmatige daad. De vordering betreft een bedrag van € 61.500,--, dat Z als vergoeding heeft ontvangen na ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met CSU Security BV, waarvan de activiteiten zijn overgenomen door FBT. De rechtbank heeft op 10 januari 2007 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat X en Y als feitelijk leidinggevenden van FBT verantwoordelijk zijn voor het beleid van de vennootschap en dat zij mogelijk onrechtmatig hebben gehandeld door activa uit FBT te onttrekken om te voorkomen dat de schuld aan Z werd voldaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Z op 19 september 2006 een dagvaarding heeft uitgebracht, waarop X en Y op 20 december 2006 hebben gereageerd met een conclusie van antwoord. De rechtbank heeft vervolgens artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toegepast om te beoordelen of de zaak geschikt is voor een comparitie van partijen. Tijdens deze comparitie zal de rechtbank onder andere onderzoeken in hoeverre FBT over middelen beschikte om de schuld aan Z te betalen en of deze middelen door handelen van X en Y aan FBT zijn onttrokken.
De rechtbank heeft partijen bevolen om op een nader te bepalen dag te verschijnen in het gerechtsgebouw te Almelo en heeft hen opgedragen om relevante stukken uiterlijk 14 dagen voor de comparitiedatum in fotokopie aan de advocaat van de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te sturen. De zaak is verwezen naar de civiele rol voor dagbepaling van de comparitie, waarbij de rechtbank iedere verdere beslissing aanhoudt tot na de comparitie.