6.1 X heeft nog tegen de vordering ingebracht dat Rabobank wist of had moeten weten dat de taxatie van X niet de waarde althans niet de juiste waarde van het erfpachtrecht weergaf. Daarmee bestrijdt X het causale verband tussen zijn fout en de door Rabobank geleden schade.
6.2 Naar het oordeel van de rechtbank was er voor Rabobank reden te twijfelen aan de juistheid van het taxatierapport van X. Ter comparitie is gebleken dat ten tijde van het verstrekken van de eerste of de tweede lening in 1997 respectievelijk 1999 de waarde van het erfpachtrecht was getaxeerd op € 363.024,17 (ƒ 800.000,--). Dit bedrag is min of meer gelijk aan de prijs die Z in 1997 voor het erfpachtrecht heeft betaald, namelijk € 351.679,66 (ƒ 775.000,--). Uitgaande van de juistheid van de taxatie van X, zou dit betekenen dat de waarde van het erfpachtrecht tussen 1997 en 2000 met 175% zou zijn gestegen. Zelfs met de stijging van de prijzen van onroerend goed in deze periode én een uitgevoerde verbetering van de onroerende zaak, zou dit een buitensporige verhoging van de waarde zijn. De rechtbank overweegt in dit verband dat de waarde van de verbetering kan worden geschat op het bedrag van de tweede lening van Rabobank aan Z, te weten slechts € 68.067,03 (ƒ 150.000,--). Daarbij moet bovendien betwijfeld worden of de gehele kosten van deze verbouwing aan de waarde van een onroerende zaak in erfpacht zou kunnen worden toegevoegd.
6.3 De twijfel aan de door X getaxeerde waarde had voor Rabobank aanleiding kunnen zijn nader onderzoek te doen naar de waarde van het erfpachtrecht. Naar het oordeel van de rechtbank dient Rabobank zich een zelfstandige oordeel te vormen over de zekerheden die staan tegenover de door haar verstrekte leningen. Uitgangspunt moet zijn dat een nader onderzoek van Rabobank de juiste waarde van het erfpachtrecht aan het licht zou hebben gebracht.
6.4 Dit neemt echter de fout van X niet weg. Feit blijft dat hij een taxatierapport in omloop heeft gebracht dat een geheel onjuist beeld schept van de waarde van het erfpachtrecht. Rabobank mocht in beginsel uitgaan van de juistheid van dat rapport. In de gegeven omstandigheden bestond er voor Rabobank wel enige, maar geen evidente, reden nader onderzoek te doen. Ten eerste is het niet de taak van Rabobank steeds bedacht te zijn op fouten van anderen en deze te corrigeren. Ten tweede bestond er voor Rabobank wel enige, zij het geen afdoende, rechtvaardiging voor de gesignaleerde prijsstijging.
6.5 Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank de fout van X wel degelijk heeft geleid tot schade van Rabobank als hiervoor beschreven. Wel overweegt de rechtbank dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan Rabobank kan worden toegerekend, zodat de vergoedingsplicht van X wordt verminderd door de schade over beide partijen te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek). Zoals hiervoor beschreven dient de fout van X zwaarder te wegen dan de onderzoeksplicht van Rabobank, zodat naar het oordeel van de rechtbank X 75% van de geleden schade dient te dragen.
6.6 Voor zover X heeft willen stellen dat het verwijt dat Rabobank kan worden gemaakt groter is dan hier is vastgesteld, is deze stelling onvoldoende onderbouwd. X heeft vragen gesteld over de taxaties die ten grondslag hebben gelegen aan de eerste twee aan Z verstrekte leningen. Deze vragen hebben echter niet geleid tot concrete stellingen. Gelet op de ontkenning van Rabobank is er geen reden om aan te nemen dat zij deze taxatierapporten nog bezit. De rechtbank kan X niet volgen in hetgeen hij wil lezen in de brief van de advocaat van Rabobank van 14 mei 2007, namelijk dat Rabobank zich kennelijk wel een oordeel heeft kunnen vormen over deze taxatierapporten omdat zij spreekt over mogelijke aansprakelijkheid van X voor deze twee rapporten. Deze passage neemt immers juist als uitgangspunt dat de rapporten niet konden worden gevonden. Bij het ontbreken van voldoende onderbouwde stellingen van X is er geen reden hem bewijs op te dragen. De rechtbank passeert daarom zijn bewijsaanbod.